Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag toen zij op de vlucht sloegen voor de politie. Na zijn aanhouding is in de auto van de verdachte ongeveer 54 kilogram natte hennep aangetroffen. Voorts heeft de verdachte zich bij zijn aanhouding schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieambtenaar. Dientengevolge veroordeelt het hof de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

Uitspraak



Rolnummer: 22-004235-10

Parketnummer: 09-900416-10

Datum uitspraak: 30 maart 2011

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 10 augustus 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,

adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 maart 2011.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Voorts is in eerste aanleg beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.

Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2010 tot en met 16 mei 2010 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Mitshubishi Colt, kenteken [kenteken A]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);

Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2010 tot en met 16 mei 2010 te Rijswijk en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, een auto (Mitshubishi Colt, kenteken [kenteken A]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

2.

hij op of omstreeks 16 mei 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 54000 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

hij op of omstreeks 16 mei 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 2], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, twee, althans een, elleboogsto(o)t(en) heeft gegeven, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

4.

hij op of omstreeks 16 mei 2010 te Rijswijk en/of te 's-Gravenhage een (traan-)gasbusje, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;

5.

Hij op of omstreeks 16 mei 2010 te Rijswijk en/of te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdend op de hieronder vermelde weg(en), als volgt heeft gehandeld:

- hij, verdachte, te Rijswijk op de [straat A] heeft gereden met een snelheid van ruim 100 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of (vervolgens)

- hij, verdachte, te Rijswijk rijdend op de [straat A] geen gevolg heeft gegeven aan een voor hem rood uitstralend verkeerslicht en/of (vervolgens)

- hij, verdachte, te Rijswijk op de [straat A] en/of te 's-Gravenhage op de [straat B] niet is gestopt toen hem een stopteken werd getoond die bestond uit een aan een politievoertuig aangebracht spiegelbeeld transparant met de tekst "Stop politie" en/of (vervolgens)

- hij, verdachte, te Rijswijk op de [straat A] en/of te 's-Gravenhage op de [straat B] na dat gegeven stopteken zijn snelheid heeft opgevoerd, althans met een snelheid tussen de 120 en 130 kilometer per uur heeft gereden en/of (vervolgens)

- hij, verdachte, te 's-Gravenhage op de [straat B] (wederom) geen gevolg heeft gegeven aan een voor hem rood uitstralend verkeerslicht en/of (vervolgens)

- hij, verdachte, te 's-Gravenhage de rotonde [rotonde A] met een (te) hoge snelheid is opgereden en/of (vervolgens) met een (te) hoge snelheid de [straat C] en/of de [straat D] is ingereden en/of overgereden en/of (vervolgens)

- hij, verdachte, te 's-Gravenhage op de [straat E] en/of de [straat F] de rijbaan voor het tegemoetkomende/tegenovergestelde verkeer is opgereden en/of overgereden (zogenaamd spookrijden) met een (te) hoge snelheid,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd(en) veroorzaakt, althans kon(den) worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal.

Tevens is het hof van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet buiten gerede twijfel is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 subsidiair tenlastegelegde (opzet)heling, zodat hij van dat feit eveneens behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.

hij op 16 mei 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 54000 gram, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

3.

hij op 16 mei 2010 te 's-Gravenhage, opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 2], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, twee, elleboogstoten heeft gegeven, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden;

4.

hij op 16 mei 2010 te Rijswijk en/of te 's-Gravenhage een (traan-)gasbusje, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;

5.

hij op 16 mei 2010 te Rijswijk en/of te 's-Gravenhage, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdend op de hieronder vermelde wegen, als volgt heeft gehandeld:

- hij, verdachte, te Rijswijk op de [straat A] heeft gereden met een snelheid van ruim 100 kilometer per uur, en vervolgens

- hij, verdachte, te Rijswijk rijdend op de [straat A] geen gevolg heeft gegeven aan een voor hem rood uitstralend verkeerslicht en vervolgens

- hij, verdachte, te Rijswijk op de [straat A] en te 's-Gravenhage op de [straat B] niet is gestopt toen hem een stopteken werd getoond die bestond uit een aan een politievoertuig aangebracht spiegelbeeld transparant met de tekst "Stop politie" en vervolgens

- hij, verdachte, te Rijswijk op de [straat A] en te 's-Gravenhage op de [straat B] na dat gegeven stopteken met een snelheid tussen de 120 en 130 kilometer per uur heeft gereden en vervolgens

- hij, verdachte, te 's-Gravenhage op de [straat B] (wederom) geen gevolg heeft gegeven aan een voor hem rood uitstralend verkeerslicht en vervolgens

- hij, verdachte, te 's-Gravenhage de rotonde [rotonde A] met een hoge snelheid is opgereden en vervolgens met een hoge snelheid de [straat C] en de [straat D] is ingereden en/of overgereden en vervolgens

- hij, verdachte, te 's-Gravenhage op de [straat E] en/of de [straat F] de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is opgereden en/of overgereden (zogenaamd spookrijden) met een te hoge snelheid,

door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte ter zake van het hem onder 2 tenlastegelegde feit primair dient te worden vrijgesproken, en subsidiair dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu de verdachte door de overmachtsituatie waarin hij destijds verkeerde zich niet aan de situatie heeft kunnen onttrekken.

Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte ter zake van de hem onder 3 tenlastegelegde mishandeling van een politieagent dient te worden vrijgesproken, nu opzet op de mishandeling ontbreekt. Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte ook van het hem onder 5 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu de verdachte niet de bestuurder van de auto is geweest.

Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.

Op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen staat het navolgende vast.

In de vroege ochtend van 16 mei 2010, zag de politie dat een auto met het kenteken [kenteken A] met hoge snelheid door rood licht reed. Hierop hebben de agenten de achtervolging ingezet en is het rood uitstralende stoptransparant met de tekst 'Stop Politie' aangezet. Eerst op de [straat E] te Den Haag stopte de auto. Er sprongen vervolgens twee mannen uit die er direct vandoor gingen, elk een andere kant op. De beide politieagenten zijn hierop elk achter een andere verdachte aangegaan. Een van de verdachten sprong in een sloot en alvorens het de agent lukte om deze persoon aan te houden, kreeg hij twee elleboogstoten in zijn gezicht. In bedoelde auto is een hoeveelheid van ongeveer 54 kilogram natte hennep aangetroffen.

Voor wat betreft de positie van beide verdachten in de auto is op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, naar het oordeel van het hof genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte de bestuurder van de auto is geweest. In dit verband wijst het hof in het bijzonder op het proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2010, waaruit blijkt dat de verdachte de auto aan de bestuurderszijde heeft verlaten, hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep overigens heeft bevestigd. De verklaring van de verdachte dat hij als bijrijder aan de bestuurderszijde van de auto is uitgestapt, nu dit door de aanwezigheid van vele voorwerpen in de auto aan de passagierskant niet mogelijk was, acht het hof, mede gelet op de zich in het dossier bevindende foto's van de binnenzijde van de auto, volstrekt onaannemelijk.

Het betoog van de raadsman dat de verdachte zich niet aan de aanwezigheid van de hennep in de auto heeft kunnen onttrekken, en vanwege die (overmacht)situatie dient te worden vrijgesproken dan wel van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen, mist naar het oordeel van het hof feitelijke grondslag. Immers, naar het oordeel van het hof staat vast dat de verdachte de bestuurder is geweest van de auto waarin de hennep lag, zodat hij zich, door niet in te stappen dan wel na constatering van de hennep in de auto direct uit te stappen, zich eenvoudig aan de situatie had kunnen onttrekken. Van overmacht in de zin van het bepaalde in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht is dan ook geen sprake geweest. Het hof verwerpt het verweer.

Ten aanzien van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde feit overweegt het hof dat op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de verbalisant

[aangever 2] opzettelijk twee elleboogstoten heeft gegeven waardoor deze pijn heeft ondervonden.

Het hof verwerpt dan ook dit verweer.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:

Mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 .

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 , 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede ter zake van het onder 5 tenlastegelegde tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze samen met een ander schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag toen zij op de vlucht sloegen voor de politie. De verdachte heeft hierdoor de verkeersveiligheid op zeer grove wijze in gevaar gebracht. Dat er geen ongelukken zijn gebeurd is een gelukkige, maar geenszins aan de verdachte toe te rekenen omstandigheid.

Na zijn aanhouding is in de auto van de verdachte ongeveer 54 kilogram natte hennep aangetroffen. De hennephandel, waarin zeer veel geld omgaat, brengt allerlei vormen van andere criminaliteit met zich mee. Dat hennep een stof is die schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid en die ernstig verslavend kan werken is een feit van algemene bekendheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte dan ook niet alleen doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd maar ook bijgedragen aan benadeling van de volksgezondheid.

Voorts heeft de verdachte zich bij zijn aanhouding schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieambtenaar, een gedraging waaruit blijkt dat de verdachte geen respect kon opbrengen voor een gezagsdrager die zijn werk deed. Uit het bezit van een busje traangas blijkt dat de verdachte het ook met de integriteit van anderen niet zo nauw neemt.

Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 maart 2011 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van andersoortige en soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.

Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat de vordering van de advocaat-generaal geen recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven en dat te dien aanzien een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is terwijl ten aanzien van de bewezenverklaarde overtreding een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tot schadevergoeding

In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 442,65.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 442,65.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, namelijk tot een bedrag van € 351,05, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.

Nu de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

Door of namens de verdachte is niet gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, zodat een kostenveroordeling achterwege blijven.

Vordering tot schadevergoeding

In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2] zich eveneens als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 754,28.

In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 250,-.

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 250,-, met oplegging van de schade-vergoedingsmaatregel.

De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.

Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 250,-.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 250,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2].

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet , de artikelen 14a, 14 b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 47, 57, 62, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.

Veroordeelt de verdachte met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten onder 2, 3 en 4 tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.

Bepaalt, dat een op 3 (drie) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte met betrekking tot het bewezenverklaarde feit onder 5 tot het betalen van een geldboete van € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 10 (tien) dagen.

Verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] tot het gevorderde bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro), en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.

Legt aan de verdachte ter zake van het onder bewezenverklaarde de verplichting op om ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat een bedrag te betalen van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis deze betalingsverplichting niet opheft.

Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.

Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. T.E. van der Spoel en mr. N.C. van Bellen, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 maart 2011.

Mr. N.C. van Bellen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature