Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Letselschade, medische behandeling, medische fout, causaliteit, stelplicht.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 357275 / HA ZA 10-1967

Vonnis van 25 mei 2011

in de zaak van

[eiseres],

wonende te [woonplaats 1],

eiseres,

advocaat mr. A.E. Diepersloot,

tegen

1. [gedaagde sub 1],

2. [gedaagde sub 2],

3. [gedaagde sub 3],

4. [gedaagde sub 4],

5. [gedaagde sub 5],

alle wonende/gevestigd te [woonplaats 2],

gedaagden,

advocaat mr. I.H.M. Baas.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd worden. Afzonderlijk zullen gedaagden [gedaagde sub 1 en 3] (gedaagde sub 1 en 3), [gedaagde sub 2 en 4] (gedaagde sub 2 en 4) en [gedaagde sub 5] (gedaagde sub 5) genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 9 juni 2010, met producties;

- de conclusie van antwoord van 25 augustus 2010, met producties,

- de conclusie van repliek van 17 november 2010, met producties;

- de conclusie van dupliek van 16 maart 2011.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:

2.1. [eiseres] heeft zich in februari 2009 gewend tot de [bedrijf 1] te Den Haag. Op 6 februari 2009 sprak [eiseres] aldaar met [gedaagde sub 1 en 3] over een door haar gewenste borstvergrotende operatie. Tijdens dat gesprek heeft [eiseres] gezegd dat zij ook graag iets aan de plooien langs haar mond en de lachrimpels bij haar ogen zou willen laten doen. Afgesproken werd dat [gedaagde sub 1 en 3] de borstvergrotende operatie zou uitvoeren en dat hij tevens mondplooien en lachrimpels zou opvullen, een en ander voor een totaalprijs van € 2.944,00, inclusief de kosten van een sportbeha en anesthesie.

2.2. Op 21 februari 2009 heeft [gedaagde sub 1 en 3] de ingrepen uitgevoerd. Voorafgaand aan de ingrepen heeft [eiseres] het overeengekomen bedrag voldaan. Tevens heeft zij een - eerst op die dag aan haar voorgelegd - informed consent formulier ondertekend.

2.3. Na de behandeling was [eiseres] ontevreden over het resultaat van de opvulling van mondplooien en lachrimpels. Later ontstonden ook klachten met betrekking tot haar borsten. [eiseres] heeft in verband met haar klachten diverse malen contact opgenomen met de [bedrijf 1], zowel telefonisch als in persoon. [gedaagde sub 1 en 3] en [eiseres] hebben elkaar op 14 maart 2009 en op 15 mei 2009 in de [bedrijf 1] gesproken.

2.4. In april en mei 2009 heeft [eiseres] een dermatoloog geconsulteerd. [eiseres] was bezorgd over nog aanwezige verkleuring ter plaatse van opgevulde mondplooien en lachrimpels. Een brief van 1 juni 2010 van I. Beciri, dermatoloog, verbonden aan de Stichting Huidkliniek Zuid te Rotterdam, vermeldt het volgende:

"Mevrouw E.A. [eiseres] (…) hebben wij (…) gezien op 06-04-2009 i.v.m. blauwe plekken onder de ogen die zijn waarschijnlijk door de onderhuidse bloedingen ontstaan na een chirurgische ingreep op haar ogen.

Deze laesies wordt behandeld met Hirudoid crème 2 keer per dag gedurende 1 maand. Bij de controle op 26-05-2009 hebben wij licht hyperpigmenterende plekken geconstateerd. De pigmentvlekken zijn circa 3 keer met microdermabrasie behandeld."

2.5. Op 26 mei 2009 heeft [eiseres] zich gewend tot [persoon 1], plastisch chirurg in het Maasstad Ziekenhuis, locatie Clara. Deze plastisch chirurg heeft op 18 november 2009 beiderzijds de protheses en kapsels uit de borsten van [eiseres] verwijderd, met dien verstande dat wegens een ernstige ontsteking in de rechterborst delen van het kapsel niet konden worden verwijderd.

2.6. Achteraf is gebleken dat [eiseres] besmet was met de bacterie pseudomonas aeruginosa.

2.7. Op 25 juni 2009 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: de Inspectie) een onaangekondigd bezoek gebracht aan de [bedrijf 1]. De Inspectie kwam tot het oordeel dat de kwaliteit van zorgverlening in de [bedrijf 1] niet of in onvoldoende mate voldeed aan de eisen voor verantwoorde zorg zoals bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van de Kwaliteitswet zorginstellingen . Daardoor waren in de visie van de Inspectie ernstige risico's voor de veiligheid en de gezondheid van patiënten ontstaan. De directie van de [bedrijf 1] werd bevolen de kliniek te sluiten met ingang van zaterdag 27 juni 2009.

2.8. Inspecteurs van de Inspectie hebben tuchtklachten tegen [gedaagde sub 1 en 3] ingediend. Op 11 mei 2010 heeft het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage aan [gedaagde sub 1 en 3] de maatregel opgelegd van doorhaling van de inschrijving in het register ex artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg .

3. Het geschil

3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

1. zal verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] (hoofdelijk dan wel individueel) en/of [gedaagde sub 2] (hoofdelijk dan wel individueel) en/of [gedaagde sub 1 en 3] (hoofdelijk dan wel individueel) en/of [gedaagde sub 2 en 4] (hoofdelijk dan wel individueel) en/of de [gedaagde sub 5], al dan niet h.o.d.n. [bedrijf 1] (hoofdelijk dan wel individueel) zich bij het uitvoeren van de operatie op 21 februari 2009 schuldig heeft/hebben gemaakt aan wanprestatie dan wel een onrechtmatig daad en derhalve aansprakelijk is/zijn voor de door [eiseres] dientengevolge geleden en/of te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van het betreffende schadebedrag, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

2. [gedaagden] zal veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 904,00;

3. [gedaagden] zal veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder de kosten van het door [eiseres] gelegde conservatoire beslag en een bedrag aan salaris van de advocaat van [eiseres], te vermeerderen met de nakosten zo deze ontstaan, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3.2. [gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. [eiseres] grondt haar vorderingen op toerekenbaar tekortschieten van [gedaagden] in de nakoming van de tussen haar en [gedaagden] tot stand gekomen behandelingsovereen¬komst, althans op onrechtmatige daad. Zij stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende. [gedaagden] heeft de borstvergrotende operatie uitgevoerd in een niet-steriele ruimte als gevolg waarvan [eiseres] een ernstige en verminkende infectie heeft opgelopen waardoor zij schade heeft geleden. Er is nog geen sprake van een medische eindsituatie. In de toekomst zal mogelijk nog een borst reconstruerende operatie plaatsvinden. Daarom wordt verwijzing naar de schadestaatprocedure verzocht. Ter zake van de opgevulde mondplooien en lachrimpels is [eiseres] voorafgaande aan de ingreep onvoldoende geïnformeerd omtrent mogelijke complicaties. [eiseres] kampt nog immer met verkleuringen onder haar ogen. Als [eiseres] had geweten dat zij mogelijk zwarte verkleuringen onder haar ogen zou krijgen, had zij nimmer ingestemd met de ingreep.

4.2. De rechtbank oordeelt als volgt. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (hierna: behandelings¬overeenkomst) is tot stand gekomen tussen [eiseres] als opdrachtgever en [gedaagde sub 1] als hulpverlener. Immers, [gedaagden] heeft aangevoerd dat [bedrijf 1] slechts een door [gedaagde sub 1] gebruikte handelsnaam is (conclusie van antwoord onder 33) en [eiseres] heeft deze stelling niet voldoende gemotiveerd weersproken. Weliswaar stelt [eiseres] dat [gedaagde sub 2] de "algemeen directeur" was van de [bedrijf 1] (conclusie van repliek onder 32), maar uit die enkele stelling vloeit niet voort dat (ook) [gedaagde sub 2 en 4] (voor zich) handelde onder de naam [bedrijf 1]. Evenmin is gesteld of gebleken dat de [bedrijf 1] een rechtspersoon is. Dat [gedaagde sub 1] ooit van plan is geweest om [bedrijf 1] een handelsnaam van [gedaagde sub 5] te doen zijn, zoals door [gedaagden] is aangevoerd, is niet relevant nu gesteld noch gebleken is dat aan dat plan uitvoering is gegeven. Dat [gedaagde sub 5] als betaaladres voor [bedrijf 1] fungeerde (conclusie van antwoord onder 56), rechtvaardigt niet de conclusie dat [bedrijf 1] een handelsnaam van [gedaagde sub 5] is. Uit de overige stellingen van [eiseres] kan niet worden afgeleid dat zij de behandelings¬overeenkomst met een ander dan [gedaagde sub 1] - handelende onder de naam [bedrijf 1] - is aangegaan. Uit hetgeen [eiseres] heeft gesteld vloeit voort dat zij de afspraken omtrent de medische behandeling heeft gemaakt met [gedaagde sub 1 en 3], dat zij met [gedaagde sub 1 en 3] heeft afgesproken dat hij de ingrepen voor een bepaalde prijs zou verrichten en dat zij een visitekaartje ontving waarop [gedaagde sub 1 en 3] werd aangeduid als medisch directeur van de [bedrijf 1]. Dat naast [gedaagde sub 1 en 3] ook [gedaagde sub 2 en 4] in de [bedrijf 1] werkzaam was, dat ook zij contact heeft gehad met [eiseres] en dat zij mogelijk ook in een ondersteunende functie betrokken was bij de behandeling van [eiseres] doet daar niet aan af.

4.3. De rechtbank neemt bij de beoordeling in aanmerking dat [eiseres] aan haar vorderingen uitdrukkelijk ten grondslag heeft gelegd dat [gedaagden] "zich bij het uitvoeren van de operatie op 21 februari 2009 schuldig heeft/hebben gemaakt aan wanprestatie dan wel een onrechtmatig daad en derhalve aansprakelijk is/zijn voor de door [eiseres] dientengevolge geleden en/of te lijden materiële en immateriële schade". [eiseres] heeft aan haar vorderingen derhalve ten grondslag gelegd verwijten/tekortkomingen die het uitvoeren van de operatie op 21 februari 2009 betreffen.

4.4. Nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 5] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het uitvoeren van de operatie, kan worden vastgesteld dat zij zich daarbij ook niet schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie dan wel aan een onrechtmatige daad. De vorderingen tegen [gedaagde sub 5] zullen derhalve worden afgewezen.

4.5. Dat [gedaagde sub 2 en 4] een verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het uitvoeren van de operatie op 21 februari 2009 heeft [eiseres] niet voldoende gesteld, althans [eiseres] heeft, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde sub 2 en 4], betreffende stellingen niet voldoende gehandhaafd. [gedaagde sub 2 en 4] heeft aangevoerd dat zij nimmer heeft geassisteerd bij eigenlijke operatieve handelingen (conclusie van antwoord onder 55). [eiseres] heeft vervolgens slechts 'bij gebrek aan wetenschap' betwist dat [gedaagde sub 2 en 4] niet heeft geassisteerd bij eigenlijke operatieve handelingen. Voorts heeft [eiseres] gewezen op de verzwaarde stelplicht van de arts.

4.6. Bij gebreke van een deugdelijke toelichting van de zijde van [eiseres] is niet in te zien op welke grond in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2 en 4] op [gedaagde sub 2 en 4] een zelfstandige verzwaarde stelplicht rust. Weliswaar is [gedaagde sub 2 en 4] arts, maar tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2 en 4] is geen behandelingsovereenkomst tot stand gekomen. Evenmin staat vast dat [gedaagde sub 2 en 4] [eiseres] heeft behandeld. Vast staat dat de behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1 en 3]. Daarbij is afgesproken dat [gedaagde sub 1 en 3] de operatie zou verrichten, hetgeen - zo is tussen partijen niet in geschil - ook is geschied. [gedaagde sub 2 en 4] kan mogelijk worden aangemerkt als een door [gedaagde sub 1 en 3] bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst ingeschakelde hulppersoon, maar krachtens de hoofdregel van het bewijsrecht rust op [eiseres] in haar verhouding tot [gedaagde sub 2 en 4] de stelplicht en bewijslast van de aan haar vorderingen tegen [gedaagde sub 2 en 4] ten grondslag gelegde stelling dat [gedaagde sub 2 en 4] zich bij het uitvoeren van de operatie op 21 februari 2009 jegens haar schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie dan wel aan een onrechtmatige daad. Nu [eiseres] geen feiten of omstandigheden heeft gesteld die de conclusie kunnen dragen dat [gedaagde sub 2 en 4] zich bij het uitvoeren van de operatie jegens haar wanprestatie dan wel aan een onrechtmatige daad heeft gepleegd, is de enkele stelling dat [gedaagde sub 2 en 4] zulks heeft gedaan onvoldoende onderbouwd. De vorderingen van [eiseres] tegen [gedaagde sub 2 en 4] zullen derhalve worden afgewezen.

4.7. Dan resteert de beoordeling van de tegen [gedaagde sub 1 en 3] ingestelde vorderingen. [gedaagde sub 1 en 3] heeft met betrekking tot het opvullen van mondplooien en lachrimpels aangevoerd dat de behandeling heeft bestaan uit het opspuiten van de nasiolabiale plooien en traangootjes met hyaluronzuur Esthelis 1 mg; en extra Botox 20 in de procerus(frons). [gedaagde sub 1 en 3] betwist bij gebrek aan wetenschap dat sprake is (geweest) van blijvende verkleuringen rond de ogen (conclusie van antwoord onder 26 en 48). [gedaagde sub 1 en 3] heeft een op 14 maart 2009 van het gezicht van [eiseres] gemaakte kleurenfoto overgelegd waaruit niet blijkt dat destijds nog sprake was van verkleuringen. [eiseres] wijst erop dat [gedaagde sub 1 en 3] een foto heeft overgelegd waarop zij de bril draagt die zij had aangeschaft om de verkleuringen onder haar ogen zoveel mogelijk te verdoezelen (conclusie van repliek onder 8). [eiseres] stelt dat er ook foto's zijn gemaakt waarop zij die bril niet droeg. Zij veronderstelt dat de verkleuring op die foto's wel heel goed te zien is. Als [gedaagde sub 1 en 3] het tegendeel wenst te betogen, zal [gedaagde sub 1 en 3] in de visie van [eiseres] ook de foto's zonder bril moeten overleggen.

4.8. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] haar stelling dat [gedaagde sub 1 en 3] is tekortgeschoten bij de behandeling van de mondplooien en lachrimpels, en haar stelling dat zij nog immer kampt met verkleuringen onder haar ogen, niet voldoende heeft gehandhaafd. Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht (artikel 21 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ). Voor zover [eiseres] van oordeel was dat de door [gedaagde sub 1 en 3] overgelegde foto van 14 maart 2009 een onjuiste indruk wekt, lag het in de rede dat zij bij conclusie van repliek zelf een foto zou overleggen waaruit in ieder geval blijkt wat de huidige situatie is, althans dat zij gemotiveerd zou stellen gedurende welke periode en in welke mate sprake is geweest van de door haar gestelde verkleuringen en wat daarvan de concrete gevolgen voor haar zijn geweest. In dit verband is van belang dat het door [eiseres] ter onderbouwing van haar vorderingen overgelegde advies van 8 maart 2010 van haar medisch adviseur [persoon 2], arts, vermeldt (productie 9 bij dagvaarding):

"Ten aanzien van de gelaatsbehandeling kan ik op basis van de stukken niet goed overzien of die wel zorgvuldig zijn verricht en/of er misverstanden zijn. Hierover is behoudens een berichtje van de dermatoloog en een foto geen bericht.

