Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 494523 / KG ZA 11-1072 HJ/MB
Vonnis in kort geding van 4 augustus 2011
in de zaak van
[eiser],
te dezer zake woonplaats kiezende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 13 juli 2011,
advocaat mr. S.D. Kurz te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOUNTAIN MEDIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.J. Resink te Amsterdam.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 21 juli 2011 heeft eiser, hierna ook [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat als gedaagde sub 1, in plaats van Dagblad De Pers B.V., met instemming van gedaagden dient te worden gelezen Mountain Media B.V. en dat hij de vordering gericht tegen [gedaagde 3] tot verwijdering van de in het geding zijnde publicatie van diens website, heeft ingetrokken, aangezien aan dat onderdeel van de vordering is voldaan. Gedaagden, hierna gezamenlijk ook De Pers c.s. en afzonderlijk Moutain Media, [gedaagde 2] en [gedaagde 3], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Eiser en gedaagden hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
aan de zijde van [eiser]: [zaakwaarneemster], zaakwaarneemster, en mr. Kurz;
aan de zijde van gedaagden: [hoofdredacteur], hoofdredacteur van het dagblad De Pers, [gedaagde 2], [vertegenwoordiger gedaagde 3] namens [gedaagde 3] en mr. Resink.
2. De feiten
2.1. [eiser] is een bekende Nederlandse profvoetballer die momenteel onder contract staat van de Italiaanse voetbalclub Internationale te Milaan.
2.2. Moutain Media is uitgeefster van Dagblad De Pers.
2.3. [gedaagde 3] is domeinhouder en hoofdredacteur van de website www.camilleri.nl (‘Aktueel misdaadnieuws’).
2.4. Op woensdagavond 1 juni 2011 is [eiser], samen met enkele collega’s en vrienden, gaan ‘stappen’ in Amsterdam. Ter hoogte van het horeca-etablissement de “Surprisebar” zijn [eiser] en zijn vrienden (het was toen inmiddels na twaalven dus donderdag 2 juni 2011) gestuit op een groepje van vier jongemannen, naar later bleek afkomstig uit [plaats], onder wie ‘[persoon 1]’ en ‘[persoon 2]’. Tussen de twee groepjes zijn woorden gewisseld.
2.5. Op 5 juni 2011 hebben [persoon 1] en [persoon 2] bij de politie Amsterdam-Amstelland aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd op 2 juni 2011 in de Leidsekruisstraat. In het proces-verbaal van de aangifte van [persoon 1] is onder meer het volgende vermeld:
“ (…) toen wij naar huis wilden gaan, zag ik buiten het Surprise bar een bekende Nederlander in een groepje mensen lopen. Deze persoon was namelijk voor mij bekende voetballer [eiser]. Ik keek in de richting van [eiser] en riep hem op. Ik zei namelijk: “Hee Jongen lekker stappen.” Ik zag dat [eiser] een enkele passen verder liep en vervolgens zich om draaide en naar mij toe kwam. Ik hoorde [eiser] tegen mij vrij agressief en provocerend het volgende zeggen: “Wat zei je” Waarop ik het volgende antwoordde: “Lekker stappen” Vervolgens hoorde ik hem zeggen: “Wat zei je daarvoor”
Hierop gaf ik wederom het antwoord: “Lekker stappen”
Hierop zag ik voor mij een onbekende man naar ons toekomen. Ik ken deze man verder niet. Ik kreeg het sterke vermoeden dat hij een vriend of goede kennis is van [eiser]. Want deze ging meteen voor [eiser] opnemen. De man was zeer agressief en verbaal uitdagend. Ik hoorde deze onbekende man het volgende zeggen: “Kanker op, donder op en/of woorden van gelijke strekking. (…) Hierop begon hij mij te duwen en te trekken. Kort daarop sloeg hij tegen mijn hoofd. Ik probeerde van de man weg te lopen. De man liep en achtervolgde mij en gaf voortdurend klappen tegen mijn hoofd en mijn gezicht. (…) Op een gegeven moment zag ik deze man met mijn horloge in zijn hand staan. Ik zag dat deze man mijn horloge met zijn rechterhand vasthield dit heel duidelijk en provocerend aan mij te tonen hoorde ik de man het volgende zeggen “Die is voor mij. Die krijg je niet meer terug.” De man liet merken dat het hier om mijn horloge ging. Ik weet niet hoe de man in het bezit is gekomen van mijn horloge, welke ik aan mijn linkerpols droeg. Kennelijk is mijn horloge tijdens het duwen en trekken in zijn bezit gekomen. (…) Tijdens de hele voorval heeft [eiser] verder zich niet bemoeid met de mishandeling. Maar ik ben van mening dat hij de aanleiding was geweest van het hele voorval. (…)
De bovengenoemde man die mij heeft mishandeld kan ik als volgt beschrijven: (…)”
In de aangifte van [persoon 2] staat onder meer:
“Hierbij wil ik aangifte doen van mishandeling. Iemand heeft mij meerdere keren in mijn gezicht geslagen. Ook heeft een andere persoon getracht mijn portemonee te stelen, vanuit mijn broekzak. (…)
Zo rond 04.00 uur, in de ochtend van donderdag 2 juni, waren we eigenlijk op weg naar een taxistandplaats om met een taxi te nemen naar huis.
Ik dacht dat we op dat moment in de Leidsekruisstraat liepen toen we [eiser], de voetballer zagen lopen. Ik zag dat hij met een groepje mannen liep. Ik schat dat er zo’n 15 personen rond hem liepen. Ik hoorde [persoon 1] wat tegen [eiser] zeggen. Er werd over en weer naar elkaar geroepen. Ik zag en hoorde dat [eiser] uit z’n stekker ging en helemaal boos werd. Ik kan me niet herinneren wat [persoon 1] allemaal tegen [eiser] had gezegd, maar het ging over stappen en uitgaan! Ik was eigenlijk verbaasd dat de ook toen voor mij bekende voetballer [eiser] zo uit zijn dak ging. Hij schreeuwde tegen [persoon 1]. Ik zag dat de groep die rond [eiser] liep, naar [persoon 1] toeliep. Al snel stonden ze om hem heen. Ik zag dat 1 van de mannen uit het groepje, zomaar, zonder enkele reden mijn maatje [persoon 1] hard in zijn gezicht stompte. Het gebeurde allemaal heel snel. (…)
Een hele lange, licht getinte, ik vermoed Marokaanse man, die ook tot dat groepje van [eiser] behoorde, gaf mij zonder enige aanleiding, opzettelijk, twee harde stompen in mijn gezicht. (…)
Gelukkig is er niets van me gestolen. Al met al duurde de schermutseling ongeveer 15 minuten. Dit had helemaal niet gehoeven. Ik weet niet waarom [eiser] zo uit zijn dak ging en begon te schreeuwen. Ik heb het idee dat de jongens die bij hem waren hierdoor misschien wel werden opgefokt. Ik denk dat het zo is gegaan. Ik weet dat er camera’s in de omgeving hangen. Misschien zijn er nog beelden waaruit duidelijk blijkt wat mij en mijn vriend is overkomen.
Het signalement van de man die mij meerder keren opzettelijk heeft geslagen is; (…)
Het signalement van de man die mijn spullen wilde pikken is (…).”
2.6. Op 8 juni 2011 heeft de politie Amsterdam-Amstelland het volgende persbericht laten uitgaan:
“In verband met diverse publicaties en uitlatingen in de media over [eiser] met betrekking tot mishandeling en diefstal op donderdag 2 juni meldt de politie het volgende:
Er loopt geen onderzoek naar de heer [eiser]. Hij is geen verdachte en er is geen aangifte tegen hem gedaan.”
2.7. Op 9 en 10 juni 2011 is in het televisieprogramma RTL Boulevard melding gemaakt van betrokkenheid van [eiser] bij het voorval op 2 juni 2011 in de Leidsekruisstraat.
2.8. Ook op de website Camilleri.nl is aandacht aan het voorval besteed.
In een e-mail van 9 juni 2011 (06.37 p.m.), met als onderwerp: ‘URGENT PERSVERZOEK inzake “[eiser] coinvolti nel pestaggio dei giovani” ’ heeft de (toenmalige) raadsman van [eiser] de redactie van de website camilleri.nl verzocht om die avond vóór 21.00 uur te bevestigen dat ‘de publicatie’ over [eiser] van de website zou zijn verwijderd en dat zou worden meegewerkt aan een gepaste rectificatie.
2.9. Op de website www.DePers.nl (volgens een print van 14 juni 2011 gepubliceerd op donderdag 9 juni 23.11 uur, update vrijdag 10 juni 2011, 09.05 uur) en in de papieren editie van het Dagblad de Pers op de pagina MsM waarop volgens de kopie in de gedingstukken als datum vrijdag 9 juni 2011 is vermeld, is een artikel verschenen van de hand van [gedaagde 2], met de kop “ ‘[eiser], mag ik m’n horloge terug?’” (hierna: het artikel). Bij het artikel is een grote foto van [eiser] geplaatst (in een uitdagende houding) waarbij staat: “[voornaam eiser] ‘Wat zei je’ [achternaam eiser]”, alsmede een foto van een gehavend gezicht van een jongen (volgens het bijschrift: [persoon 2]). Het artikel heeft de volgende inleiding (in een groter lettertype dan de rest van het stuk):
“Oranje ging voetballen in Zuid-Amerika. [eiser] ging stappen in Amsterdam. Na een woordenwisseling tussen [eiser] en vier stapmaatjes uit de omgeving van [plaats] sloegen de vrienden van de voetballer er op los.”
Het artikel bevat voorts (in het kleinere lettertype) de volgende passages:
“De avond voor Hemelvaart lag Oranje nog na te genieten van een weldadig dagje voetvolleybal op het strand van Ipanima. Maar [eiser] niet. De geblesseerde nummer Tien-ster van Inter Milan was in broeierig Amsterdam om te feesten. De tweebenige trapheld had – ach ja, zo gaat dat met beroemde mensen – een entourage van vijftien vrindjes meegelokt. ([vriendin eiser] was in Los Angeles voor tv-corvee). En toen moet het ergens mis zijn gegaan. De [eiser]-groep trof rond half vier ’s nachts ter hoogte van de Surprise Bar vier twintigers uit de omgeving van het Noord-Hollandse [plaats]. Ze spreken de net-niet-voetballer van het jaar aan, maar deze raakt geïrriteerd. Wat daarna precies gebeurt blijft duister – vooral ook door de inname van alcohol. Wat wel zeker is, is dat twee van de post-pubers werden geslagen en een van zijn horloge werd beroofd.
