Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 125195/FA RK 11-580
beschikking d.d. 31 mei 2011
in de zaak van:
[de man],
wonende te [adres],
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J. de Graaf,
en
[de vrouw],
wonende te [adres],
verweerster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.B. Flooren.
PROCESVERLOOP
De man heeft op 16 maart 2011 een verzoekschrift ingediend. Hij vraagt hierin partijen gezamenlijk te belasten met het gezag over hun minderjarige dochter, [minderjarige].
Op 29 maart 2011 is ter griffie van de rechtbank een brief met bijlage ontvangen van mr. De Graaf, gedateerd 29 maart 2011.
De rechtbank heeft op 6 april 2011 schriftelijk bericht ontvangen van de minderjarige, waarin zij haar mening met betrekking tot de gezagsvoorziening kenbaar heeft gemaakt.
Op 12 april 2011 is ter griffie van de rechtbank een brief met bijlagen ontvangen van mr. Flooren, gedateerd 11 april 2011.
Op 21 april 2011 is ter griffie van de rechtbank een brief ontvangen van mr. Flooren, gedateerd 20 april 2011.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren op 28 april 2011.
Daarbij zijn partijen bijgestaan door hun advocaten, alsmede mevrouw A.I. van Dijk, namens de raad voor de kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen, verschenen en gehoord.
Mr. Flooren heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
* partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad;
* uit deze relatie is het volgende -thans nog minderjarige- kind geboren:
o [minderjarige] (roepnaam [roepnaam]), [in 1998] in de gemeente [geboorteplaats], erkend door de man op [datum];
* de vrouw is alleen belast met het gezag over voornoemde minderjarige;
* de minderjarige heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw;
* bij beschikking van deze rechtbank van 21 december 2010 is een omgangsregeling vastgesteld tussen de man en voornoemde minderjarige, inhoudende dat de man eenmaal per twee weken omgang heeft met de minderjarige van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend voor aanvang van school, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
Standpunt van de man
De man wil graag gezamenlijk met de vrouw het gezag over [roepnaam] uitoefenen. Van contra-indicaties zoals genoemd in artikel 1:253c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek is geen sprake.
Hoewel de communicatie tussen partijen te wensen overlaat, verloopt de omgangsregeling goed. Het gevaar dat [roepnaam] klem of verloren zou raken tussen haar ouders bestaat niet. De man ontkent dat [roepnaam] zich bij hem niet op haar gemak zou voelen, hetgeen wel blijkt uit de keren dat [roepnaam] naar de man is gegaan toen zij ruzie had met de vrouw. Hij heeft haar in die gevallen overigens niet moedwillig bij zich gehouden. Het was [roepnaam] zelf die niet terug wilde naar de vrouw, omdat zij bang was om door de vrouw te worden geslagen.
Gelet op de huidige situatie waarin er een omgangsregeling is vastgesteld, die goed loopt, is het in belang van [roepnaam] dat de man gezamenlijk met de vrouw wordt belast met het gezag over haar. Immers als zij bij hem is, is het de man die feitelijk de dagelijkse beslissingen neemt. Daarnaast wil hij ook kunnen meebeslissen ten aanzien van toekomstige belangrijke beslissingen aangaande de verzorging en opvoeding van [roepnaam]. Voorts wordt, door hem gezamenlijk met de vrouw te belasten met het gezag, voorkomen dat na een onverhoopt overlijden van de vrouw een rechterlijke beslissing noodzakelijk zou zijn om hem met het gezag over [roepnaam] te belasten. Tevens wordt op deze manier voorkomen dat de vrouw verzoekt om haar samen met een derde te belasten met het gezag over [roepnaam].
