Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/710181-11
datum vonnis: 24 juni 2011
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 juni 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Grooters en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. A.P. Drosten, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag; subsidiair aan zware mishandeling; meer subsidiair aan een poging tot zware mishandeling en nog meer subsidiair aan openlijke geweldpleging.
feit 2 primair zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en subsidiair aan het samen met anderen plegen van mishandeling.
De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer sub 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een dubbele beenbreuk), heeft toegebracht, door tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen
het lichaam van die persoon te schoppen of te trappen en/of te slaan of te
stompen, en/of
- met een (zogenaamde) verkeerspaal, althans een paal, althans een op een paal
gelijkend (groot of hard) voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/althans het
gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die persoon te slaan,
en/of te gooien, en/of
- op het gezicht en/of lichaam van die persoon te springen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer sub 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen
het lichaam van die persoon heeft geschopt of getrapt en/of geslagen of
gestompt, en/of
- met een (zogenaamde) verkeerspaal, althans een paal, althans een op een paal
gelijkend (groot of hard) voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/althans het
gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die persoon heeft
geslagen, en/of gegooid, en/of
- op het gezicht en/of het lichaam van die persoon is/heeft gesprongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Marskant, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer sub 1], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig)
- in/op/tegen het hoofd en/althans het gezicht en/althans (elders) in/op/tegen
het lichaam van die persoon schoppen of trappen en/of slaan of stompten, en/of
- met een (zogenaamde) verkeerspaal, althans een paal, althans een op een paal
gelijkend (groot of hard) voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/althans het
gezicht en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam van die persoon slaan,
en/of
- op het lichaam van die persoon springen;
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Marskant en/of een of meer andere openbare weg(en), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer sub 2], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- indringen op genoemde persoon, en/of uit
- slaan, stompen, trappen en/of schoppen van/tegen genoemde persoon;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2011 in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer sub 2]) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het lichaam heeft geslagen of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer sub 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake sub 1 primair en 2 primair wordt veroordeeld tot
- een gevangenisstraf voor de tijd van 4 maanden en 17 dagen, waarvan 3 maanden
voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere
voorwaarde toezicht door de reclassering;
- een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis;
- toewijzing van de civiele vordering tot een bedrag van € 12.767,19 en oplegging daarbij
van de zogenaamde Terwee maatregel.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Zij acht bewezen dat:
1.
hij op 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon genaamd [slachtoffer sub 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een dubbele beenbreuk), heeft toegebracht door tezamen met zijn mededaders opzettelijk (terwijl deze persoon al dan niet op de grond lag) meermalen, krachtig en/of gewelddadig
- tegen het lichaam van die persoon te schoppen of te trappen en te slaan of te
stompen en
- met een verkeerspaal tegen het lichaam van die persoon te gooien;
2.
hij op 20 februari 2011, in de gemeente Hengelo (O), met anderen, op of aan de openbare weg, de Marskant openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer sub 2], welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- indringen op genoemde persoon en
- slaan en stompen van genoemde persoon;
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens alleen gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank heeft de eventueel in de bewezenverklaring voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het sub 1 primair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 302 en 47 Sr en het sub 2 primair bewezenverklaarde bij artikel 141 Sr . Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair het misdrijf: Medeplegen van zware mishandeling;
feit 2 primair het misdrijf: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder andere tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft bij haar overwegingen de oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, zoals deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven als uitgangspunt voor “opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen” een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Voor de openlijke geweldpleging ten opzichte van het slachtoffer [slachtoffer sub 2] neemt de rechtbank als uitgangspunt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van twee maanden.
De rechtbank merkt over de omstandigheden waaronder het onder 1 bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden het volgende op. Verdachte heeft samen met zijn mededaders op de openbare weg buitensporig fysiek geweld gebruikt tegen met name het slachtoffer [slachtoffer sub 1]. Het slachtoffer is tijdens de geweldplegingen door de groep – terwijl hij al dan niet op de grond lag – onder andere gestompt en geschopt. Vervolgens heeft verdachte’s mededader een ijzeren paal uit de grond getrokken en deze tegen het slachtoffer [slachtoffer sub 1] aangegooid. Het slachtoffer is hierdoor ernstig gewond geraakt, in die zin dat hij ondermeer een verbrijzeld scheenbeen en een gebroken kuitbeen heeft opgelopen. Dergelijk extreem geweld is naar het oordeel van de rechtbank – los van de rol die [slachtoffer sub 1] zelf heeft gespeeld – onacceptabel en dient fors bestraft te worden. Het feit dat verdachte en zijn mededaders dusdanig zwaar geweld gebruiken rekent de rechtbank hen zwaar aan. De slachtoffers zijn tijdens de geweldplegingen gevlucht, achtervolgd en opnieuw aangevallen. Voor de slachtoffers is dit zeer angstig en bedreigend geweest.
De gevolgen voor het slachtoffer [slachtoffer sub 1] zijn ernstig. Op dit moment is hij nog herstellende van zijn lichamelijke verwondingen. Afgewacht moet worden of het verbrijzelde scheenbeen geheel zal herstellen. Het letsel beperkt hem nog steeds in zijn bewegingsvrijheid. Daarnaast ondervindt hij de psychische gevolgen van het door verdachte en zijn mededaders gebruikte geweld. Het slachtoffer slaapt slecht, piekert veel en wordt vaak zwetend wakker. Hij is van plan om een verwijzing naar een psycholoog te vragen om het gebeurde te verwerken. Verdachte en zijn mededaders dienen ook hiervoor verantwoordelijk te worden gehouden.
Tot slot rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij en zijn medeverdachten door hun extreem gewelddadige handelingen hebben bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid en angst bij het uitgaanspubliek en de samenleving.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht daarom een hogere straf passend en geboden. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar moet worden opgelegd. Als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk gedeelte van de straf stelt de rechtbank dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering Nederland.
9. De schade van benadeelden
9.1 De vordering van de benadeelde partij
[Slachtoffer sub 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 12.767,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten studievertraging € 5.972,12;
- kledingschade schoenen € 77,98
- kledingschade broek € 159,95
- inkomstenderving € 531,40
- eigen risico € 170,-
- ziekenhuis daggeld € 104,-
- thuiszorgkosten € 675,-
- reiskosten € 76,74
- immateriële schade € 5.000,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet heeft ontkend dat de benadeelde partij [slachtoffer sub 1] als gevolg van zijn letsel schade heeft geleden vanwege kleding (€ 237,93), eigen risico (€ 170,--), ziekenhuisdaggeld (€ 104,--), thuiszorgkosten (€ 675,--) en reiskosten (€ 76,74). Wel heeft verdachte in zijn algemeenheid aangevoerd dat de mate waarin de schade aan de verschillende verdachten en aan [slachtoffer sub 1] kan worden toegerekend, niet in dit strafgeding kan worden vastgesteld. Verder heeft verdachte het verweer gevoerd dat niet is komen vast te staan dat de studievertraging (€ 5.972,12) het gevolg is van het letsel en dat de hoogte van de gederfde inkomsten (€ 531,40) onvoldoende is onderbouwd. Ten slotte is de hoogte van de immateriële schade (€ 5.000,--) betwist, omdat daarin geen rekening is gehouden met het eigen handelen van verdachte. Verdachte concludeert daarom tot afwijzing van de vordering van [slachtoffer sub 1] dan wel tot niet-ontvankelijkverklaring daarvan.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat [slachtoffer sub 1] enig aandeel heeft gehad in het ontstaan van het eerste gevecht van die avond bij de automatiek. Ten eerste verklaren vrijwel alle verdachten in deze zaak dat [slachtoffer sub 1] en slachtoffer [slachtoffer sub 2] verdachten buiten opwachtten en begonnen met het maken van opmerkingen en met slaan. Ten tweede verklaart [slachtoffer sub 1] zelf dat hij door [slachtoffer sub 2] is gebeld en op diens verzoek naar de automatiek is gekomen omdat [slachtoffer sub 2] daar “problemen” had gehad. Omdat er geen reden was voor [slachtoffer sub 2] om zich na het ontstaan van de “problemen” bij de automatiek op te houden, concludeert de rechtbank dat [slachtoffer sub 2] en [slachtoffer sub 1] de confrontatie met verdachten bewust opzochten.
Dat betekent echter niet dat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan [slachtoffer sub 1] is toe te rekenen (artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De schade is immers het gevolg van het incident waarbij aan [slachtoffer sub 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, toen hij aan de Marskant werd geraakt door een ijzeren paal en hij werd geslagen en geschopt toen hij op de grond lag. De vechtpartij bij de automatiek was toen al voorbij. [slachtoffer sub 1] en [slachtoffer sub 2] hadden zich hiervan verwijderd. Zoals blijkt uit de getuigenverklaringen en de beschrijving van de camerabeelden, waren het (in ieder geval) de verdachten [verdachte], [medeverdachte W], [medeverdachte N] die daarna opnieuw de confrontatie hebben gezocht door [slachtoffer sub 2] en [slachtoffer sub 1] te achtervolgen en het gevecht met hen aan te gaan. Daarvoor bestond geen enkele rechtvaardiging. Schade die hiervan het gevolg is, staat in een zodanig ver verwijderd verband tot het handelen van [slachtoffer sub 1], dat die schade niet geheel of gedeeltelijk aan [slachtoffer sub 1] kan worden toegerekend.