‘En die wil ik graag terug’, zegt [persoon 1] (20) (…). Hij deed zondag aangifte van de mishandeling (…), samen met een van de stapvrienden (…). Beide mannen, de een lasser, de ander loodgieter, willen niet met hun naam in de krant (…).
[persoon 1] vertelt het verhaal: ‘Ik zei tegen [eiser]: ‘Hee jongen, lekker stappen’.
(…) Een stomme vraag kennelijk, want [eiser] werd kwaad, aldus [persoon 2].
‘Tegen [persoon 1] ging hij vervolgens helemaal uit zijn dak.’ Het is het begin van een pijnlijk opstootje, want de [eiser]-clan begint zich ermee te bemoeien. Vlak na de woordenwisseling komen enkele jongens uit de coterie van de voetbalvedette dreigend om [persoon 1] heen staan. Een van de jongens stompt [persoon 1] een aantal keren in zijn gezicht. Een andere jongen slaat op hem in. [persoon 2] (…) verklaart later bij de politie dat de vrienden van [eiser] hem proberen te beroven. ‘Ik hoorde zeggen ‘Pak z’n portemonne. Pak z’n geld . Pak z’n telefoon.” Hij voelt hoe een van de mannen hem probeert te rollen maar weet zich te ontworstelen en rent weg. [persoon 1] kan niet ontvluchten. Hij raakt zijn Guess-horloge kwijt tijdens het tumult. ‘Op een gegeven moment zag ik die gast die me geslagen had voor me staan met het horloge in zijn hand. Hij zei: ‘Die is voor mij, die krijg je niet meer terug.” Nadat MSM over het voorval werd getipt door misdaadwebsite camelleri.nl (thanks boys) belden we met [zaakwaarneemster], de manager van [eiser] & [vriendin eiser]. Aanvankelijk weet zij te vertellen dat er niks klopt van het verhaal van beide jongens. ‘Iedereen kan aangifte doen. Ik ben niet gebeld door de politie’, zegt ze. ‘En ik heb van omstanders vernomen die er bij waren dat er allemaal niks is gebeurd.’ Op onze vraag hoeveel mensen ze dan gesproken heeft, antwoordt ze bits: ‘Ik hoef me daarover niet bij jullie te verantwoorden.’ Toch beweert een ons bekend nachtvlindertje, dat ter plaatse was, iets anders. ‘[eiser] was de hele avond in café Players geweest met zijn vrienden. Ik zag dat hij ruzie had en werd weggetrokken. Ook zag ik een andere jongen die helemaal onder het bloed zat.’
Kostbaar uurwerk
Gelukkig biedt [woordvoerder], woordvoerder van de politie Amsterdam-Amstelland uitkomst. ‘[eiser] is geen verdachte in deze zaak. Hij heeft immers geen strafbare feiten gepleegd.’ Dan droog: Ik denk dat de hulpofficier uiteindelijk zal besluiten dat het geen zaak is waar alle registers voor open worden getrokken. Dat de politie belangrijkere zaken heeft op te lossen, daar kunnen [persoon 1] en [persoon 2] nog enigszins inkomen. De wonden in het gezicht van [persoon 1] zijn inmiddels al geheeld en ook de wang van [persoon 2] is weer toonbaar. Wat het tweetal niettemin erg kwelt is dat [persoon 1] zijn kostbare uurwerk kwijt is. “Iemand eerst in elkaar rammen en dan zijn horloge jatten, dat doe je toch niet? Wat voor een vrienden heeft die [eiser]? Zegt [persoon 2] op verontwaardigde toon. Wat [persoon 1] betreft is de zaak afgedaan als hij het horloge terugkrijgt. ‘Het was een Guess van 600 euro, echt een mooi klokkie. Dat is voor mij toch een boel geld.’ ”
2.10. Het artikel is diezelfde dag nog integraal overgenomen en geplaatst op de website www.camilleri.nl. Op deze website zijn ook voormelde aangiftes geplaatst onder de kop: ‘Aangiften tegen [eiser] c.s.’ en stond nog een ander artikel (verder: de andere publicatie) over het incident op 2 juni 2011 met de kop ‘[eiser] betrokken bij aftuigen jongeren’, met daarbij een foto van (een juichende) [eiser].
Tussen de redactie van Camilleri en de raadsman van [eiser] heeft correspondentie plaatsgevonden, waarna op de website bij het laatstgenoemde artikel het volgende commentaar van de (toenmalige) raadsman van [eiser] geplaatst:
“In een telefonisch gesprek laat de advocaat van [eiser], mr. Paul Reeskamp, Camelleri weten het uiterst vervelend te vinden dat zijn cliënt ‘betrokken’ is geraakt bij deze kwestie. De raadsman heeft de aangiften gelezen en voorgelegd aan [eiser]. [eiser] stelt dat hij in een uitgaansgelegenheid, ondanks zijn verzoek om met rust gelaten te willen worden, bij herhaling werd lastig gevallen. Hij was daar met slechts enkele vrienden. Later op straat zou hij inderdaad geïrriteerd zijn geraakt op een opmerking van iemand, maar niet tot de opgefokte reactie waar in de aangiftes over gesproken wordt. Een groep aanwezigen, mogelijk Ajacieden, zouden zijn ‘gesprek’ buiten de wil van [eiser] hebben overgenomen, waarop hij is weggegaan. [eiser] zou zelf geen klappen of beroving hebben gezien, en distantieert zich daar waar dat gebeurd is zich volledig van. De personen die door de aangevers als agressors worden beschreven herkent [eiser] niet en behoren volgens zijn zeggen niet tot zijn vrienden. Voor de slachtoffers van dit kennelijk geweld vindt [eiser] het allemaal zeer vervelend.”
Voornoemde publicaties waren ten tijde van de zitting verwijderd van de website camilleri.nl.
2.11. Op diverse websites (onder meer: www.hijonline.nl, www.blikopnieuws.nl, www.snieuws en www.boevenvangen.nl) is op 10 juni 2011 vermeld dat (de politie heeft medegedeeld dat) [eiser] geen verdachte van mishandeling en/of diefstal is en dat er tegen hem geen aangifte is gedaan.
2.12. Op 16 juni 2011 heeft zijn raadsman namens [eiser] bij de politie Amsterdam-Amstelland aangifte gedaan van belediging en laster tegen [gedaagde 2], [persoon 2] en [vertegenwoordiger gedaagde 3], aangezien zij verantwoordelijk zouden zijn voor onjuiste berichten in de media (met name het artikel en de andere publicatie ) waarin is gesuggereerd dat [eiser] verdacht zou worden van mishandeling en diefstal.
2.13. Bij brief van 16 juni 2011 heeft de raadsman van [eiser] de redactie van de website camilleri.nl nogmaals verzocht tot rectificatie van de publicaties over te gaan en meegedeeld dat van De Pers en Camilleri een schadevergoeding van
€ 25.000,- wordt gevorderd (waarbij als de een betaalt de ander gekweten zal zijn). Diezelfde dag is een soortgelijke brief verzonden aan Dagblad De Pers.
2.14. Bij e-mail van 17 juni 2011 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde 2] eveneens verzocht zorg te dragen voor een spoedige rectificatie en meegedeeld dat ook hij (hoofdelijk) aansprakelijk wordt gehouden voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade.
2.15. Onder de gedingstukken bevindt zich een print gedateerd 1 juli 2011 van een e-mail (van 27 juni 2011) waarin [woordvoerder], woordvoerder van de politie Amsterdam-Amstelland, het volgende heeft geschreven aan de raadsman van [eiser]:
“een dag voordat ik bovenvermelde tekst (de tekst weergegeven bij 2.6, vzr.) als woordvoerder van de politie Amsterdam-Amstelland als persbericht had uitgebracht heb ik telefonisch gesproken met een man die vertelde dat hij [gedaagde 2] genaamd was. Hij zou schrijven voor de Nieuwe Revu. Ik kende hem niet maar heb hem op de daartoe strekkende vragen antwoord gegeven. Daar waar het nadrukkelijk om de rol van [eiser] ging bij een incident in de Leidsekruisstraat heb ik [gedaagde 2] in niet mis te verstane bewoordingen verteld dat [eiser] geen verdachte was, er geen aangifte tegen hem was gedaan en er ook geen onderzoek tegen hem loopt of liep.”
2.16. Bij e-mail van 12 juli 2011 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde 3], als domeinhouder van www.camilleri.nl, aangeschreven met de mededeling dat op korte termijn een kort geding dagvaarding zou uitgaan, aangezien partijen niet tot een minnelijke regeling waren gekomen.
2.17. In een e-mail van 18 juli 2011 van de redactie van Camilleri aan de raadsman van De Pers c.s. is het volgende vermeld:
“Op uw vraag op welke datum en tijdstip Camilleri.nl het artikel betreffende het 2 juni incident exact ‘offline’ heeft gezet, kunnen wij u melden dat dit volgens het logboek (…) is geweest op 16 juni 2011, om 17.04 uur. Deze handeling is uitgevoerd door webmaster (…). Tegelijkertijd heeft het CMS van Camilleri.nl de zoekmachines automatisch laten weten het artikel uit de indexen te halen. Dit is tevens doorgevoerd op Camilleri ’s Atom, Facebook, Hyves, RSS en Twitter.”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – veroordeling van De Pers c.s. tot het met onmiddellijke ingang verwijderen van de publicaties van 9 juni 2011 (althans 10 juni 2011, vzr.) en tot het overgaan van rectificatie van deze publicatie (begrepen wordt: publicaties), op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voorts vordert [eiser] veroordeling van De Pers c.s. tot betaling van een voorschot van € 25.000,- op vergoeding van reputatieschade van [eiser], alsmede tot betaling van € 5.000,- aan kosten rechtsbijstand.
3.2. [eiser] heeft zijn vorderingen, samengevat, als volgt toegelicht. Een van de personen uit het groepje van [persoon 1] en [persoon 2] heeft beledigende en provocerende opmerkingen aan het adres van [eiser] gemaakt. [eiser] heeft daarop verbaal gereageerd en is toen vertrokken. Hij is niet betrokken geweest bij mishandeling en/of diefstal en is daarvan ook geen getuige geweest. Dat geldt voor zover hij weet ook voor de personen met wie hij die avond op stap was. De vrienden/collega’s van [eiser] voldoen geen van allen aan de door [persoon 1] en [persoon 2] opgegeven signalementen. Kennelijk wilde [persoon 1] een slaatje slaan uit het voorval en is hij naar de media gestapt met het verhaal over de betrokkenheid van [eiser]. Hoewel de politie al via een persbericht duidelijk had gemaakt dat [eiser] geen verdachte was, hebben De Pers c.s. toch de gewraakte artikelen gepubliceerd. De ze komen allemaal uit de koker van [gedaagde 2], een misdaadjournalist die ook aan Nieuwe Revue verbonden is. Bij de artikelen zij n (grote) suggestieve foto’s van [eiser] geplaatst en kopjes die de lading totaal niet dekken. Ook is op de website Camilleri.nl ten onrechte vermeld dat aangifte tegen ‘[eiser] c.s.’ is gedaan. De publicaties zijn onrechtmatig jegens [eiser], aangezien zij geen steun vinden in de feiten en zeer schadelijk zijn voor zijn reputatie. Er zal immers bij het publiek de indruk achterblijven dat [eiser] een verwijtbare betrokkenheid bij het voorval heeft gehad. Ook Italiaanse media hebben de publicaties inmiddels overgenomen. De artikelen dienen dan ook onmiddellijk te worden verwijderd en gerectificeerd. Daarnaast dient een schadevergoeding te worden betaald. In dit geval dient de vrijheid van meningsuiting te wijken voor de bescherming van de eer en goede naam van [eiser], omdat aan alle daarvoor geldende voorwaarden is voldaan.
3.3. De Pers c.s. voeren verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Toewijzing van de vorderingen van [eiser], waaronder die tot het plaatsen van een rectificatie, zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden) vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijke beperking is ingevolge artikel10 lid 2 EVRM slechts toegestaan, indien deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 genoemde belangen, waaronder de bescherming van de goede naam of rechten van anderen. Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn.
4.3. Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van De Pers c.s. onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij beantwoording van de vraag of daarvan sprake is, dienen alle omstandigheden van het betrokken geval in ogenschouw te worden genomen. [eiser] heeft gesteld dat De Pers c.s. onrechtmatig heeft gehandeld, aangezien de beschuldigingen aan zijn adres een aantasting vormen van zijn reputatie en geen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Daarbij doelt [eiser] niet alleen op de inhoud van de artikelen, maar ook en vooral op koppen erboven en op de bij die artikelen van hem geplaatste foto ’s.
4.4. De Pers c.s. heeft in de eerste plaats betoogd dat het artikel in De Pers niet onrechtmatig is jegens [eiser], omdat zijn eer of goede naam niet zouden zijn aangetast. De kop ‘[eiser] mag ik mijn horloge terug’ zou evengoed hebben kunnen slaan op een voorval in de kleedkamer van Intermilan als op een diefstal, aldus De Pers c.s., zodat enige beschuldiging niet aan de orde is.
Deze zienswijze wordt niet gevolgd. [eiser] heeft terecht betoogd dat voormelde kop bij het artikel, in combinatie met de foto ’s, bij vluchtige lezing van de verdere tekst, op zijn minst de suggestie wekt dat [eiser] betrokken is geweest bij het ontvreemden van een horloge van een derde. Voor de kop ‘[eiser] betrokken bij aftuigen jongeren’ en de mededeling ‘Aangiften tegen [eiser] c.s.’ geldt voorts dat gesuggereerd wordt dat [eiser] betrokken is geweest bij het plegen van strafbare feiten, te weten mishandeling. Dergelijke beschuldigingen kunnen zonder enige twijfel als een aantasting van [eiser]s reputatie worden aangemerkt. Dat in de tekst van het artikel nergens is vermeld dat [eiser] zelf zich schuldig zou hebben schuldig gemaakt aan mishandeling of diefstal doet aan het voorgaande niet af.
4.5. De Pers c.s. heeft voorts betoogd dat het artikel niet onrechtmatig is, omdat het, inclusief de kop, voornamelijk bestaat uit citaten, voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal en, voor zover dat niet het geval zou zijn, in verband met de specifieke omstandigheden van dit geval toch niet onrechtmatig is, omdat dat [eiser] hoe dan ook betrokken is geweest bij de aanleiding van de gebeurtenissen op 2 juni 2011.
4.6. Over de vraag of de inhoud van het artikel steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Partijen zijn het er over eens dat [eiser] zelf geen klappen heeft uitgedeeld of bij diefstal betrokken is geweest. [persoon 1] en [persoon 2] hebben dat ook niet in hun aangiftes vermeld. [persoon 1] heeft immers volgens het proces-verbaal verklaard: ‘(…) Tijdens het hele voorval heeft [eiser] verder zich niet bemoeid met de mishandeling’ en [eiser] ook niet beschuldigd van de diefstal van zijn horloge. In de aangifte van [persoon 2] is evenmin iets over een directe betrokkenheid van [eiser] bij diefstal of mishandeling te vinden. Voorts heeft de politie via een persbericht meegedeeld dat [eiser] geen verdachte is en dat geen aangifte tegen hem is gedaan.
Ook is niet gesteld of gebleken dat op camerabeelden die van het voorval kennelijk beschikbaar zijn en die (de raadsman van) De Pers c.s. volgens zijn verklaring ter zitting wel en (de raadsman van) [eiser] niet heeft bekeken, iets te zien valt dat duidt op de betrokkenheid van [eiser] bij diefstal en/of mishandeling. Voor zover in de publicaties wordt vermeld of de suggestie wordt gewekt dat dit wel het geval is geweest, bestaan daarvoor dan ook onvoldoende aanwijzingen in het thans beschikbare feitenmateriaal. Voor wat betreft de tekst van het artikel, heef t [eiser] niet nader gespecificeerd welke passages in dit verband volgens hem niet door de beugel kunnen. Ook de voorzieningenrechter heeft in de tekst van het artikel als zodanig, dergelijke passages niet aangetroffen.
4.7. Onder 4.4 is reeds overwogen dat de kop van het artikel en van de tweede publicatie schadelijk zijn voor de reputatie van [eiser]. De vraag is vervolgens of de inhoud van deze koppen gerechtvaardigd is op grond van het feitenmateriaal. Weliswaar is het uitgangspunt dat de kop van een artikel pakkend en kernachtig moet zijn en dientengevolge in de regel minder nuances bevat dan het artikel zelf, maar dat neemt niet weg, dat ook mededelingen in een kop steun dienen te vinden in de feiten en, als dat niet het geval is, onder omstandigheden onrechtmatig kunnen zijn. Voor de suggestie in de koppen dat [eiser] iets te maken heeft gehad met diefstal van een horloge of met mishandeling, is voorshands geen steun te vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Aangezien het hier wel een ernstige, de reputatie van [eiser] aantastende beschuldigingen betreft, zijn dergelijke uitingen in beginsel onrechtmatig. De Pers c.s. heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bij het artikel gehanteerde kop, in combinatie met de foto van [eiser] waarop hij uitdagend is afgebeeld, de lading van het artikel dekt. De enkele mogelijkheid dat het iemand uit de vriendengroep van [eiser] geweest zou kunnen zijn die de mishandeling en/of de diefstal gepleegd heeft, is daartoe onvoldoende. Overigens heeft [eiser] ook dat betwist en heeft hij onweersproken gesteld dat geen van de personen die de bewuste avond deel uitmaakten van zijn gezelschap, voldeed aan een van de door [persoon 1] en/of [persoon 2] opgegeven signalementen van degenen tegen wie hun aangifte was gericht. Aan De Pers c.s. kan worden toegegeven dat een uiting die niet (geheel) steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal niet onder alle omstandigheden onrechtmatig is, maar dan moet voor zo een uiting toch een zekere rechtvaardiging te vinden zijn, wat hier, voor zover het de koppen bij de publicaties betreft in combinatie met de foto’s van [eiser], vooralsnog niet het geval is.
4.8. Dat de koppen tussen aanhalingstekens zijn geplaatst neemt de onrechtmatigheid ervan niet weg. De inhoud van het artikel rechtvaardigt immers niet het citaat ‘[eiser] mag ik m’n horloge terug?’ en er blijkt ook niet uit dat één van de geïnterviewden zich letterlijk zo heeft geuit. Het lijkt er meer op dat de koppenmaker ‘creatief’ is omgesprongen met de citaten van [persoon 1] en de naam van [eiser] in de kop heeft vermeld om daarmee extra aandacht van het publiek te trekken. Ook de kop van de andere publicatie ‘[eiser] betrokken bij aftuigen jongeren’ is niet een citaat dat op grond van deze publicatie aan één van de geïnterviewden kan worden toegeschreven en/of steun vindt in de vermelde feiten.
4.9. De conclusie tot zover is dat de inhoud van de koppen, anders dan die van het artikel zelf, wel onrechtmatig jegens [eiser] wordt geacht. Het enkele feit dat in het programma RTL Boulevard al aandacht aan het incident op 2 juni 2011 is besteed, ontneemt aan de publicaties voor zover het de koppen betreft niet het onrechtmatig karakter.
4.10. De omstandigheid dat bij het openbaar maken van de publicaties een zekere mate van ‘wederhoor’ heeft plaatsgevonden, ontneemt daaraan niet de onrechtmatigheid, te minder, nu de zaakwaarneemster van [eiser], [zaakwaarneemster], onweersproken heeft gesteld dat de koppen boven de publicaties nimmer aan [eiser] of aan haar zijn voorgelegd.
4.11. Over de toewijsbaarheid van de verschillende vorderingen wordt voorts het volgende overwogen.
4.12. Voldoende aannemelijk is dat [eiser] door het gebruik van de genoemde koppen boven de publicaties schade heeft geleden en, voor zover deze onder de desbetreffende kop nog op de websites te zien zijn, nog lijdt. Een rectificatie met een hierna in het dictum vermelde inhoud, is dan ook op zijn plaats. In het licht van de af te wegen belangen wordt dat in de gegeven omstandigheden een proportionele maatregel geacht. Het belang van De Pers c.s. niet te worden beknot in hun persvrijheid, c.q. vrijheid van meningsuiting, weegt, mede in het licht van de beperkte strekking van de te plaatsen rectificatie in dit geval niet op tegen het belang van [eiser] om gevrijwaard te blijven van ongegronde beschuldigingen.
4.13. Nu de rectificatie met name de koppen boven de publicaties betreft en [eiser] tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door De Pers c.s. niet aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde 2] met het maken van die koppen enige bemoeienis heeft gehad, zal de vordering alleen worden toegewezen jegens Mountain Media en [gedaagde 3]. Dat laatstgenoemde alleen zou hebben geciteerd uit publicaties van derden (namelijk: uit het artikel) en zelf daarom niet aansprakelijk zou zijn, zoals hij heeft aangevoerd, is niet aannemelijk. Nu de raadsman van [eiser] op 9 juni om 18.37 uur (zie onder 2.8) (voordat de publicaties in De Pers zijn verschenen derhalve) Camilleri reeds tot rectificatie heeft gemaand en in het artikel verwezen wordt naar een tip van Camilleri (‘thanks boys’) is veeleer aannemelijk dat de eerste publicatie op die website is verschenen en daarna pas het artikel in De Pers, in plaats van andersom. Bovendien is de andere publicatie met de kop ‘[eiser] betrokken bij aftuigen jongeren’ en de mededeling ‘Aangiften tegen [eiser] c.s.’ alleen op de website van [gedaagde 3] verschenen en niet in de Pers. [gedaagde 3] heeft dan ook een eigen verantwoordelijkheid in deze en heeft zich, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, ook zelf schuldig gemaakt aan onrechtmatig handelen. Mountain Media zal worden veroordeeld tot het plaatsen van de rectificatie in het dagblad De Pers en [gedaagde 3] tot plaatsing van de rectificatie op camelleri.nl. Dat de publicaties op die website reeds zijn verwijderd, ontneemt aan [eiser] niet zijn belang dat de gedane mededelingen worden rechtgezet.
4.14. Voort wat betreft de website DePers.nl heeft De Pers c.s. het verweer gevoerd dat niet Mountain Media verantwoordelijk is voor en zeggenschap heeft over de website, maar dat deze ligt bij een andere rechtspersoon, namelijk Wegener Media B.V., die een andere redactie heeft en die geen partij is in dit geding. [eiser] heeft dat op zichzelf niet betwist. De Pers c.s. heeft in dit verband desgevraagd aan de voorzieningenrechter meegedeeld dat de artikelen uit het dagblad De Pers voor het overgrote deel ook op de website DePers.nl worden geplaatst. Nu vooralsnog niet kan worden aangenomen dat Mountain Media enige zeggenschap over de website DePers.nl heeft, maar het geding wel op de publicatie op de website betrekking heeft – in de door [eiser] overgelegde gedingstukken is immers ook een print van de website te vinden – zal de rectificatie zich ook moeten uitstrekken tot de website waarop het artikel verschenen is, met dien verstande dat de veroordeling zal worden beperkt tot het aanbieden van die rectificatie aan de voor deze website verantwoordelijke redactie, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Deze voorziening wordt geacht in de vordering tot rectificatie zoals geformuleerd in het petitum van de dagvaarding besloten te liggen. De veroordeling op dit punt zal slechts worden toegewezen jegens Mountain Media B.V., wat [gedaagde 2] betreft op grond van het onder 4.13 overwogene en ten aanzien van [gedaagde 3], omdat niet is gesteld of gebleken dat deze in enige betrekking staat tot de website DePers.nl.
4.15. Nu De Pers c.s. ter zitting heeft verklaard dat de redactie het grootste deel van de berichten uit De Pers in de website www.depers.nl opneemt, kan verwacht worden dat de redactie dat ook zal doen met de rectificatie, te meer daar zij bij het niet (juist) plaatsen daarvan riskeert aangesproken te worden uit hoofde van eigen onrechtmatig handelen.
4.16. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd en zoals hierna in het dictum bepaald, waarbij de daar te melden termijnen waarbinnen de rectificaties geplaatst dienen te worden, redelijk worden geacht.
4.17. Naast rectificatie heeft [eiser] verwijdering van het artikel gevorder d.
Ter zitting heeft hij dat nader gespecificeerd in die zin, dat daarmee verwijdering van de website DePers.nl wordt bedoeld. Nu de inhoud van het artikel niet onrechtmatig wordt geacht, is voor toewijzing van de vordering tot verwijdering van het gehele artikel echter geen plaats, nog daargelaten het verweer met betrekking tot de zeggenschap over voornoemde website. Aan de belangen van [eiser] wordt in dit verband met de veroordeling van Mountain Media tot (het verzoeken om) plaatsing van een rectificatie voldoende tegemoet gekomen, nu daarbij zal worden bepaald dat de rectificatie tegelijk met het artikel zichtbaar moet zijn.
4.18. De jegens [gedaagde 3] gevorderde rectificatie is op grond van hetgeen hiervoor werd overwogen ook toewijsbaar. Deze zal gezien de beperkte tijd dat het bericht op www.camilleri.nl heeft gestaan beperkt worden tot een week en verder moeten voldoen aan de vereisten zoals in het dictum vermeld.
4.19. Voor de vordering tot schadevergoeding geldt dat voor toewijzing daarvan slechts plaats is, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
4.20. Anders dan De Pers c.s. hebben betoogd heeft [eiser] op zichzelf bij dit onderdeel van zijn vorderingen een voldoende spoedeisend belang. Niet omdat hij zonder toewijzing daarvan niet in zijn levensonderhoud zal kunnen voorzien, maar wel omdat een onrechtmatige publicatie noopt tot een prompte genoegdoening, ook in financiële zin. Voldoende aannemelijk is ook dat van enige reputatieschade aan de kant van [eiser] sprake is, al is in dit verband niet komen vast te staan dat ook de Italiaanse media de publicaties hebben overgenomen. Met betrekking tot de door [eiser] aangehaalde mededelingen dat ook een Italiaanse publicatie op internet zou hebben gestaan, heeft [gedaagde 3] onweersproken gesteld dat deze alleen op haar website stond en al lang verwijderd is. Voor het overige wordt de schade aan de kant van [eiser] in belangrijke mate geacht te worden gecompenseerd door de rectificaties. Onder de gegeven omstandigheden komt de voorzieningenrechter daarnaast een schadevergoeding voor de reputatieschade van € 500,- redelijk voor en in overeenstemming met het onder 4.15 genoemde criterium. Op grond van het hiervoor onder 4.13 overwogene, zal de vordering op dit punt alleen worden toegewezen jegens Moutain Media en [gedaagde 3].
4.21. In hetgeen [eiser] daartoe heeft gesteld bestaat onvoldoende aanleiding om een andere proceskostenveroordeling en/of veroordeling tot voldoening van kosten van rechtsbijstand uit te spreken dan de forfaitaire kostenveroordeling. Dit onderdeel van de vorderingen zal dan ook worden afgewezen.
4.22. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zullen Moutain Media en [gedaagde 3] worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Ten aanzien van [gedaagde 2] zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten. Vanwege de omstandigheid dat De Pers c.s. worden bijgestaan door dezelfde raadsman en vanwege de beperkte omvang van het louter namens [gedaagde 2] gevoerde verweer, zullen deze kosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden begroot op nihil.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Mountain Media, om, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, een rectificatie te plaatsen in de eerstvolgende editie van dagblad De Pers, met uitsluitend de navolgende inhoud en zonder toevoeging van enig commentaar, voor wat opmaak van de kop en de inhoud betreft in hetzelfde lettertype als het artikel en op de zelfde pagina als het artikel:
“RECTIFICATIE
Op vrijdag 10 juni 2011 publiceerden wij in Dagblad De Pers een artikel over een gebeurtenis op 2 juni 2011 in de Leidsekruisstraat onder de kop:
‘[eiser], mag ik m’n horloge terug?’.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 4 augustus 2011 geoordeeld dat de kop boven dit artikel onrechtmatig is jegens [eiser], aangezien daarin de suggestie wordt gewekt dat [eiser] betrokken is geweest bij het ontvreemden van een horloge van een derde. Deze suggestie vindt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen steun in het thans beschikbare feitenmateriaal.
De redactie.” ;
5.2. bepaalt dat Mountain Media, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, een rectificatie met dezelfde inhoud als vermeld onder 5.1 dient aan te bieden aan de uitgever en redactie van de website www.dePers.nl, ter plaatsing op die website (zonder toevoeging van enig commentaar), waarbij de redactie en uitgever verzocht dient te worden deze rectificatie zichtbaar te laten zijn gelijktijdig met het artikel zelf en waarbij tevens wordt verzocht deze rectificatie gedurende veertien dagen als bericht op de homepage te plaatsen, waarvan de eerste drie dagen als eerste bericht en in een opmaak die overeenkomt met de overige berichten op de homepage;
5.3. bepaalt dat Mountain Media een dwangsom verbeurt van € 1.000,- voor iedere dag dat zij in gebreke blijft om aan het bepaalde onder 5.1 en/of onder 5.2 te voldoen, met een maximum van € 25.000,-.
5.4. veroordeelt [gedaagde 3] om, na betekening van dit vonnis, op de homepage van de website www.camilleri.nl, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, gedurende zeven dagen een rectificatie te plaatsen, waarvan de eerste drie dagen als eerste bericht en in een opmaak die overeenkomt met de overige berichten op de homepage, welke rectificatie uitsluitend de navolgende inhoud heeft en zonder toevoeging van enig commentaar dient te worden geplaatst:
“RECTIFICATIE
Op donderdag 9 en vrijdag 10 juni 2011 publiceerden wij op onze website artikelen over een gebeurtenis op 2 juni 2011 in de Leidsekruisstraat met de koppen:
‘[eiser], mag ik m’n horloge terug?’ alsmede ‘[eiser] betrokken bij aftuigen jongeren’ en hebben wij ingediende aangiftes weergegeven onder de kop: ‘Aangiften tegen [eiser] c.s.’
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 4 augustus 2011 geoordeeld dat de mededelingen in deze koppen onrechtmatig zijn jegens [eiser], aangezien daarin de suggestie wordt gewekt dat [eiser] betrokken is geweest bij het ontvreemden van een horloge van een derde en bij mishandeling. Deze suggesties vinden naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen steun in het thans beschikbare feitenmateriaal.
De redactie.” ;
5.5. bepaalt dat [gedaagde 3] een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere dag dat hij in gebreke blijft om aan het bepaalde onder 5.4 te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
5.6. veroordeelt Mountain Media en [gedaagde 3] hoofdelijk, tot het voldoen van een bedrag van € 500,- aan [eiser], als voorschot op vergoeding van door [eiser] geleden reputatieschade;
5.7. veroordeelt Mountain Media en [gedaagde 3] hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
– € 90,81 aan explootkosten,
– € 588,- aan griffierecht en
– € 816,- aan salaris advocaat;
5.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9. veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde 2], tot heden begroot op nihil;
5.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2011.
type: mb
coll: mv