Op dit punt moet ik me dus op dit moment nog onthouden van een oordeel. Ik zal hier op terugkomen zodra er, parallel aan de overige stukken, ook meer nadere info over beschikbaar is. Het zou zinvol kunnen zijn als de medisch fotograaf ook hiervan goede foto's zou kunnen maken."

Het als productie 19 bij conclusie van repliek overgelegde nader advies van 16 juni 2010 van [persoon 2] vermeldt niets naders over de behandeling van de mondplooien en lachrimpels.

4.9. De rechtbank neemt op grond van hetgeen hiervoor is overwogen aan dat de verkleuringen onder de ogen van [eiseres] niet meer aanwezig zijn. Uit het feit dat [eiseres] hierover geen nadere informatie heeft verschaft, leidt de rechtbank voorts af dat de kort na de ingreep aanwezige verkleuringen na enige tijd zijn verdwenen, een en ander in overeenstemming met hetgeen hierover door [gedaagde sub 1 en 3] is aangevoerd. Met betrekking tot dit onderdeel van de behandeling door [gedaagde sub 1 en 3] bestaat er derhalve geen reden om aan te nemen dat [gedaagde sub 1 en 3] zich - zoals het in de vordering is geformuleerd - bij het uitvoeren van de operatie op 21 februari 2009 schuldig heeft gemaakt aan wanprestatie dan wel een onrechtmatig daad. Voor zover de vorderingen van [eiseres] op dit onderdeel van de behandeling betrekking hebben, zullen deze bij gebreke van een voldoende onderbouwing worden afgewezen.

4.10. Met betrekking tot de borstvergrotende operatie is de situatie een andere. [gedaagde sub 1 en 3] voert bij conclusie van dupliek onder 45 zelf aan dat inmiddels is gebleken dat bij vrijwel alle meldingen van complicaties in de [bedrijf 1] het gaat om pseudomonas aeruginosa besmettingen bij patiënten die na 1 januari 2009 een borstvergrotende ingreep hebben ondergaan. Nu ook bij [eiseres] van een dergelijke besmetting sprake was, acht de rechtbank de conclusie gerechtvaardigd dat (ook) zij die besmetting in de [bedrijf 1] heeft opgelopen.

4.11. [gedaagde sub 1 en 3] voert aan dat het feit van de besmetting van diverse na 1 januari 2009 in de Citykliniek behandelde patiënten erop zou kunnen wijzen dat op enig moment een defect in het steriliteitscircuit in de [bedrijf 1] is opgetreden. Daarvoor zijn in de visie van [gedaagde sub 1 en 3] vele - naar de rechtbank begrijpt: mogelijke - oorzaken aan te wijzen en het hoeft zijns inziens niet te betekenen dat hem een verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank kan [gedaagde sub 1 en 3] hierin in zoverre volgen dat in het algemeen het enkele feit van een opgetreden infectie niet meebrengt dat de hulpverlener een verwijt kan worden gemaakt. Het optreden van een infectie kan immers een aan niemand te verwijten complicatie zijn. De oorzaak daarvan zal in veel gevallen achteraf ook niet meer vast te stellen zijn. Echter, de [bedrijf 1] is door de Inspectie gesloten, onder meer omdat zij - dat wil zeggen [gedaagde sub 1 en 3] - in de visie van de Inspectie niet beschikte over een adequate vorm van luchtbehandeling, noch over een OK (operatiekamer) klasse 1 of een OK klasse 2, terwijl er wel operaties (borstvergrotingen) uitgevoerd werden die in een dergelijke OK uitgevoerd dienen te worden, omdat de [bedrijf 1] voorts niet beschikte over een infectiepreventiebeleid, omdat door de ruimtelijke indeling van de instelling ook niet voorzien kon worden in een adequate infectiepreventie en omdat het sterilisatieproces in de [bedrijf 1] op essentiële onderdelen niet voldeed aan de toepasselijke richtlijn.

