Uitspraak
09/6532 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2009, 08/4496 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 8 april 2011 heeft appellant nog enkele stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2011. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Met ingang van 8 augustus 2005 is appellant in aanmerking gebracht voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
1.2. Op 15 oktober 2007 heeft appellant zich ziek gemeld. Als gevolg van deze nieuwe ziekmelding heeft het Uwv bij besluit van 4 juni 2008 de WAO-uitkering met toepassing van artikel 39a van de WAO van af 12 november 2007 opgehoogd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Bij besluit van 3 oktober 2008 heeft het Uwv, beslissend op appellants bezwaren, zijn besluit van 4 juni 2008 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep, gericht tegen het besluit van 3 oktober 2008, ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn stelling herhaald dat de ophoging van zijn WAO-uitkering reeds per 8 augustus 2005 dient in te gaan.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Ten grondslag aan deze procedure ligt het besluit van 4 juni 2008, genoemd in 1.2, tot toepassing van artikel 39a van de WAO . Appellant heeft weliswaar gesteld dat de verhoging van zijn uitkering eerder dient in te gaan dan 12 november 2007, maar hij heeft geen gronden aangevoerd die zien op een onjuiste toepassing van dit artikel. Dit artikel maakt het, nu appellant zich heeft ziek gemeld op 15 oktober 2007, niet mogelijk de verhoging van de uitkering eerder te doen ingaan dan 12 november 2007. Het hoger beroep van appellant treft dan ook reeds hierom geen doel.
4.3. De Raad wijst ter voorlichting van appellant nog op het volgende.
4.4. Appellants ziekmelding op 15 oktober 2007 is naar aanleiding van (de inhoud van) het bezwaar door het Uwv (mede) geïnterpreteerd als een verzoek om terug te komen van zijn besluit waarbij appellant met ingang van 8 augustus 2005 een WAO-uitkering is toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
4.5. Bij besluit van 17 februari 2009 heeft het Uwv, beslissend op appellants bezwaren, gehandhaafd zijn besluit strekkende tot de weigering om terug te komen van het in 4.4 genoemde besluit. Hiertegen heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend, zodat het besluit van 17 februari 2009 in rechte is komen vast te staan. In deze procedure kan de Raad over de juistheid van het besluit van 17 februari 2009 dan ook niet oordelen.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht .
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) D.E.P.M. Bary.
NK