Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Belanghebbende heeft haar gemachtigde opdracht gegeven aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 te verzorgen en in te dienen bij de inspecteur. De gemachtigde heeft op 14 maart 2005 de aangifte ingediend. De aanslag is opgelegd met dagtekening 13 oktober 2007. In geschil is of dit tijdig is. Meer in het bijzonder is in geschil of aan belanghebbendes gemachtigde kenbaar uitstel is verleend voor het indienen van de aangifte en zo ja, of het uitstel kenbaar verleend is tot 1 april 2005 of tot 1 maart 2005. Niet in geschil is dat belanghebbendes gemachtigde uitstel heeft gevraagd overeenkomstig de Becon-regeling. Het hof acht op basis van de stukken van het geding aannemelijk dat het gevraagde uitstel is verleend en kenbaar gemaakt aan de gemachtigde. Bij het Becon-overleg, een periodiek overleg tussen de belastingdienst en diverse beroepsorganisaties van belastingconsulenten, is de verruiming van de uitstelregeling voor de aangiften 2003 tot 1 april 2005 aan de orde geweest. Het hof acht aannemelijk dat de beroepsorganisatie haar leden, waaronder belanghebbendes gemachtigde, op de hoogte heeft gebracht van die verruiming, nu de Becon-regeling van zo groot belang is voor de bedrijfsvoering van de bij de Becon aangesloten kantoren. Het hof komt tot de conclusie dat aan belanghebbendes gemachtigde kenbaar uitstel was verleend tot 1 april 2005. De aanslag is dan binnen de geldende aanslagtermijn opgelegd.

(Hoger beroep ongegrond.)

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector Belastingrecht

Tweede meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 10/00148

Uitspraak op het hoger beroep van

X B.V., gevestigd te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 20 januari 2010, nummer AWB 08/1368, in het geding tussen

belanghebbende

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Limburg, van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 13 oktober 2007 en onder aanslagnummer 0000.00.000.V.360112 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd ten bedrage van € 662.244.

Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur van 4 februari 2008 gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 288.

Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze laatste uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 447.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 2 december 2010 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.6. Belanghebbende heeft vóór deze zitting op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht een schriftuur gedagtekend 22 november 2010 (met bijlagen) op diezelfde datum per faxbericht aan het Hof doen toekomen. Deze stukken zijn op 23 november 2010 in afschrift aan de Inspecteur verstrekt en behoren tot de stukken van het geding.

1.7. De Inspecteur heeft te dezer zitting een door hem als "reactie op nader stuk" aangeduide pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.

1.8. Het Hof heeft in deze zaak op 16 december 2010 mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 30 december 2010 aan partijen verzonden.

1.9. Belanghebbende heeft tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De griffier van de Hoge Raad heeft bij schrijven van 11 februari 2011 verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

2. Feiten

2.1. De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

2.1 Belanghebbende heeft de gemachtigde opdracht gegeven de aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 te verzorgen en in te dienen bij de inspecteur. Behoudens uitstel diende de aangifte voor 1 juni 2004 bij de inspecteur te worden ingeleverd. Het kantoor van de gemachtigde is aangesloten bij Samenwerkende Register-accountants en accountants-administratieconsulenten, een beroepsorganisatie van belastingadviseurs (hierna: SRA).

2.2 De gemachtigde heeft op 29 maart 2004 een diskette met een "geleideformulier CVUUITST - 2003" ingezonden aan de Belastingdienst/Centrale invoer Heerlen, vestiging Almelo, Antwoordnummer 12000, 7600 XB Almelo met de naam, het adres en het BECON-nummer van het kantoor van de gemachtigde, de naam van de contactpersoon ( mr. A) met een telefoonnummer, de naam van het gebruikte softwarepakket en de mededeling dat de diskette 101 aanvragen om uitstel bevat. Een van die aanvragen betreft de onderwerpelijke aangifte. Deze uitsteldiskette is blijkens een stempelafdruk op het geleideformulier op 31 maart 2004 door de Belastingdienst/Oost, team CVU (hierna ook: CVU) ontvangen.

2.3 Als bijlage bij de door belanghebbende in deze zaak ingediende conclusie van repliek behoort tot de gedingstukken een kopie van de in januari 2004 door de Belastingdienst uitgegeven brochure "Voor belastingconsulenten: uitstel en schatting". In deze brochure is uitgelegd wat de Uitstelregeling 2004 inhoudt, hoe een belastingadviseur daarvan gebruik kan maken en hoe deze door de Belastingdienst wordt toegepast. Hieruit blijkt - voor zover thans van belang - het volgende (tussen haakjes is de bladzijde van de brochure vermeld waaraan de informatie is ontleend).

(blz. 7) De Uitstelregeling 2004 geldt voor aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting voor het belastingjaar 2003.

(blz. 8/9) De aangiften kunnen gespreid worden ingeleverd. Daartoe kan een elektronisch verzoek om uitstel via een bestand op diskette voor 1 april 2004 worden ingeleverd.

(blz. 10/11) Uiterlijk begin mei 2004 zendt de CVU de belastingconsulent een inleverschema waaruit blijkt hoeveel aangiften per inleverperiode moeten worden ingeleverd en een lijst met alle sofinummers waarvoor uitstel is verleend. Voor deze aangiften geldt een uitstelperiode die loopt tot 1 maart 2005. Het inleverschema is gebaseerd op de volgende percentages:

Tot en met Cumulatief percentage Aangiften

April / mei 10% IB vanaf 1 april

Juni 20% Vpb vanaf 1 juni

Juli / augustus 30% Schattingsformulieren

September 40%

Oktober 50%

November 62,5%

December 75%

Januari 87,5%

Februari 100%

Maart (5%) Onder voorwaarden resterende 5%

2.4 Met betrekking tot de laatstvermelde periode van het inleverschema is in de brochure het volgende vermeld (blz. 11 en 12, onderscheidenlijk 13):

"Let op! Alleen als u per 1 maart ten minste 95% van het totaal van de aangiften heeft ingeleverd, kunt u onder voorwaarden gebruik maken van het extra uitstel tot 1 april. U krijgt één maand extra uitstel om het resterende percentage van 5% van de aangiften in te leveren. (...)"

en

"Als het u niet lukt alle aangiften vóór de gestelde datum in te leveren, mag u onder voorwaarden de maand maart gebruiken voor het restant van maximaal 5%. U hoeft hiervoor geen apart verzoek in te dienen. U mag de aangiften dan tot 1 april 2005 inleveren. U mag dit extra uitstel alleen gebruiken:

- als u op 1 maart 2005 ten minste 95% van het totaal van de aangiften heeft ingeleverd waarvoor u gewoon uitstel heeft gekregen;

- als er bij u in de lopende uitstelperiode geen aangiften zijn aangewezen;

- als u geen bijzonder of incidenteel uitstel heeft aangevraagd.

Bent u niet in staat de aangifte(n) vóór 1 april 2005 in te leveren, neem dan direct contact op met de Belastingdienst/ Oost, team CVU."

2.5 De Uitstelregeling 2004 is eenzijdig door de Belastingdienst vastgesteld. De inhoud ervan is onderwerp van bespreking geweest in een periodiek overleg tussen de Belastingdienst en de beroepsorganisaties van belastingconsulenten, het zogenoemde BECON-overleg. SRA is in het BECON-overleg vertegenwoordigd. Op 19 maart 2004 en op 3 juni 2004 hebben vergaderingen van het BECON-overleg plaatsgevonden. De inspecteur heeft daarvan verslagen bij zijn conclusie van dupliek overgelegd.

2.5.1 In het verslag van het overleg van 19 maart 2004 is vermeld:

"Wijziging uitstelregeling

Het geactualiseerde overzicht van de wijzigingen in de uitstelregeling wordt gescheiden verzonden aan de beconorganisaties. De voornaamste wijzigingen van de regeling gaan al in het lopende jaar in (aangiften 2003), maar konden niet meer in de brochure worden verwerkt."

