Uitspraak
RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaaknummer : 643483 MD 11-53
CJIB-nummer: [nummer]
uitspraak: 28 april 2011
beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 28 van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV),
aangaande:
[betrokkene],
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: “betrokkene”.
1. De beoordeling
1.1 De machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling ex artikel 28 WAHV wordt alleen verleend indien aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan. Voldoende aannemelijk moet zijn, dat het toepassen van minder ingrijpende middelen eerst is bezien en dat een en ander niet tot betaling van de boete heeft geleid of kan leiden. De wet kent de volgende mogelijkheden:
a. verhaal op goederen krachtens dwangbevel (artikel 26 lid 1 WAHV);
b. verhaal op inkomsten in geld uit arbeid, pensioenen, wachtgelden, periodieke uitkeringen of tegoed van een rekening bij een bank zonder dwangbevel (artikel 27 lid 1 WAHV);
c. inname van het rijbewijs (artikel 28a WAHV);
d. het buitengebruik stellen van het voertuig (artikel 28b WAHV).
1.2 In het verzoekschrift wordt (onder meer) gesteld dat de gerechtsdeurwaarder het openstaande bedrag niet heeft kunnen verhalen op betrokkene, omdat de deurwaarder geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Geoordeeld wordt dat met deze stelling onvoldoende aannemelijk is geworden, dat verhaal niet mogelijk is door toepassing van een minder ingrijpend middel, zoals omschreven onder 1.1 sub b.
De officier van justitie bedient zich in zijn/haar toelichting op de vordering dwangmiddel van standaardformuleringen die onvoldoende recht doen aan de individuele zaak. Onvoldoende blijkt immers wat er concreet is gebeurd. De kantonrechter wenst verzoeken in deze vorm niet (langer) te honoreren. Dit ook niet in zaken waarin betrokkene -hoewel deugdelijk opgeroepen- niet verschijnt. Dat bij de incasso van dit soort sancties wordt gestreefd naar efficiency/doelmatigheid valt te begrijpen,
maar dit mag niet leiden tot afbreuk van de rechten van een burger in een individuele procedure. Een verzoek als het onderhavige dient voldoende feitelijk te worden gemotiveerd/onderbouwd. Duidelijk moet zijn dat geen andere mogelijkheid dan toepassing van het dwangmiddel gijzeling meer openstaat. Aan deze motiveringseis voldoet het verzoek niet. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
2. De beslissing
De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.