Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 393890 / KG ZA 11-525
Vonnis in kort geding van 8 juni 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. B. Vanatova te Amsterdam,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiser]' en '[gedaagde]'.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 26 mei 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Partijen zijn buren. [eiser] is eigenaar van het appartement staande en gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats]. Hij woont daar samen met zijn vriendin [vriendin eiser] die beroepsmatig viool speelt. [gedaagde] is eigenaar van het appartement staande en gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats].
1.2. [eiser] heeft sinds 2008 diverse meldingen bij de politie gedaan van geluidsoverlast die door [gedaagde] wordt veroorzaakt. Deze geluidsoverlast bestaat met name uit het luid afspelen van muziek.
1.3. In januari 2009 heeft er tussen partijen mediation bij het Bureau Bemiddeling & Mediation plaatsgevonden. Partijen hebben op 1 april 2009 een mediationovereenkomst gesloten waarin, voor zover relevant, staat vermeld:
"(...)
[eiser] en [vriendin eiser] en aan de andere kant [gedaagde] spreken ten aanzien van de onderlinge overlast (vooral geluid) het volgende af:
Op werkdagen:
Van 's morgens tot 15.00 uur kan [vriendin eiser] oefenen
Van 15.00 uur tot 17.00 uur kan [gedaagde] muziek draaien
Van 17.00 uur tot 19.00 uur kan [vriendin eiser] weer oefenen.
[gedaagde] zal tijdens het oefenen van [vriendin eiser] geen muziek draaien of luisteren. Luisteren zal hij doen met een koptelefoon op. De rest van de avond kan [gedaagde] zacht muziek aan hebben.
[eiser] en [vriendin eiser] nemen meteen na constatering van een te hoog geluidsniveau contact op met [gedaagde], via de telefoon (...) of aan de deur. Blijkt [gedaagde] onder invloed te zijn dan staat het [eiser] en [vriendin eiser] vrij de politie te bellen.
Tijdens het weekend:
Zaterdag: Geen muziek of oefenen. 's Avonds kan muziek geluisterd worden op een rustig niveau.
Zondag: 's Ochtends stil, 's middags kan er geoefend worden door [vriendin eiser] tot 15.00 uur, van 15.00 uur tot 17.00 uur kan [gedaagde] draaien en na 17.00 uur kan [vriendin eiser] weer oefenen tot 19.00 uur.
(...)''
1.4. [eiser] heeft in de periode oktober 2010 tot 22 februari 2011 diverse meldingen van geluidsoverlast door [gedaagde] gedaan bij de politie. Naar aanleiding van deze meldingen is de politie meerdere keren ter plaatse geweest.
1.5. Bij brief van 3 januari 2011 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] gesommeerd om de geluidsoverlast per direct te staken en gestaakt te houden. Bij brief van 8 januari 2011 heeft [gedaagde] gereageerd.
2. Het geschil
2.1. [eiser] vordert, na vermindering van eis, - zakelijk weergegeven - [gedaagde] op straffe van een dwangsom te verbieden om vanuit zijn woning of de onmiddellijke omgeving daarvan geluidsoverlast te (doen) veroorzaken door het draaien van luide muziek.
2.2. Daartoe voert [eiser] het volgende aan. [eiser] ondervindt sinds 2008 ernstige geluidsoverlast van [gedaagde]. Deze geluidsoverlast bestaat met name uit het luid afspelen van muziek op verschillende audiodragers, voornamelijk hardcore, gabber en terror house. Door het luid afspelen van deze muziek wordt een hinderlijk, dreunend geluid in de woning van [eiser] veroorzaakt. [eiser] heeft met [gedaagde] diverse gesprekken gevoerd waarin [gedaagde] op de geluidsoverlast is gewezen. Daarnaast heeft [eiser] diverse meldingen van de geluidsoverlast gedaan bij de politie en is de politie regelmatig bij [gedaagde] geweest. [gedaagde] houdt zich niet aan de tussen partijen gesloten mediationovereenkomst van 1 april 2009, zodat [eiser] wederom diverse meldingen van geluidsoverlast bij de politie heeft gedaan. Naar aanleiding van deze meldingen is de politie meerdere keren ter plaatse geweest en heeft geluidsoverlast door [gedaagde] geconstateerd. Er is sprake van hinder in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 6:162 BW . Van [gedaagde] mag worden verwacht dat hij er alles aan doet dat andere omwonenden geen hinder c.q. overlast van hem ondervinden. Indien [gedaagde] luide muziek wil afspelen, ligt het op zijn weg om adequate maatregelen te nemen ter voorkoming van geluidshinder. Nu [gedaagde] dat heeft nagelaten, handelt hij derhalve onrechtmatig jegens [eiser]. [eiser] heeft spoedeisend belang bij zijn vorderingen nu het herstel van zijn verstoorde woongenot betreft. Gelet op de ernst en het feit dat de overlast al sinds 2008 is begonnen, kan niet van [eiser] worden gevergd dat hij een uitspraak in de bodemprocedure afwacht.
2.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Ter beoordeling staat of er sprake is van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW in verbinding met artikel 6:162 BW. De beantwoording van de ze vraag hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder ook de plaatselijke omstandigheden. Van belang is dat het hier gaat om woningen die gebouwd zijn in de jaren '30 van de vorige eeuw. Het is inherent aan de bouwwijze in die periode, met onder meer houten vloeren en gipsen plafonds, dat deze woningen gehorig zijn. Dat er muziek uit de woning van [gedaagde] hoorbaar is, leidt dan ook niet automatisch tot de conclusie dat er sprake is van onrechtmatige hinder.
