Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 7 november 2008 heeft het bestuur een aanvraag van [appellante] om toevoeging voor het verlenen van rechtsbijstand afgewezen.

Uitspraak



201008635/1/H2.

Datum uitspraak: 25 mei 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Enschede,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 23 juli 2010 in zaak nr. 09/4013 in het geding tussen:

[appellante]

en

de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, hierna: het bestuur).

1. Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2008 heeft het bestuur een aanvraag van [appellante] om toevoeging voor het verlenen van rechtsbijstand afgewezen.

Bij besluit van 14 juli 2009 heeft het het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 juli 2010, verzonden op 26 juli 2010, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2010, hoger beroep ingesteld.

Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2011, waar het bestuur, vertegenwoordigd door mr. K. Achefai, werkzaam in dienst van de raad voor rechtsbijstand, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) kan het bestuur de toevoeging weigeren, indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang, ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.

2.2. [appellante] heeft op 3 juli 2008 om toevoeging verzocht voor advies over een transactievoorstel. Op 27 oktober 2008 heeft de rechtbank toevoeging gelast ter zake van rechtsbijstand in een procedure bij de kinderrechter in een strafzaak en deze heeft het bestuur op 4 november 2008 verleend. Aan het besluit van 7 november 2008 is ten grondslag gelegd dat een andere aanvraag in behandeling is en deze aanvraag op hetzelfde rechtsbelang ziet.

2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestuur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag hetzelfde rechtsbelang betreft als dat, waarvoor eerder ambtshalve toevoeging is verleend. Voorts heeft zij het betoog dat het bestuur het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden onvoldoende toegelicht geacht.

2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat haar aanvraag, al voordat ambtshalve een toevoeging werd verleend, was ingediend. Daarnaast heeft zij volgens haar miskend dat de afwijzingsgrond in het besluit van 14 juli 2009 ten onrechte is gewijzigd.

Voorts heeft de rechtbank haar ten onrechte niet gevolgd in haar betoog dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, omdat in een andere zaak onder dezelfde omstandigheden wel een adviestoevoeging is toegekend.

2.4.1. Eerst tijdens de bezwaarprocedure is duidelijk geworden dat het bestuur in het besluit van 7 november 2008 per abuis naar de verkeerde procedure heeft verwezen. Anders dan [appellante] betoogt, is zowel in dit besluit als in dat van 14 juli 2009 de afwijzingsgrond gelegen in het feit dat de aanvraag hetzelfde rechtsbelang betreft. De foutieve verwijzing in het besluit van 7 november 2008 is voor het bestuur aanleiding geweest dit in het besluit van 14 juli 2009 te herstellen. Artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) biedt daarvoor grondslag. Het betoog faalt.

2.4.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat al ten tijde van het besluit van 7 november 2008 een eerder verleende toevoeging bestond ter zake van dezelfde strafzaak, als die, waarop de aanvraag zag. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb was dat grond voor het afwijzen van de aanvraag. Het betoog faalt.

2.4.3. Ook het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat het bestuur het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden faalt. Reeds uit hetgeen [appellante] in hoger beroep heeft gesteld, kan worden afgeleid dat deze zaken niet gelijk zijn of op één lijn te stellen. In de door [appellante] gestelde situatie is de ambtshalve toevoeging door het bestuur pas afgegeven, nadat de adviestoevoeging was verleend. In dit geval is de ambtshalve toevoeging door het bestuur afgegeven, voordat het besluit op de aanvraag om adviestoevoeging was genomen.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. [appellante] heeft verzocht om schadevergoeding. Schadevergoeding kan ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Awb alleen worden toegekend, indien het hoger beroep gegrond wordt verklaard. Dat is niet het geval. Reeds hierom dient het verzoek te worden afgewezen.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.

w.g. Loeb w.g. Bindels

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2011

85-705.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature