Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 11/993
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
A
wonende te Zwolle, verzoekster,
gemachtigde: mr. K. Kok,
en
de burgemeester van Zwolle, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2011 heeft verweerder bevolen de voor het publiek toegankelijke seksinrichting aan de XXX te Zwolle voor onbepaalde tijd te sluiten en te verzegelen. Verzoekster heeft daartegen op 17 mei 2011 bezwaar gemaakt en aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting van 24 mei 2011 behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot B en haar gemachtigde mr. K. Kok. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. voor ’t Hekke en mr. M.J. Evens.
Overwegingen
1. Beoordelingskader
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. Spoedeisend belang
Verzoekster heeft een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Zij is de exploitant van de door verweerder gesloten seksinrichting en derft als direct gevolg van de sluiting van haar eenmanszaak inkomsten.
3. Feiten
Verzoekster exploiteert sedert december 2008 een seksinrichting op het adres XXX te Zwolle, verder te noemen: Club Touché. Verweerder heeft indertijd voor die exploitatie vergunning verleend, welke vergunning op 7 april 2011 is verlengd tot en met 31 januari 2013.
Gedurende de periode vanaf juli 2010 tot en met februari 2011 heeft de Regiopolitie IJsselland (team prostitutie en mensenhandel, noodhulp en VOS-dienst) diverse controles en onderzoeken inzake prostitutiecontrole, geluidsoverlast, overtreding van de sluitingstijden en mishandeling ter zake van Club Touché verricht.
Voorts heeft de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland (bureau Vreemdelingenpolitie/bureau ZP) verweerder op 2 mei 2011 verweerder een bestuurlijk dossier ter beschikking gesteld, inhoudende de resultaten van een lopend strafrechtelijk onderzoek tegen C. De Regiopolitie Amsterdam-Amstelland heeft verweerder geadviseerd Club Touché te sluiten, wegens de betrokkenheid van C bij mensenhandel, mensensmokkel en uitbuiting van Nederlandse en Hongaarse vrouwen in genoemde club.
Bij besluit van 9 mei 2011 heeft verweerder dat advies de onmiddellijke sluiting en verzegeling bevolen van Club Touché. Daartoe heeft verweerder overwogen, dat:
- aan de aan verzoekster verleende vergunning van 7 april 2011 voor het exploiteren van een seksinrichting voorschriften zijn verbonden in het belang van de openbare orde, gezondheid, zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostitué;
- prostitutie een criminogene branche is met een grote kans op misstanden, waaronder mensenhandel, om reden waarvan de bedrijfsmatige prostitutie is onderworpen aan strenge regels en structureel toezicht, als geregeld in de voorschriften van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de Beleidsregel Prostitutiebeleid;
- uit het voornoemde bestuurlijke dossier is gebleken, dat bij de politie uit verschillende bronnen signalen naar voren zijn gekomen, ondersteund door observaties, telefoontaps en verklaringen bij de politie in 2010 en 2011 uit een strafrechtelijk onderzoek, van mensenhandel, mensensmokkel, uitbuiting en gedwongen prostitutie van Nederlandse en Hongaarse vrouwen in club Touché en dat
- gezien de ernst van de delicten en de maatschappelijke onrust die kan ontstaan, alsmede het belang van verweerder om het signaal af te geven dat zulke praktijken in de gemeente Zwolle niet getolereerd worden, direct dient te worden opgetreden en dat bij overtreding van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht sluiting voor onbepaalde tijd volgt.
4. Beoordeling
Ingevolge artikel 3.2.4, eerste lid, aanhef en onder b juncto artikel 3.3.2, tweede lid van de APV is verweerder bevoegd van een afzonderlijke seksinrichting tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting te bevelen, in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of –veiligheid, de gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostitué(e).
Uit hoofde van het bepaalde in artikel 3.3.3 van de APV heeft verweerder met het oog op de in artikel 3.3. 2 genoemde belangen over de uitoefening van de bevoegdheden in hoofdstuk 3 van de APV nadere regels vastgesteld in de Beleidsregel Prostitutiebeleid. Verweerder heeft hierin bepaald dat, in gevallen waarin bij exploitatie van een seksinrichting overtreding van artikel 273 (toen nog a, thans) f van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel en sexuele uitbuiting) aan de orde is, wordt overgegaan tot intrekking van de vergunning en sluiting voor onbepaalde tijd van de onderneming.
Op grond van het bepaalde in de aanhef van artikel 3.2.4, eerste lid van de APV is verweerder voorts bevoegd van een afzonderlijke seksinrichting tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting te bevelen in het geval van strijdigheid met de verplichting in hoofdstuk 3 van de APV, als gegeven in artikel 3.2.5, tweede lid, aanhef en onder a van de APV, dat de exploitant en de beheerder er voortdurend op toe zien dat in de inrichting geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie.
Een beslissing waarbij het bestuursorgaan een discretionaire bevoegdheid hanteert als toegekend bij de vorenaangehaalde bepalingen, kan door de voorzieningenrechter slechts terughoudend worden getoetst. Beoordeeld dient te worden of het bestuursorgaan terecht heeft gemeend bevoegd te zijn tot het hanteren van die bevoegdheid en voorts, indien die vraag bevestigend dient te worden beantwoord, of het bestuursorgaan bij het hanteren van die bevoegdheid een besluit heeft genomen waartoe dit - na afweging van alle in aanmerking te nemen belangen - in redelijkheid heeft kunnen komen.
Verweerder heeft gemeend bevoegd te zijn tot sluiting van verzoeksters onderneming op grond van de bevindingen als aangereikt door de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland en weergegeven in het bestuurlijk dossier van 2 mei 2011. De aan het bestuurlijke dossier ten grondslag gelegde strafrechtelijke stukken ontbreken bij dat dossier omdat het onderzoek destijds nog liep. Anders dan verzoekster stelt is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zich bij de uitoefening van diens bestuurlijke taken mocht baseren op dit bestuurlijke dossier. De aanvulling op dat dossier als weergegeven op 19 mei 2011 acht de voorzieningenrechter echter te dezen niet relevant, nu die dateert van na het bestreden besluit. In het relevante bestuurlijke dossier is onderbouwd weergegeven, onder meer met gegevens uit telefoontaps en cameraobservaties, dat C een verleden heeft met vanaf 2001 tot 2010 diverse aangiftes van wederrechtelijke vrijheidsbeneming, mishandeling, verkrachting, bedreiging en geweldsincidenten. In december 2009 is tegen hem aangifte gedaan van zware mishandeling met signalen van mensenhandel. Voorts blijkt uit het bestuurlijk dossier dat C in Club Touché werkzaamheden verricht die zijn te kenschetsen als pooieractiviteiten. In maart en april 2011 is voorts door twee vrouwen tegen C aangifte gedaan voor mensenhandel en gedwongen prostitutie met geweld en psychische dwang in onder meer Club Touché. De voorzieningenrechter acht dan ook voldoende grond aanwezig voor verweerders conclusie, dat in Club Touché zodanig strafbare feiten plaats vonden dat de openbare orde, gezondheid, zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee in het gedrang zijn gekomen, zodat verweerder bevoegd moet worden geacht tot het treffen van maatregelen.
Verweerder heeft voorts gemeend bevoegd te zijn om de sluiting van verzoeksters onderneming te bevelen op grond van de bevindingen uit een 16-tal controles en onderzoeken – die zich uitstrekten over een periode van juli 2010 tot en met februari 2011 – van Regiopolitie IJsselland. Verzoekster en haar echtgenoot, zijnde exploitant respectievelijk beheerder van Club Touché, bleken tijdens die controles in Club Touché nimmer aanwezig. Gesteld nog gebleken is, dat zich destijds andere natuurlijke personen in Club Touché bevonden die ter plaatse bevoegd waren tot uitoefening van de feitelijke leiding van de onderneming. De voorzieningenrechter deelt dan ook het standpunt dat verzoekster en haar echtgenoot in strijd hebben gehandeld met de hen op grond van de APV opgelegde verplichting om er op toe te zien dat zich geen ter plaatse geen strafbare feiten voordoen als bedoeld in artikel 3.2.5 van de APV, zodat verweerder ook op deze grond bevoegd moet worden geacht tot het treffen van maatregelen.
Uit het vorenstaande volgt, dat verweerder terecht heeft gemeend bevoegd te zijn om de onmiddellijke sluiting en verzegeling van Club Touché te bevelen.
Verweerder heeft zich bij het hanteren van die bevoegdheid gebaseerd op het ingevolge de APV geldende beleid als neergelegd in de Beleidsregel prostitutiebeleid. De voorzieningenrechter acht dit beleid niet in strijd met een redelijke beleidsbepaling. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doen zich in het onderhavige geval, gelet op de gedingstukken alsmede het verhandelde ter zitting, geen omstandigheden voor op grond waarvan verweerder aanleiding had moeten zien om van dit beleid af te wijken. Verweerder heeft bij het hanteren van de hem in deze toekomende bevoegdheid tot onmiddellijke sluiting en verzegeling van Club Touché het handhaven van de voorschriften van de APV, die strekken tot het beschermen van de eerdergenoemde maatschappelijke belangen, laten prevaleren boven het individuele belang van verzoekster bij voortzetting van haar onderneming. De voorzieningenrechter is van oordeel, dat verweerder met die afweging bij het hanteren van de hem in deze toekomende bevoegdheid niet een besluit heeft genomen waartoe deze in redelijkheid niet heeft kunnen komen.
5. Conclusie
Hieruit volgt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, dat verweerders besluit in bezwaar stand zal houden. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, voorzieningenrechter, en door hem en R.K. Witteveen als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.