De rechtbank verwerpt verder het betoog dat niet kan worden vastgesteld in welke mate de schade aan verschillende verdachten kan worden toegerekend. Artikel 6:166 lid 1 BW houdt in dat, indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat (in ieder geval) verdachten [verdachte], [medeverdachte W] en [medeverdachte N] hier hebben opgetreden als groep. Zij hebben, ook volgens hun eigen verklaring, gezamenlijk [slachtoffer sub 1] en [slachtoffer sub 2] achtervolgd en zijn gezamenlijk het gevecht aangegaan. Dit gevecht heeft uiteindelijk geleid tot het toebrengen van het zwaar lichamelijk letsel door één of meerdere personen uit een groep van drie personen, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring. De kans op het ontstaan van dit letsel is vergroot door het handelen in groepsverband. Daardoor was er een getalsmatig overwicht op [slachtoffer sub 2] en [slachtoffer sub 1] en daarnaast heeft men elkaar opgehitst, zo blijkt ook uit de getuigenverklaringen. Dit had iedereen ervan moeten weerhouden deel te nemen aan de groep. Door toch deel te nemen is verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele aan [slachtoffer sub 1] toegebrachte schade.
Verdachte heeft aangevoerd dat niet vaststaat dat de studievertraging het gevolg is van het opgelopen letsel. Het zou volgens verdachte niet bekend zijn hoe [slachtoffer sub 1] er in zijn studie voorstond en of er niet om een andere reden vertraging zou zijn ontstaan. De rechtbank verwerpt dit betoog. Het gaat hier om de inschatting van een toekomstige omstandigheid, die daarom nooit met zekerheid kan worden vastgesteld. Uit de overgelegde schriftelijke verklaring van Saxion Hogeschool blijkt echter dat [slachtoffer sub 1] het overgrote deel van zijn studie had afgerond. Er is dan geen reden om aan te nemen dat [slachtoffer sub 1] niet in staat zou zijn de studie binnen de resterende termijn af te maken. Omdat verder tegen de hoogte van deze post geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank het gehele bedrag van € 5.972,12 toewijzen.
Over de post gederfde inkomsten heeft verdachte gesteld dat een goede vergelijking ontbreekt tussen de inkomenssituatie voor en na het toebrengen van het letsel. De rechtbank kan verdachte hierin niet volgen. [slachtoffer sub 1] vordert de bonussen en toeslagen over de periode 20 februari tot en met 31 mei 2011. Bij de stukken zit een overzicht van de bonussen over het jaar 2010. Schattenderwijs gaat de rechtbank ervan uit dat [slachtoffer sub 1] dit gemiddelde bedrag ook had kunnen verdienen als hij zijn werkzaamheden had kunnen blijven uitoefenen. Verder is voldoende komen vast te staan dat de gevolgen van het letsel zo ernstig zijn, dat [slachtoffer sub 1] tot en met de maand mei niet heeft kunnen werken. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 531,40 daarom toewijzen.
Wat het smartengeld betreft, komt uit het dossier, waaronder de onderbouwing van de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring, het volgende naar voren. [slachtoffer sub 1] heeft zeer angstige momenten meegemaakt toen hij werd geraakt door een ijzeren paal en werd geschopt en geslagen toen hij op de grond lag en zich nauwelijks kon verweren. Dat dit heeft geleid tot boosheid, herbelevingen en onbegrip bij [slachtoffer sub 1] is aannemelijk. Verder is duidelijk dat hij veel pijn heeft geleden, dat hij nog steeds last heeft van het letsel en dat voor hem nog een lange weg te gaan is voordat hij weer volledig is hersteld, als volledig herstel al mogelijk is. Lange tijd was hij niet in staat tot werken, sporten, studeren of om andere normale activiteiten te verrichten. De rechtbank acht het billijk [slachtoffer sub 1] voor deze immateriële schade een vergoeding toe te kennen. Bij het vaststellen van deze vergoeding houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het feit en de ernst van de (tot op heden bekende) gevolgen voor het slachtoffer. Al met al acht de rechtbank, mede gelet op de bedragen die andere rechters in soortgelijke gevallen hebben toegekend, een vergoeding van € 4.000,-- op zijn plaats.
Uit het voorgaande volgt dat een totale schadevergoeding zal worden toegewezen van € 11.767,19. Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat de rechtbank deze rente zal toekennen vanaf 20 februari 2011, zijnde de datum van de schadetoebrengende gebeurtenis. Zoals hiervoor overwogen, is verdachte voor dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk. Dat wil zeggen dat hij het bedrag samen met de andere veroordeelden verschuldigd is. Wanneer één van hen het bedrag geheel of gedeeltelijk heeft voldaan, vermindert dat de betalingsplicht van de anderen.
9.2 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 Sr.
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer sub 1], voornoemd, van een bedrag van € 11.767,19 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2011, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 11.767,19 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 93 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan);
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. M.E. van Wees en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2011.