Standpunt van de vrouw
De vrouw kan niet instemmen met het verzoek van de man. Zij acht het in het belang van [roepnaam] indien zij alleen belast blijft met het gezag over haar. Gelet op hetgeen er tot op heden allemaal is voorgevallen en de slechte communicatie tussen partijen, waarvan niet te verwachten is dat deze binnenkort zal verbeteren, heeft de vrouw geen enkel vertrouwen in een gezamenlijk gezag van partijen. Zij verwacht in dat geval grote problemen. Partijen zullen het nergens over eens worden. De onrust die hierdoor zal ontstaan is geenszins in het belang van [roepnaam]. Zij zal volledig klem en verloren raken tussen haar ouders, voor zover hiervan op dit moment al geen sprake is. Zo komt [roepnaam] telkens met verschillende verhalen als het om haar ouders gaat. Zij klaagt bijvoorbeeld regelmatig over de situatie bij de man en dat zij zich daar niet op haar gemak voelt, terwijl zij na een ruzie met de vrouw wegloopt naar de man. Hierbij is het overigens opvallend dat de man dan niet zorgt dat [roepnaam] terug gaat naar de vrouw, maar haar enige tijd bij zich houdt. Verder heeft [roepnaam] aangegeven tijdens omgangsmomenten regelmatig niet bij de man te zijn, maar bij een tante aan de overkant van de straat.
De omgangsregeling verloopt niet zo soepel als de man doet voorkomen.
Daarbij komt nog dat het onderhavige verzoek van de man voor de vrouw uit de lucht komt vallen. De man heeft nooit eerder aangegeven samen met de vrouw het gezag te willen over [roepnaam]. De vrouw vermoedt dat hij dit verzoek enkel heeft gedaan om haar dwars te zitten.
De vrouw heeft overigens niet de intentie om gezamenlijk met een ander dan de man, het gezag uit te oefenen over [roepnaam]. Voor het geval de vrouw komt te overlijden heeft [roepnaam] aangegeven graag naar haar grootmoeder te willen.
Beoordeling
Op grond van artikel 1:253c BW kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag, dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:
a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De man heeft [roepnaam] erkend en is daardoor haar juridische vader. Hij is tot het gezag bevoegd en heeft nimmer het gezag gezamenlijk met de vrouw uitgeoefend. De man kan derhalve ontvangen worden in zijn verzoek om hem gezamenlijk met de vrouw met het gezag over [roepnaam] te belasten.
Allereerst overweegt de rechtbank dat, hoewel de situatie een andere is dan die van ouders die op enig moment gezamenlijk het gezag hebben uitgeoefend, hier hetzelfde criterium als bij gezag na scheiding van toepassing is. Het uitgangspunt is immers ook hier dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind is.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de communicatie tussen partijen is verstoord. Zij kunnen niet tot afspraken komen over de opvoeding van [roepnaam] en zitten in dat kader niet op één lijn, waardoor duidelijkheid voor [roepnaam] ontbreekt. Deze strijd tussen de ouders overschaduwt hun ouderschap. [roepnaam] lijdt onder deze strijd en zit in een loyaliteitsconflict, terwijl het nu juist voor een meisje van deze leeftijd - [roepnaam] is 12 jaar - van groot belang is dat er duidelijkheid is, dat de ouders in goede harmonie met elkaar kunnen overleggen en dat zij één lijn hanteren in de opvoeding. Nu van een eenduidige opvoedingsstijl geen sprake is, krijgt [roepnaam] alle vrijheid om haar ouders tegen elkaar uit te spelen.
Gelet op voornoemd loyaliteitsconflict en het feit dat [roepnaam] haar ouders tegen elkaar uit lijkt te spelen, ziet de rechtbank in het onderhavige geval de meerwaarde van gezamenlijk gezag. Op deze manier worden partijen gedwongen om met elkaar om de tafel te gaan en te proberen hun communicatie te verbeteren, de huisregels op elkaar af te stemmen en uiteindelijk voor wat betreft de opvoeding van hun dochter op één lijn te komen.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen, zoals hierna onder het dictum is weergegeven.
In het kader van de tussen partijen bestaande communicatieproblemen wijst de rechtbank partijen op de mogelijkheid van het traject Ouderschap Na Scheiding van Elker (ONS). Indien beide partijen hiervoor openstaan kunnen zij contact opnemen met het bureau jeugdzorg Groningen (telefoonnummer 050-5239200) om zich hiervoor aan te melden.
BESLISSING
bepaalt dat aan partijen voortaan gezamenlijk het gezag toekomt over het minderjarige kind:
* [minderjarige], geboren [in 1998] in de gemeente [geboorteplaats];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 31 mei 2011 in tegenwoordigheid van de griffier, mw. J. Omta-Marinus.
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.