Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001085-10
Uitspraak d.d.: 10 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 juli 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 07-586538-08, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1996],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 april 2011, 27 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot schuldigverklaring van verdachte zonder oplegging van straf op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente [gemeente], meermalen, in elk geval eenmaal, terwijl hij, verdachte, als jongere de leeftijd van
12 jaren heeft bereikt, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 de school, te weten de [school], waaraan hij als leerling was ingeschreven, geregeld te bezoeken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 2 oktober 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente [gemeente], meermalen, terwijl hij, verdachte, als jongere de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt,
telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 de school, te weten de [school], waaraan hij als leerling was ingeschreven, geregeld te bezoeken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde in artikel 2, derde lid, van de Leerplichtwet 1969 .
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als jongere die verplicht was om naar school te gaan, niet regelmatig zijn school, de [school], bezocht.
Blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 25 november 2011 is verdachte eerder voor overtreding van de Leerplichtwet 1969 veroordeeld.
Het hof heeft voorts gelet op de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming d.d.
27 januari 2011, 14 september 2009, 14 november 2008 en de rapporten van de Jeugdreclassering d.d. 17 december 2008, 24 juni 2009 en 14 augustus 2009. Ook heeft het hof in aanmerking genomen hetgeen door verdachte en door de gezinsvoogd, mevrouw Ze'ev, omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren is gebracht.
Uit de hiervoor genoemde rapporten komt onder meer naar voren dat de ontwikkeling van verdachte wordt bedreigd door het schoolverzuim. Doordat verdachte niet naar school gaat mist hij het contact en de omgang met leeftijdsgenoten. Mede hierdoor en het gegeven dat verdachte vooral contact heeft met zijn ouders, maakt dat hij zich moeilijker kan losmaken van hen. Daarnaast leidt het schoolverzuim ertoe dat hij qua kennis achterloopt op leeftijdsgenoten die wel (regulier) onderwijs volgen. Geadviseerd wordt om aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde de maatregel van hulp en steun door de Jeugdreclassering op te leggen.
Naast het voorgaande wordt ook in aanmerking genomen hetgeen de gezinsvoogd ter terechtzitting van het hof heeft verklaard, waaronder het feit dat de huidige situatie gedurende de afgelopen jaren is ontstaan en onveranderd is gebleven. Aan verdachte is door zijn ouders op twaalfjarige leeftijd de keuze gelaten om wel of niet naar school te gaan. Hij is niet gestimuleerd om naar school te gaan. Sterker nog, met name zijn vader kon zich gemakkelijk vinden in de keuze van verdachte om geen middelbaar onderwijs te volgen en in zoverre is het verdachte aan te verwachten ouderlijke steun ontbroken. Thans is verdachte onder toezicht gesteld. De gezinsvoogd is thans doende een plan van aanpak op te stellen om de schoolgang van verdachte te hervatten, althans ervoor te zorgen dat verdachte enig - op maat toegesneden - onderwijs gaat volgen.
Voor het bewezen verklaarde is een werkstraf, zoals door de kantonrechter is opgelegd, in beginsel passend. Aan verdachte zal dan ook een werkstraf met dezelfde duur worden opgelegd. Gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte en het lopende civiele traject, ziet het hof aanleiding om de werkstraf geheel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij acht het hof het noodzakelijk dat hieraan de bijzondere voorwaarde wordt verbonden dat verdachte zich zal houden aan de voorschiften en aanwijzingen die door de Jeugdreclassering zullen worden gegeven. De Jeugdreclassering kan dan zoveel mogelijk in samenwerking met de gezinsvoogd hulp en steun bieden in dit traject.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Kantonrechter te Lelystad van 18 juni 2009, parketnummer 07-586538-08, opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gelet op de huidige omstandigheden waarin verdachte verkeert en de wijze waarop die situatie gedurende de jaren is ontstaan, acht het hof het niet (meer) opportuun om voormelde straf ten uitvoer te leggen. Derhalve zal de vordering daartoe worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14h, 14 i, 14j, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de Jeugdreclassering te Lelystad en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Zwolle van 3 juli 2009, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter te Lelystad van 18 juni 2009, parketnummer 07-586538-08, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren.
Aldus gewezen door
mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter,
mr. P. Greve en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.M. Fondse, griffier,
en op 10 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.