Uitspraak
201104206/2/R4.
Datum uitspraak: 25 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], beiden wonend te Lisse, (hierna: tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
en
de raad van de gemeente Lisse,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Trompenburg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 juli 2011, waar [verzoekers], in persoon en bijgestaan door mr. J.M.S. Salomons en het college van burgemeester en wethouders van Lisse, vertegenwoordigd door E.N. Saarloos en mr. A.K. Koornneef, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de Bewonerscommissie/Cliëntenraad van Woonzorgcentrum DSV Rustoord, vertegenwoordigd door J.C. den Butter en H.M. Luijk-Van Stam, en Woonstichting Eigen Haard, vertegenwoordigd door mr. C.J. Visser, advocaat te Rotterdam, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een woonzorgcentrum, vijftig appartementen en elf herenhuizen.
2.3. [verzoeker] voert aan dat de hoogte van het woonzorgcentrum en de korte afstand tot zijn woning leidt tot verlies van uitzicht, lichtinval en privacy. Het verschuiven van het beoogde woonzorgcentrum naar het noorden levert in dit opzicht nauwelijks voordeel op. Het is onduidelijk waarom het gebouw niet meer naar het noorden is verschoven, omdat daar voldoende ruimte is. Het gebouw past niet in de woonomgeving, die uit laagbouw bestaat. Er zijn voldoende alternatieven op locaties waar minder parkeer- en verkeersoverlast ontstaat, zo betoogt [verzoeker].
2.4. De raad voert aan dat het perceel waar de nieuwbouw is gepland in het bestemmingsplan "Dorp" de bestemming "Bedrijven" had. Het was toegestaan daar bouwwerken neer te zetten met een goothoogte van maximaal zes meter en een bouwhoogte van maximaal vijftien meter. Deze bouwwerken konden op een afstand van ongeveer vijf meter van de woning van [verzoeker] worden neergezet, aldus het college.
Volgens de raad doet zich geen schending van de privacy voor. De raad verwijst naar artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek , op grond waarvan de eigenaar van een naburig erf binnen een afstand van twee meter van de grenslijn van dit erf geen vensters mag hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
2.5. De voorzitter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat deze bezwaren in de hoofdzaak tot de conclusie zullen leiden dat het plan niet in stand zal kunnen blijven. Het plan betreft een stedelijke omgeving. De bouwmassa en de afstand waarop het woonzorgcentrum zal worden opgericht, leiden naar zijn oordeel voorshands niet tot de conclusie dat niet langer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De voorzitter overweegt dat [verzoeker] de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen niet bestrijdt. Volgens de raad zijn er voldoende parkeerplaatsen aanwezig. De voorzitter ziet voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het parkeeraspect onjuist is beoordeeld.
2.6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2011
433.