Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 31 mei 2011 in de zaak onder nummer 200.069.815/01 GDW van:
[klager],
wonende te [ ],
APPELLANT,
t e g e n
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
GEÏNTIMEERDE,
gemachtigde: A. Pothof.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 6 juli 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 8 juni 2010, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, gegrond heeft verklaard en is afgezien van het opleggen van een maatregel.
1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 14 september 2010 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 april 2011. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd; klager is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klager
Klager heeft de gerechtsdeurwaarder kort gezegd het volgende verweten:
a. de gerechtsdeurwaarder heeft onzorgvuldig gehandeld door tweemaal beslaglegging aan te kondigen terwijl klager door betaling van het ingevolge het vonnis van 9 mei 2007 (zaak-/rolnummer 306958/06-11168) door hem aan Zorgverzekeraar Menzis verschuldigde bedrag al op 5 juni 2007 had voldaan;
b. de gerechtsdeurwaarder heeft niet gereageerd op brieven van de advocaat van klager, waarin de gerechtsdeurwaarder op de hoogte werd gebracht van de betaling;
c. voorts heeft de gerechtsdeurwaarder de betreffende betaling in een verkeerd dossier afgeboekt.
Klager meent dat deze gedragingen dermate ernstig zijn dat het hof aan de gerechtsdeurwaarder alsnog een sanctie moet opleggen.
5 Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder erkent de gemaakte fouten, maar is van mening dat deze zijn veroorzaakt door een misverstand ten aanzien van het afboeken van de betaling op een ander dossier, welk misverstand volgens hem te wijten is aan klager zelf, daar klager geen kenmerk had opgegeven bij zijn betaling en de gerechtsdeurwaarder geen reactie ontving van klager. De gerechtsdeurwaarder wijst er daarbij op dat het bankafschrift waaruit de betaling blijkt pas (als productie 4) bij het klaagschrift door klager is overgelegd, terwijl de gerechtsdeurwaarder al eerder om een betalingsbewijs van klager had gevraagd. De gerechtsdeurwaarder is derhalve van mening dat hij niet klachtwaardig heeft gehandeld.
6. De beoordeling
6.1. Het hof is anders dan de kamer van oordeel dat de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder niet in strijd is met een tuchtrechtelijke norm. De fout die de gerechtsdeurwaarder heeft gemaakt door de betaling van klager af te boeken op een ander dossier dan door klager bedoeld, waardoor ten onrechte beslag is aangekondigd – hetgeen door de gerechtsdeurwaarder is erkend – is grotendeels veroorzaakt door toedoen van klager zelf. Klager heeft immers bij de betaling nagelaten een dossiernummer te vermelden, terwijl er, naar hij wist, op dat moment verschillende vorderingen op hem bij de gerechtsdeurwaarder in behandeling waren. Bovendien was uit het betaalde bedrag van € 147,24 niet eenvoudig af te leiden op welk dossier deze betaling betrekking had, nu klager bij bovengenoemd vonnis veroordeeld was tot betaling aan Zorgverzekeraar Menzis van een bedrag van € 207,24. Klager heeft slechts genoemd bedrag van € 147,24 overgemaakt, omdat hij, naar hij eerst in verband met de onderhavige tuchtzaak naar voren heeft gebracht, € 60,- had afgetrokken van het bedrag waartoe hij was veroordeeld, zijnde de door Zorgverzekeraar aan de gemachtigde advocaat van klager te betalen proceskosten. Nu niet duidelijk was voor de gerechtsdeurwaarder op welk dossier de betaling betrekking had stond het de gerechtsdeurwaarder vrij de betaling toe te rekenen op het meest bezwarende of (indien daar geen sprake van was) het oudste dossier (zie artikel 6:43 van het Burgerlijk Wetboek). Bij die stand van zaken acht het hof het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder geen contact met klager heeft opgenomen over diens betaling, maar in plaats daarvan het bedrag op een ander dossier heeft afgeboekt, ook omdat het om een relatief klein bedrag ging.
6.2. Evenmin is tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op de brieven van de advocaat. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de post die hij naar klager stuurde weer retour kreeg. Voor de gerechtsdeurwaarder was het niet duidelijk op welk adres klager op dat moment verbleef; pas in september 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder het adres van klager kunnen achterhalen. Ook ten aanzien van dit onderdeel acht het hof de klacht derhalve niet gegrond.
6.3. Dat de gerechtsdeurwaarder geen excuus heeft aangeboden, anders dan in het verweerschrift van 18 november 2009 in deze tuchtzaak, acht het hof, mede gelet op het bovenstaande, ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoend:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 31 mei 2011 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beschikking van 8 juni 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 623.2009 van:
[klager],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: A. Pothof.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 14 oktober 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
Bij aangehechte brief met bijlagen ingekomen op 20 november 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 april 2010. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 8 juni 2010.
1. De feiten
a) De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een op 9 mei 2009 tegen klager gewezen vonnis. Klager is veroordeeld tot betaling van € 207,24 vermeerderd met de wettelijke rente over € 155,10 vanaf 31 augustus 2006 tot de dag der algehele voldoening. De tegenpartij van klager is veroordeeld tot betaling van € 60,00 aan proceskosten aan de zijde van klager.
b) Bij brief van 23 mei 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangeschreven om per saldo te voldoen een bedrag van € 152,95. Op 5 juni 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 147,24 ontvangen van klager. Klager had geen betalingskenmerk vermeld. Medewerkers van de gerechtsdeurwaarder konden de betaling niet thuisbrengen en hebben die afgeboekt in een ander dossier met nummer 10165808, dat ook een vordering van Menzis betreft op klager.
c) Bij brief van 5 juni 2007 is klager aangeschreven tot betaling van het restant van de vordering gebaseerd op het vonnis van 9 mei 2007, een bedrag van € 26,87. Op deze brief is het andere dossiernummer vermeld. Op 18 september 2008 is klager in dossier 10083934 aangeschreven tot betaling van € 217,65, terwijl daarbij bovendien beslaglegging op zijn roerende zaken is aangezegd.
d) Op 12 augustus 2009 is het vonnis aan klager betekend met dossiernummer 10083934.
2. De klacht
Klager stelt dat hij op 4 juni 2007 door betaling aan de gerechtsdeurwaarder aan het vonnis heeft voldaan, door afschrijving van zijn rekening. Hij vindt het dan ook niet terecht dat er daarna nog executiehandelingen door de gerechtsdeurwaarder zijn verricht en dat er diverse brieven zijn verstuurd.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt daar hierna verder op ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplever t.
4.2 Dat geval doet zich hier voor. De gerechtsdeurwaarder heeft pas actie ondernomen nadat hij op 26 januari 2009 door de advocaat van klager op de hoogte was gesteld. Hij is toen pas overgegaan tot de betekening van het vonnis, maar in een laat stadium namelijk op 12 augustus 2009 terwijl hij al daarvoor tweemaal beslaglegging had aangekondigd. Evenmin is het juist dat hij deze brief van de advocaat niet heeft beantwoord. De fouten die voor 26 januari 2009 zijn gemaakt zijn de gerechtsdeurwaarder niet aan te rekenen. Het afboeken in een verkeerd dossier is kennelijk ook veroorzaakt doordat klager een verkeerd dossiernummer bij zijn betalingen had opgegeven.
4.3 De Kamer acht de klacht gegrond. Mede gelet op het feit dat excuses zijn aangeboden ziet de Kamer geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel.
4.5 Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- ziet van het opleggen van een maatregel af.
Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H. Dubois en mr. A.C.J.J.M. Seuren (plaatsvervangende) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.