Uitspraak
10/1179 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2010, 08/4700 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 31 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.G. Wattilete, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 3 augustus 2011, waar partijen, appellant met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Op 6 juni 2008 heeft appellant een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor het betalen van de huur van zijn woning en de energiekosten gedurende zijn periode van detentie.
1.2. Bij besluit van 14 augustus 2008 heeft het College deze aanvraag afgewezen op de grond dat uit onderzoek is gebleken dat de huur en de energiekosten maandelijks worden voldaan.
1.3. Bij besluit van 15 oktober 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 14 augustus 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
15 oktober 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan de omstandigheid dat derden gedurende zijn detentie de huur en de energiekosten hebben betaald, zodat hij deze derden moet terugbetalen. Appellant stelt zich op het standpunt dat indien die derden de vaste lasten niet hadden betaald, de gehuurde woning zou zijn ontruimd met alle gevolgen van dien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, geen recht heeft op bijstand.
4.2. Artikel 16, eerste lid, van de WWB bepaalt dat het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, in afwijking van deze paragraaf, bijstand kan verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Blijkens de memorie van toelichting dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen.
4.3. Hetgeen appellant heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat hier sprake is van een acute noodsituatie. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen.
4.5. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient daarom te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2011.
(get.) E.J.M. Heijs.
(get.) J. van Dam.
HD