2.5.2 In het gescheiden van het verslag van het overleg van 19 maart 2004 aan de deelnemers verzonden overzicht van de voorgenomen wijzigingen is - voor zover thans van belang - het volgende vermeld:

Onderwerp

Aangiftejaar Communicatie Opmerkingen

Percentages van het inleverschema (gelijkmatiger) wijzigen 2003 Vanaf belastingjaar 2003 zal worden bewaakt overeenkomstig het nieuwe inleverschema. Ook in brochure 2004 staat het 'oude' schema. De bewaking zal plaats¬vinden overeenkomstig het schema, echter de becon krijgt het 'oude' schema toegezonden, alsmede zullen overige uitingen gebaseerd zijn op het 'oude' systeem.

Uiterste inleverdatum volgens inlever¬schema wijzigen van 1 maart naar 1 april 2003 Vanaf belastingjaar 2003 zal worden bewaakt overeenkomstig het nieuwe inleverschema. Zie bovenstaande opmerkingen.

2.5.3 In het verslag van het overleg van 3 juni 2004 is vermeld:

"Uitstelregeling

(...)

Over de wijziging van de uitstelregeling meldt dhr. B [Belastingdienst/CVU Almelo, rechtbank] dat alle beoogde wijzigingen zijn doorgevoerd.

De inleverschema's voor de aangiften 2003 zijn inmiddels verzonden (10 inleverperiodes), indien deze door sommige becons niet mochten zijn ontvangen, kan de CVU worden gebeld. (...)"

2.6 Het onderwerpelijke aangiftebiljet is op 11 maart 2005 namens belanghebbende ondertekend door C. Het is op 14 maart 2005 door de inspecteur ontvangen. Op het voorblad van de aangifte is vermeld dat het ingeleverd moet zijn vóór 1 maart 2005. Deze datum is door de gemachtigde ingevuld.

2.7 De gemachtigde heeft de inspecteur hangende het bezwaar verzocht om een motivering waaruit blijkt dat de aanslag binnen de aanslagtermijn is opgelegd. Hierop heeft de inspecteur hem op 3 december 2007 een schermafdruk gezonden waaruit de, in het computersysteem van de CVU omtrent het uitstel opgeslagen gegevens, blijken. Voorts heeft de CVU bij brief van 29 januari 2008 aan gemachtigde een lijst met gegevens omtrent het verleende uitstel voor het indienen van aangiften voor het jaar 2003 gezonden. Hierin is vermeld dat in alle niet geweigerde gevallen, waaronder de aangifte van belanghebbende, zodanig uitstel is verleend tot 1 april 2005.

2.2. In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding de volgende feiten en omstandigheden vast:

2.2.1. Tot de stukken van het geding behoort als bijlage 11 bij het verweerschrift in eerste aanleg een kopie van het in overweging 2.2 door de Rechtbank genoemde geleide-formulier en een afdruk van de op de diskette voorkomende gegevens. Het verzoek om uitstel wordt gevraagd overeenkomstig de Becon-regeling.

2.2.2. Tot de stukken van het geding behoort als bijlage 13 bij het verweerschrift in eerste aanleg een kopie van een

e-mail bericht van 30 mei 2008 van de Belastingdienst Oost, kantoor Almelo, aan de Inspecteur. In dit e-mail bericht is een schermprint opgenomen, waaruit blijkt dat op 30 september 2004 aan de gemachtigde (D te E) de bevestiging is verzonden dat voor de aangiften van de cliënten van de gemachtigde, derhalve ook voor belanghebbendes aangifte, het gevraagde uitstel is verleend.

2.2.3. Tot de stukken van het geding behoort als onderdeel van bijlage 11 bij het verweerschrift in eerste aanleg een kopie van een brief van 29 januari 2008 van Belastingdienst Oost/ Centrale verwerking Uitstelregeling gericht aan D te E met daarbij een overzicht voor het belastingjaar 2003 van de aangiften waarvoor uitstel is aangevraagd. Blijkens dit overzicht heeft de gemachtigde de aangiften 2003 van zijn cliënten gespreid ingeleverd.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of de aanslag vennootschapsbelasting 2003 is opgelegd binnen de daarvoor geldende aanslagtermijn, bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen .

Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:

I. Is aan belanghebbende(s gemachtigde) kenbaar uitstel verleend voor het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2003?

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

II. Bij bevestigende beantwoording van vraag I:

Is het uitstel kenbaar verleend tot 1 april 2005, zoals de Inspecteur onder verwijzing naar de gewijzigde Becon-regeling stelt, dan wel tot slechts 1 maart 2005, zoals belanghebbende - subsidiair - stelt.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de aanslag.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

4.1. Niet in geschil is dat belanghebbendes gemachtigde, althans het kantoor waaraan hij verbonden is (hierna ook: de gemachtigde), op 29 maart 2004 uitstel voor de indiening van belanghebbendes aangifte vennootschapsbelasting 2003 heeft gevraagd overeenkomstig de Becon-regeling (bijlage 11 bij het verweerschrift in eerste aanleg).

4.2. Tot de stukken van het geding behoort een printje van de Belastingdienst, blijkens welk op 30 september 2004 aan de gemachtigde de bevestiging is verzonden dat voor de aangiften van de cliënten van gemachtigde, derhalve ook voor belanghebbendes aangifte, het gevraagde uitstel is verleend. Het Hof acht aannemelijk dat dit bericht de gemachtigde kort na 30 september 2004, derhalve voor het verstrijken van de driejaarstermijn, heeft bereikt, mede gelet op het feit, dat de gemachtigde blijkens de stukken van het geding daarnaar handelde en de aangiften 2003 van zijn cliënten gespreid inleverde. Het Hof acht aannemelijk, dat aan de gemachtigde - en daarmee aan belanghebbende - kenbaar uitstel is verleend voor het indienen van de onderhavige aangifte.

4.3. De vraag is vervolgens of het uitstel kenbaar is verleend tot 1 april 2005, zoals de Inspecteur onder verwijzing naar de gewijzigde Becon-regeling stelt, dan wel tot slechts 1 maart 2005, zoals belanghebbende - subsidiair - stelt.

4.4. De gemachtigde is aangesloten bij de beroepsorganisatie Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-administratieconsulenten (hierna: de SRA). Vast staat dat reeds op 19 maart 2004, derhalve vóór de datum waarop de gemachtigde het uitstel volgens de Becon-regeling verzocht, het overleg tussen de Belastingdienst en de vertegenwoordigers van de belastingconsulenten (hierna: het Becon-overleg) heeft plaatsgevonden, waarbij ook de SRA vertegenwoordigd was. Het Hof acht, gelet op de als bijlage 2 bij het verweerschrift in eerste aanleg door de Inspecteur overgelegde overzicht van voorgestelde wijzigingen van de Becon-regeling, aannemelijk dat in dat overleg de verruiming van de uitstelregeling voor de aangiften 2003 tot 1 april 2005 aan de orde is geweest. Het Hof acht ook aannemelijk, dat de SRA het kantoor van belanghebbendes gemachtigde op de hoogte bracht van die verruiming. De Becon-regeling is van zo groot belang voor de bedrijfsvoering van de bij de Becon aangesloten kantoren, dat er geen enkele reden is om er aan te twijfelen, dat de bij de Becon aangesloten belangenorganisaties, waaronder SRA, hun leden tijdig informeren over de wijzigingen in die regeling. Tijdens het onderzoek ter zitting van het Hof is vast komen te staan dat de verruiming van de inlevertermijnen voor de aangiftes structureel is en ook in de jaren ná 2003 is gecontinueerd en zelfs verder verruimd. Het Hof komt het onwaarschijnlijk voor, dat de beroepsorganisatie, waarbij de gemachtigde aangesloten is, een dergelijke belangrijke wijziging in de Becon-regeling niet aan de gemachtigde zou hebben doorgegeven. De aannemelijkheid, dat de gemachtigde van die verruiming op de hoogte was, wordt versterkt door de eigen "Voortgangsrapportage inlevering aangiftes" (bijlage 22 bij het hoger beroepschrift) van de gemachtigde, waaruit blijkt dat de gemachtigde de inlevering van de aangiftes van zijn cliënten spreidde over de maanden tot en met maart 2005. Uit de stukken van het geding ("Voortganggegevens Vpb uitstel") blijkt, dat op 1 maart 2005 23% van alle aangiften vennootschapsbelasting 2003 van de cliënten van de gemachtigde nog niet waren ingediend en voorts stelde belanghebbendes gemachtigde in hoger beroep, door de Inspecteur niet dan wel onvoldoende weersproken, dat meer dan 5% van alle aangiften 2003 - vennootschapsbelasting én inkomstenbelasting tezamen - per 1 maart 2005 nog niet ingeleverd waren. Dat zou een achterstand hebben betekend van een dusdanige omvang, dat de gemachtigde daarmee - naar uit de door hem meerdere malen aangehaalde brochure over de inhoud van de Becon-regeling blijkt - het risico liep uit de uitstelregeling verwijderd te worden. Het is niet aannemelijk dat de gemachtigde een dergelijk risico wenste te lopen.

Alle feiten wijzen er naar het oordeel van het Hof derhalve op, dat aan belanghebbendes gemachtigde kenbaar was dat het uitstel volgens de Becon-regeling over 2003 verruimd was tot

1 april 2005. Het Hof is derhalve van oordeel dat gelet op alle feiten en omstandigheden aan belanghebbendes gemachtigde - en daarmee volgens de vaste jurisprudentie ook aan belanghebbende - kenbaar uitstel is verleend tot 1 april 2005.

4.5. Voor zover belanghebbende beroep doet op het vertrouwen dat bij haar gewekt zou zijn door de brochure van de Belastingdienst "Voor belastingconsulenten: uitstel en schatting 2004", dat het uitstel slechts tot 1 maart 2005 liep, faalt dit beroep, omdat in het Becon-overleg van 19 maart 2004 gemeld is, dat de brochure reeds gedrukt was, toen besloten is het uitstel te verruimen met 1 maand. Zoals het Hof heeft overwogen, ligt het doorspelen van die informatie door de beroepsorganisatie SAR aan de gemachtigde voor de hand en wordt ook bevestigd door het gedrag van de gemachtigde met betrekking tot de in te dienen aangiften van zijn cliënten. Het beroep op een verouderde brochure van de Belastingdienst kan derhalve niet worden gehonoreerd.

Slotsom

4.6. Al het vorenoverwogene brengt met zich dat het hoger beroep van belanghebbende moet worden verworpen. De uitspraak van de Rechtbank wordt, onder verbetering van de gronden, bevestigd en er moet worden beslist als hierna is vermeld.

Ten aanzien van het griffierecht

4.7. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

4.8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht .

5. Beslissing

Het Hof

- verklaart het hoger beroep ongegrond;

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 27 mei 2011 door J. Swinkels, voorzitter, P.J.M. Bongaarts en W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, griffier. Afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Deze schriftelijke uitspraak is slechts een vervanging van de zogenoemde mondelinge uitspraak, waartegen al beroep in cassatie is ingesteld. Voor de Hoge Raad geldt deze schriftelijke uitspraak als de uitspraak waartegen dat beroep is ingesteld. Tegen deze schriftelijke uitspraak kan niet opnieuw beroep in cassatie worden ingesteld.

De partij die tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie heeft ingesteld, kan binnen zes weken na de verzending van deze schriftelijke uitspraak de gronden van het eerder ingestelde beroep aanvoeren of aanvullen. De brief met de gronden van het beroep moet binnen de termijn van zes weken door de Hoge Raad zijn ontvangen. Eventuele vertraging bij de verzending is voor risico van de partij die de gronden aanvoert of aanvult. De brief moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature