Uitspraak
GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002349-09
Uitspraak d.d.: 12 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 14 september 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte ter zake het primair aan haar ten laste gelegde en veroordeling van verdachte ter zake het subsidiair aan haar ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. B.A. Huijgen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 januari 2008 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, meermalen, telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier van de Intergemeentelijke Sociale Dienst [gemeente] te [plaats], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van inkomsten - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte en/of haar medeverdachte valselijk bij de vraag: "Heeft u en/of uw partner in deze periode inkomen uit werk ontvangen?" het hokje met "ja" leeggelaten of het hokje "nee" ingevuld en/of dat formulier ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 februari 2008 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, meermalen, telkens in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand , opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers hebben/heeft verdachte en haar medeverdachte telkens opzettelijk verzuimd aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst [gemeente] door te geven dat
- zij inkomsten had ontvangen en
- haar partner inkomsten had ontvangen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 4 februari 2008 te [plaats], in elk geval in Nederland, meermalen, telkens uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen Bijstandsuitkering voordeel heeft getrokken, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, immers heeft verdachte telkens gebruik gemaakt van alle betalingen en boodschapen die haar partner [naam partner] voor hun gezamenlijke huishouding deed.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 januari 2008 te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een formulier van de Intergemeentelijke Sociale Dienst [gemeente] te [plaats], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van inkomsten - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en haar medeverdachte valselijk bij de vraag: "Heeft u en/of uw partner in deze periode inkomen uit werk ontvangen?" het hokje met "ja" leeggelaten of het hokje "nee" ingevuld en dat formulier ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met haar partner [naam partner] gedurende een aantal jaren meermalen valsheid in geschrift gepleegd ten nadele van de gemeente [gemeente]. Verdachte heeft in die periode met haar partner telkens formulieren ingevuld en ondertekend zonder te vermelden dat zij werkzaamheden verrichtte en dat zij en haar partner inkomsten
genoten. Door aldus relevante gegevens aan de uitkeringverlenende instantie te onthouden, heeft verdachte, samen met haar partner, die instantie de mogelijkheid ontnomen om volledig inzicht te krijgen in feiten en omstandigheden, die van belang zijn voor de beoordeling van - onder meer - de aanspraak van verdachte en haar partner op continuering van de toegekende bijstandsuitkering. Zij hebben de gemeente benadeeld voor een bruto bedrag van ruim
€ 27.000,-.
Verdachte is, blijkens een uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister
d.d. 31 mei 2011 niet eerder veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Gelet op vorenstaande, en mede in aanmerking nemende de richtlijn voor strafvordering sociale zekerheidsfraude van het openbaar ministerie en de onherroepelijke straf (een werkstraf van 100 uur) waartoe de medeverdachte is veroordeeld, acht het hof oplegging van een werkstraf van 100 uur passend. Deze straf is in overeenstemming met straffen die het hof in dit soort gevallen pleegt op te leggen. De eis van de advocaat-generaal, die overigens uitging van bewezenverklaring van het (lichtere) subsidiair ten laste gelegde, doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Voor toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht, zoals verzocht door de raadsman van verdachte, ziet het hof geen enkele aanleiding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d , 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht .
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. P. Koolschijn en mr. B.J.J. Melssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte, griffier,
en op 12 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.