4.12. Weliswaar heeft [gedaagde sub 1 en 3] de door de Inspectie aan hem gemaakte ernstige verwijten - welke [eiseres] tot de hare heeft gemaakt - weersproken, maar [gedaagde sub 1 en 3] is er niet in geslaagd die verwijten in deze procedure adequaat te weerleggen. Onder deze omstandigheden is het dermate aannemelijk dat de bij [eiseres] opgetreden infectie aan [gedaagde sub 1 en 3] kan worden verweten, dat zulks in rechte mag worden aangenomen. Voor zover er in dit verband sprake is van de door [gedaagde sub 1 en 3] gestelde causaliteitsonzekerheid (conclusie van dupliek onder 50) - omdat moet worden aangenomen dat de precieze oorzaak van de infectie (thans) niet (meer) kan worden vastgesteld - komt die onzekerheid onder deze omstandigheden in de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1 en 3] ten laste van [gedaagde sub 1 en 3]. Voor het gelasten van een deskundigenonderzoek hieromtrent ziet de rechtbank geen aanleiding. Immers, gesteld noch gebleken is dat de oorzaak van de infectie met een dergelijk onderzoek (thans nog) achterhaald zou kunnen worden. Dat [gedaagde sub 1 en 3] op andere wijze tegenbewijs zou kunnen leveren, is evenmin gesteld of gebleken.

4.13. Hetgeen [gedaagde sub 1 en 3] nog mededeelt omtrent het zeer grote aantal door hem bij Nederlandse patiënten verrichte borstvergrotingen vanaf begin 2007 (circa 1400) (conclusie van dupliek onder 40) - waarmee [gedaagde sub 1 en 3] kennelijk aannemelijk wil maken dat het percentage opgetreden infecties na behandeling door [gedaagde sub 1 en 3] relatief beperkt is - acht de rechtbank misleidend. Immers, het gaat bij beoordeling van het door [eiseres] gestelde sterk verhoogde infectierisico niet om borstvergrotingen die [gedaagde sub 1 en 3] heeft uitgevoerd bij Nederlandse patiënten, maar om borstvergrotingen die [gedaagde sub 1 en 3] heeft uitgevoerd in de [bedrijf 1]. Bij conclusie van antwoord (onder 4) heeft [gedaagde sub 1 en 3] aangevoerd dat hij in de [bedrijf 1] vanaf april 2008 20-25 borstvergrotingen per maand verrichtte. Nu de [bedrijf 1] eind juni 2009 op last van de Inspectie is gesloten, heeft [gedaagde sub 1 en 3] daar volgens zijn eigen stellingen niet meer dan maximaal 375 (15 x 25) borstvergrotingen uitgevoerd. In het kader van een gemotiveerde betwisting van de stellingen van [eiseres] over het sterk verhoogde infectierisico in de [bedrijf 1] lag het echter op de weg van [gedaagde sub 1 en 3] om exact aan te geven welk aantal borstvergrotingsoperaties hij in de [bedrijf 1] heeft uitgevoerd en in hoeveel gevallen zich nadien infecties hebben voorgedaan. Die informatie heeft [gedaagde sub 1 en 3] niet verstrekt. Met betrekking tot het infectierisico in de [bedrijf 1] is voorts relevant dat [gedaagde sub 1 en 3] wel heeft erkend dat zich ten aanzien van de steriliteit in de [bedrijf 1] mogelijk problemen hebben voorgedaan als gevolg waarvan diverse patiënten die in dezelfde periode (na 1 januari 2009) eenzelfde type operatie hebben ondergaan zijn besmet met hetzelfde type bacterie (conclusie van dupliek onder 50). Uit het inhoudelijk door [gedaagde sub 1 en 3] onvoldoende weersproken rapport van de Inspectie leidt de rechtbank af dat [gedaagde sub 1 en 3] er een ernstig verwijt van kan worden gemaakt dat hij [eiseres] heeft geopereerd in de [bedrijf 1], terwijl de omstandigheden daar zodanig waren dat het risico op infectie sterk was vergroot. Juist dat risico heeft zich bij [eiseres] gerealiseerd, met de uit de overgelegde medische informatie blijkende ernstige gevolgen van dien.

4.14. Voor wat betreft de door [gedaagde sub 1 en 3] bij [eiseres] uitgevoerde borstvergrotende operatie is de conclusie derhalve dat [gedaagde sub 1 en 3] bij zijn werkzaamheden niet de zorg van een goed hulpverlener in acht heeft genomen en dat hij niet heeft gehandeld in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Dat betekent dat sprake is van wanprestatie en dat [gedaagde sub 1 en 3] verplicht is de dientengevolge door [eiseres] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden. In zoverre zal het gevorderde onder 1 worden toegewezen, op de wijze zoals hierna geformuleerd. Nu [gedaagde sub 1 en 3] wordt veroordeeld tot vergoeding van bij staat op te maken schade heeft [eiseres] daarnaast geen belang bij een verklaring voor recht. Die zal derhalve niet worden toegewezen.

4.15. Het gevorderde onder 2 (buitengerechtelijke kosten) zal worden afgewezen. Na gemotiveerde betwisting door [gedaagde sub 1 en 3] heeft [eiseres] niet voldoende gehandhaafd dat sprake is geweest van andere buitengerechtelijke verrichtingen dan die waarvoor de te begroten proceskosten een vergoeding plegen in te sluiten.

4.16. [gedaagde sub 1 en 3] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van [eiseres] gevallen proceskosten. De beslagkosten zullen slechts worden toegewezen voor zover deze betrekking hebben op de ten laste van [gedaagde sub 1 en 3] gelegde beslagen.

4.17. [eiseres] is ten opzichte van [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] in het ongelijk gesteld. Zij zal in de kosten van [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] worden veroordeeld. [gedaagden] heeft echter gezamenlijk een advocaat ingeschakeld. Deze heeft niet meer - of meer noemenswaardig bewerkelijke - processtukken genomen, dan indien louter [gedaagde sub 1 en 3] in rechte zou zijn betrokken. Daarom begroot de rechtbank de door [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] gemaakte (extra) kosten op nihil.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. veroordeelt [gedaagde sub 1 en 3] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en te lijden materiële en immateriële schade die het gevolg is van de wanprestatie waaraan [gedaagde sub 1 en 3] zich bij het uitvoeren van de operatie op 21 februari 2009 schuldig heeft gemaakt, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van het betreffende schadebedrag (de dag waarop de betreffende schadepost is verschenen) tot aan de dag der algehele voldoening,

5.2. veroordeelt [gedaagde sub 1 en 3] in de aan de zijde van [eiseres] gevallen kosten van deze procedure, die van het ten laste van [gedaagde sub 1 en 3] gelegde beslag daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 2.152,49, waarvan te voldoen:

a. aan de griffier van deze rechtbank (rekeningnummer 56.99.90.688, ten name

van MvJ Arrondissement Rotterdam [545]), onder vermelding van zaak- en

rolnummer:

€ 120,00 aan in debet gesteld vast recht,

€ 533,49 aan in debet gestelde kosten voor de deurwaarder,

€ 1.356,00 aan salaris voor de advocaat,

--------------- +

€ 2.009,49

b. aan de advocaat van [eiseres]:

€ 143,00 voor het niet in debet gestelde deel van het vast recht,

5.3. veroordeelt [gedaagde sub 1 en 3] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met € 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien [gedaagde sub 1 en 3] 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen,

5.4. bepaalt met betrekking tot de (na)kosten, behoudens voor wat betreft de eventuele verhoging met € 68,00 ingeval van betekening, dat [gedaagde sub 1 en 3] deze dient te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, en veroordeelt [gedaagde sub 1 en 3], voor het geval voldoening van die (na)kosten binnen die termijn niet plaatsvindt, tot betaling van de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf het verstrijken van voornoemde termijn voor voldoening,

5.5. veroordeelt [eiseres] in de aan de zijde van [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] gevallen kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde sub 2 en 4] en [gedaagde sub 5] begroot op nihil,

5.6. verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.7. wijst af het anders of meer gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.(

1729/336


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature