Uitspraak
13 september 2011
Strafkamer
nr. 10/04778
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 oktober 2010, nummer 22/004722-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Utrecht, locatie Nieuwegein" te Nieuwegein.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de opgelegde straf ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij op 07 augustus 2008 (op de openbare weg, de Rijksweg ter hoogte van hectometerpaaltjes 35.9 en 36.0) te Gorinchem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto merk: Nissan , type: Primera, kleur: rood, kenteken: [AA-00-BB]) en meerdere koffers (met inhoud) en een tas, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte [slachtoffer 1] voornoemd één of meerdere malen heeft beschoten met een vuurwapen, als gevolg waarvan deze een in- en een uitschot in diens been heeft bekomen en verdachtes mededader [slachtoffer 3] voornoemd heeft geslagen tegen diens hoofd en rug en buik;
3. hij op 22 september 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander meerdere vuurwapens van categorie III, onder 1, in de vorm van een pistool of revolver, te weten een pistool (merk: Walther, model/type PPK, kaliber 7,65 mm) en een revolver (merk: Röhm, model/type: Little Joe, (na ombouwing gewijzigd) kaliber .22) en munitie van categorie III, te weten kogelpatronen (15 stuks) (kaliber 7,65 mm) en kogelpatronen (5 stuks) (kaliber .22 Long Rifle), voorhanden heeft gehad."
2.2.2. Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. Het heeft ten aanzien van de strafoplegging het volgende overwogen:
"De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met een ander midden in de nacht met een auto, waarop zwaailichten waren bevestigd een taxichauffeur gedwongen zijn auto tot stilstand te brengen op de vluchtstrook van een snelweg; vervolgens heeft hij de auto en de goederen van de passagiers van de taxichauffeur meegenomen. Daarbij is er grof geweld gebruikt; één van de passagiers is geslagen door de medeverdachte en de taxichauffeur is in zijn been geschoten door de verdachte. Daarna zijn de inzittenden van die taxi op de snelweg achtergelaten.
Aldus heeft de verdachte een zeer ernstig vermogens- en geweldsdelict gepleegd waarbij hij inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de taxichauffeur en zijn passagiers. Het voorval heeft de taxichauffeur zoveel angst aangejaagd, dat hij zijn verklaringen niet wilde ondertekenen uit angst voor represailles. Tot slot brengt een dergelijk feit ook bij burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg en kan het ook de verkeersveiligheid in gevaar brengen.
Ten tijde van de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte werden in de auto van de verdachte twee vuurwapens en bijpassende munitie aangetroffen. De verdachte was daartoe niet bevoegd. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens is zeer onwenselijk, in het bijzonder omdat het voorhanden hebben van een dergelijk wapen drempelverlagend werkt voor het toepassen van ernstig geweld. Dit wordt onderstreept door het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld en ook geïllustreerd door het onder 1 bewezenverklaarde. Tegen het onbevoegde bezit dient derhalve krachtig te worden opgetreden.
Ten nadele van de verdachte weegt mee dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 september 2010 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een ander geweldsdelict, en een eerdere overtreding van de Wet Wapens en munitie. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Met name de eerdere veroordeling voor het geweldsdelict, waarvoor hij onder meer tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld en waarvan hij nog niet lang op vrije voeten zal zijn geweest, rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Het hof is van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van de feiten in combinatie met de persoon van de verdachte. In aanmerking genomen dat de verdachte het slachtoffer heeft gedwongen te stoppen op de openbare snelweg met alle veiligheidsrisico's van dien, dat hij daar heeft geschoten en daarbij het slachtoffer heeft geraakt, dat hij ook later bij zijn aanhouding (wederom) wapens voorhanden heeft gehad en dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het feit dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde is vrijgesproken, is voor het hof geen aanleiding een lagere straf op te leggen, nu dit een technische vrijspraak is en de ernst van de resterende feiten de op te leggen straf ruimschoots rechtvaardigen."
2.3. De vaststelling van het Hof dat de verdachte "eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder een ander geweldsdelict" en dat de verdachte ter zake van dat andere geweldsdelict "onder meer tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld (...) waarvan hij nog niet lang op vrije voeten zal zijn geweest", is niet zonder meer begrijpelijk nu het door het Hof genoemde uittreksel Justitiële Documentatie geen onherroepelijke veroordeling tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter zake van een geweldsdelict vermeldt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 september 2011.