3.2. [gedaagde] heeft ter zitting betwist dat hij geluidsoverlast veroorzaakt en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In het verleden zijn er wel incidenten geweest waarbij hij geluidsoverlast heeft veroorzaakt, maar dat is thans niet meer aan de orde. Er wordt slechts (luide) muziek in zijn woning afgespeeld op de tijdstippen waarop dat is toegestaan conform de mediationovereenkomst. Sinds 22 april 2011 heeft [gedaagde] een koptelefoon op als hij naar zijn muziek luistert om verdere problemen met [eiser] te voorkomen.
3.3. Vooropgesteld wordt dat [eiser] niet kan verlangen dat hij in het geheel niets merkt van de hobby van zijn buurman om (luide) muziek te draaien. Anderzijds zijn er uiteraard wel grenzen aan de mate van geluidshinder die hij heeft te accepteren. Het is zeker denkbaar dat het draaien van de muziek van [gedaagde] bij een bepaald geluidsniveau onrechtmatige hinder oplevert. Vaststaat echter dat partijen op 1 april 2009 een mediationovereenkomst hebben gesloten, waarin een regeling is getroffen voor zowel de tijdstippen waarop de vriendin van [eiser] viool mag spelen als de tijdstippen waarop [gedaagde] muziek mag draaien. Deze overeenkomst, die onverminderd van kracht is, is derhalve gesloten in een periode dat reeds sprake was van (geluids)overlast veroorzaakt door [gedaagde]. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien dat de vordering van [eiser] strekkende tot een verbod aan [gedaagde] om in het geheel geen (luide) muziek af te spelen in zijn woning, toewijsbaar is. Ter zitting is voldoende komen vast te staan dat de stellingen van partijen ten aanzien van de vraag of [gedaagde] zich aan de mediationovereenkomst houdt zodanig verdeeld zijn dat niet in het beperkte kader van dit kort geding is vast te stellen welke partij het gelijk aan haar zijde heeft. In elk geval is voorshands niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] buiten de tijden genoemd in de mediationovereenkomst harde muziek draait. Nu [gedaagde] heeft aangevoerd slechts luide muziek af te spelen binnen de in de mediationovereenkomst gestelde tijdstippen en [eiser] op grond van de overeenkomst buiten die tijdstippen geen overlast heeft te dulden, kan de vordering [eiser] op de hierna te melden wijze worden toegewezen.
3.4. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband nog het volgende. Het feit dat partijen op een tijdstip waarop de overlast al gaande was afspraken hebben gemaakt over regulering van die overlast brengt enerzijds mee dat [eiser] zijn rechten om tegen die overlast bezwaar te maken heeft beperkt, maar geeft [gedaagde] anderzijds geen vrijbrief voor elke vorm van overlast. De voorzieningenrechter acht, gehoord hebbend de geluidopnames die door [eiser] zijn gemaakt en die kennelijk steeds zijn gemaakt in de periode waarin [gedaagde] volgens de mediationovereenkomst muziek mag draaien, zeer invoelbaar dat [eiser] door die muziek ernstige hinder ondervindt. De mate waarin hij daadwerkelijk hinder ondervindt lijkt evenwel te zijn toegenomen door het feit dat [eiser] thans geen werk heeft en, anders dan voorheen, op de tijdstippen waarop [gedaagde] volgens de mediationovereenkomst muziek mag draaien, thuis is. Zonder dat [eiser] op deze of op andere gronden de mediationovereenkomst heeft doen wijzigen of wegens een tekortkoming in de nakoming daarvan heeft ontbonden of heeft doen ontbinden, rechtvaardigt dat evenwel geen algeheel verbod in kort geding tot het doen veroorzaken van geluidsoverlast.
3.5. [eiser] heeft tot slot aangevoerd dat de mediationovereenkomst niet meebrengt dat [gedaagde] op de tijdstippen waarop het hem is toegestaan muziek te draaien, onbeperkt overlast kan veroorzaken. Zoals hierboven reeds is overwogen, deelt de voorzieningenrechter die uitleg van de mediationovereenkomst in die zin dat deze mediationovereenkomst [gedaagde] geen vrijbrief geeft voor elke vorm van overlast. De grens ligt gedurende het tijdvak waarin [gedaagde] volgens de mediationovereenkomst muziek mag maken daar waar het voeren van een normaal gesprek in de woning van [eiser] niet langer mogelijk is. Dit oordeel is, zonder een daaraan gekoppelde geluidmeting (die niet voorhanden is) en bij de voorliggende vordering evenwel te onbepaald om zonder de aanmerkelijke kans op een executiegeschil tot enige vorm van toewijzing van de vordering te kunnen leiden, zodat de voorzieningenrechter daarvan thans zal afzien.
3.6. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.7. In de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- verbiedt [gedaagde] geluidsoverlast te (doen) veroorzaken door het afspelen van luide muziek op zaterdag en ten aanzien van de overige dagen van de week van 00.00 uur tot 15.00 uur en van 17.00 uur tot 00.00 uur;
- bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 250,-- per dag dat hij genoemd verbod niet nakomt, met een maximum van € 10.000,--;
- bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.6 is vermeld;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2011.
mn