Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Intrekking en terugvordering bijstand. Schending inlichtingenverplichting met betrekking tot diverse bankrekeningen, zijn vermogen en zijn handel via internet.

Uitspraak



09/2242 WWB

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 19 maart 2009, 08/976 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: College)

Datum uitspraak: 10 mei 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S.T. Dieters, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.

Bij brief van 16 juni 2010 heeft mr. A. Mulder, kantoorgenoot van mr. Dieters, de Raad bericht dat hij de behandeling van de zaak heeft overgenomen.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Appellant heeft de Raad nadere stukken doen toekomen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Dijk, kantoorgenoot van mr. Mulder. Het College heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

II. OVERWEGINGEN

1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.

1.1. Appellant ontving van 4 april 1994 tot 14 augustus 2007 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.

1.2. Naar aanleiding van een heronderzoek in september 2003, waaruit naar voren was gekomen dat appellant incidenteel computerspelletjes verkocht, heeft het College appellant bij schrijven van 18 november 2003 meegedeeld, voor zover hier van belang, dat hij zijn transacties met computerspellen dient bij te houden en dat als deze activiteiten serieuze vormen gaan aannemen, hij de Dienst Sociale Zaken en Werk van de gemeente Groningen (hierna: DSZW) daarvan op de hoogte dient te stellen. Hierbij is vermeld dat niet wordt verwacht dat appellant elke transactie opgeeft via de maandelijkse inkomstenverklaringen.

1.3. Naar aanleiding van een rapportage van de DSZW, waaruit naar voren kwam, kort gezegd, dat het totaalsaldo op de bankrekeningen van appellant de voor hem geldende vermogensgrens overschreed en dat appellant beschikte over een aantal bankrekeningen die bij de DSZW niet bekend waren, heeft het Samenwerkingsverband Sociale Recherche Groningen (hierna: sociale recherche) een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In dat kader is informatie ingewonnen bij de Belastingdienst, zijn met toepassing van de artikelen 126nc en 126nd van het Wetboek van Strafvordering bij ABN AMRO en BinckBank gegevens over de verzwegen bankrekeningen gevorderd en is appellant verhoord. Hieruit is naar voren gekomen dat appellant onder andere dvd’s via internet heeft verkocht, dat verkoopbedragen daarvan op de verzwegen bankrekening bij ABN AMRO met het nummer [nr.] zijn gestort, dat appellant zelf op de (effecten)rekening bij BinckBank mutaties heeft verricht, zoals de aankoop en verkoop van aandelen en dat zijn vermogen jaarlijks met ongeveer € 4.000,-- is toegenomen. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 29 januari 2008 en een proces-verbaal van 12 februari 2008.

1.4. De onderzoeksresultaten zijn voor het College aanleiding geweest om bij besluit van 8 februari 2008 de bijstand van appellant met ingang van 1 december 2003 in te trekken en de over de periode van 1 december 2003 tot en met

13 augustus 2007 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 45.602,12 van hem terug te vorderen. Appellant heeft als bijlage bij het tegen dat besluit ingediende bezwaarschrift - onder meer - een handgeschreven overzicht op maandbasis van verkochte dvd’s en cd’s en de daarmee verworven inkomsten (hierna: overzicht) gevoegd. Tijdens de bezwaarschriftprocedure heeft appellant voorts - onder meer - een uitgewerkte versie van het overzicht overgelegd.

1.5. Bij besluit van 30 september 2008 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 februari 2008 ongegrond verklaard. Hieraan ligt, samengevat, het volgende ten grondslag. Appellant heeft de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden met betrekking tot diverse bankrekeningen, zijn vermogen en zijn handel via internet. Hij is er niet in geslaagd aan te tonen dat, indien hij wel aan die verplichting had voldaan, hij recht op (aanvullende) bijstand zou hebben gehad. Het recht op bijstand kan over de periode 1 december 2003 tot en met 13 augustus 2007 dan ook niet worden vastgesteld.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 30 september 2008 ongegrond verklaard.

3. Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, het volgende aangevoerd. Het gaat hier om incidentele verkoop van dvd’s en cd’s via internet. Gelet op het onder 1.2 vermelde schrijven van 18 november 2003 behoefde appellant de inkomsten uit die verkoop niet te melden aan het College. Met het overzicht is het recht op bijstand wel vast te stellen. Dit overzicht maakt duidelijk hoeveel inkomsten appellant in de in geding zijnde periode maandelijks heeft verworven. De berekening daarvan vindt bovendien aansluiting in de aanwezige bankafschriften. Het vermogen van appellant is gespaard uit diens bijstandsuitkering. Voor een klein gedeelte gaat het om vermogen van de moeder van appellant.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Uit de in het overzicht vermelde aantallen dvd’s en cd’s die appellant maandelijks via internet verkocht en de inkomsten die hij daarmee volgens dat overzicht heeft verworven, blijkt dat het in de periode van december 2003 tot en met

13 maart 2007, anders dan in de periode daarvoor, niet ging om incidentele verkoop van dvd’s en cd’s. Afgaande op dit overzicht bedroegen de inkomsten uit de verkoop van dvd’s en cd’s regelmatig meer dan € 100,-- per maand, soms zelfs meer dan € 300,-- en gemiddeld € 87,96 op maandbasis. Dergelijke inkomsten zijn onmiskenbaar van belang voor het recht op bijstand. De Raad is dan ook van oordeel dat appellant aan het schrijven van 18 november 2003 niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat hij van zijn inkomsten uit internethandel geen melding aan het College had hoeven maken.

4.2. Appellant heeft in hoger beroep een nieuw overzicht op maandbasis van aantallen verkochte dvd’s en cd’s en daarmee verworven inkomsten ingebracht. De Raad stelt vast dat voor een groot aantal maanden de in dat overzicht opgenomen gegevens afwijken van de gegevens die zijn opgenomen in het in bezwaar overgelegde overzicht. Reeds hieruit volgt dat ook dit overzicht geen betrouwbaar beeld geeft van zijn internethandel en de daarmee verworven inkomsten. Hierbij komt dat het overzicht pas achteraf door appellant is opgesteld aan de hand van mutaties op bankafschriften en niet is gestaafd met verifieerbare gegevens. De conclusie moet dan ook zijn dat een deugdelijke administratie ontbreekt en dat het overzicht geen basis biedt om vast te stellen of in de periode hier in geding voor appellant recht op (aanvullende) bijstand bestond.

4.3. Volgens vaste rechtspraak van de Raad inzake de toepassing van artikel 52, eerste lid, onder d, van de Algemene bijstandswet (Abw) en artikel 34, tweede lid, aanhef en onder c, van de WWB blijven spaargelden slechts dan bij de vermogensvaststelling buiten beschouwing indien de betrokkene aannemelijk maakt dat de besparingen tijdens de bijstandsverlening zijn gerealiseerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 mei 2010, LJN BM6746). Appellant is daarin niet geslaagd. Van belang in dit verband is dat appellant over de gestelde besparingen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft hij tegenover de sociale recherche verklaard dat hij zijn vermogen op de bankrekeningen voor een klein deel gespaard heeft en dat het grootste gedeelte van zijn moeder is, terwijl hij in een in hoger beroep ingebracht stuk betoogt dat hij tijdens zijn uitkering vooral door sparen een vermogen heeft opgebouwd. Daarnaast heeft appellant niet door middel van een cijfermatige onderbouwing of anderszins inzichtelijk gemaakt dat, en zo ja op welke wijze, het vermogen is opgebouwd door incidenteel of periodiek uit zijn uitkering geld opzij te zetten. De berekening van appellant dat hij in de in geding zijnde periode gemiddeld € 289,43 per maand heeft gespaard, is daartoe ontoereikend.

4.4. Appellant heeft gesteld dat een kasstorting van ƒ 4.500,-- in januari 2001 op zijn betaalrekening geld van zijn moeder betrof om voor haar te beleggen en dat hij dit bedrag vanaf dat moment onafgebroken voor zijn moeder in beheer heeft gehad. Hierbij heeft appellant nog gewezen op een door hem overgelegde schriftelijke verklaring van zijn moeder van

7 maart 2008, waarin zij onder meer verklaart dat appellant geld voor haar heeft belegd en geld op een spaarrekening heeft gezet. Daarmee heeft appellant echter nog niet aannemelijk gemaakt dat een deel van de tegoeden op zijn bankrekeningen in de in geding zijnde periode geld van zijn moeder betrof waarover hij niet kon beschikken.

4.5. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en E.J.M. Heijs en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2011.

(get.) J.F. Bandringa.

(get.) J. van Dam.

HD


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature