Uitspraak
Arrest d.d. 31 maart 2011
Zaaknummer 200.083.006
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Arrest in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. M.J. Ubbens, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 21 februari 2011 heeft de rechtbank Groningen het verzoek van [appellante] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar alsmede het verzoek om vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (hierna: Fw), afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 25 februari 2011, heeft [appellante] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en opnieuw beslissende, al dan niet onder verbetering en/of aanvulling van gronden:
- primair op grond van artikel 287a, eerste lid, Fw ten aanzien van de vier schuldeisers die weigeren hun medewerking te verlenen aan een aangeboden schuldregeling, deze te bevelen in te stemmen met de schuldregeling;
- subsidiair op haar de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren, met benoeming van een bewindvoerder.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder:
- een brief van 10 maart 2011 van [de heer A] van de gemeente Groningen;
- een faxbericht van 17 maart 2011 van [de heer B] namens De Haan advocaten & notarissen;
- een faxbericht, met bijlagen, van 21 maart 2011 van mr. Ubbens.
Ter zitting van 23 maart 2011 is de zaak behandeld. Verschenen is [appellante], bijgestaan door haar advocaat. Van de in eerste aanleg vijf weigerachtige schuldeisers hebben de gemeente Groningen en De Haan advocaten & notarissen bij brief van 10 maart 2011 respectievelijk faxbericht van 17 maart 2011 medegedeeld dat zij geen gebruik zullen maken van de gelegenheid ter zitting te worden gehoord. Namens de ING Bank en de Friesland Bank is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niemand verschenen. Ook de heer [de schuldeiser], de schuldeiser die niet heeft gereageerd op het door [appellante] aangeboden akkoord, is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.
Mr. Ubbens heeft mede het woord gevoerd aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen en heeft een faxbericht van 22 maart 2011 van [de heer C], namens Incassade Deurwaarders en Incasso, overgelegd.
De beoordeling
Aanduiding van het geschil
1. De rechtbank heeft de verzoeken van [appellante] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (hierna: Fw) afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat een advocaat overeenkomstig het bepaalde in de Wet op het consumentenkrediet op zich bevoegd is tot het uitvoeren van een schuldregeling maar dat in het onderhavige geval de banden tussen [appellante] en haar gemachtigde evenwel dusdanig nauw zijn dat haar gemachtigde niet (meer) kan worden aangemerkt als een onafhankelijke partij zoals is vereist. Hiertoe overweegt de rechtbank - samengevat - dat de schuldregeling door de gemachtigde van [appellante] is voorbereid en getoetst. De gemeentelijke kredietbank heeft weliswaar een verklaring als bedoeld in artikel 285, eerste lid, Fw afgegeven, maar is voor het overige niet betrokken geweest bij de thans aangeboden schuldregeling. Bovendien treedt de gemachtigde niet alleen in de onderhavige procedure op voor [appellante], maar heeft hij haar ook in eerdere procedures als advocaat bijgestaan. Voorts is gebleken dat [appellante] in dienst is van (de beheersmaatschappij) van haar gemachtigde. Daarnaast heeft de gemachtigde verklaard dat hij het aanbod voor een bedrag van € 10.000,-- financiert.
2. [appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiertegen in hoger beroep gekomen.
Het oordeel
3. Op grond van artikel 287a, vijfde lid, Fw dient het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord te worden toegewezen indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
4. Het hof dient te oordelen naar de thans voorliggende situatie. De totale schuldenlast van [appellante] bedraagt € 1.341.043,50. [appellante] heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers. Dit akkoord houdt in dat [appellante] een bedrag van € 30.000,-- beschikbaar stelt ten behoeve van haar schuldeisers, waarna de schuldeisers aan [appellante] voor het restant van hun vordering finale kwijting verlenen. Van de € 30.000,-- is € 20.000,-- door de ouders van [appellante] om niet beschikbaar gesteld en € 10.000,-- door de werkgever van [appellante]. [appellante] heeft haar schuldeisers 2% van hun vordering aangeboden.
5. Het hof stelt vast dat na het geding in eerste aanleg de door de gemachtigde van [appellante], mr. M.J. Blokzijl (hierna: Blokzijl), uitgevoerde minnelijke schuldregeling, alsmede de door Blokzijl bij de rechtbank ingediende verzoeken tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Fw zijn getoetst door een NVVK geaccrediteerd onafhankelijk bureau, te weten het bureau Kompas Zuidlaren BV. Eén van de in de rapportage van 22 februari 2011 vermelde conclusies van dat bureau is dat niet is gebleken dat de werkgeversverhouding, die bestaat tussen [appellante] en Blokzijl, ertoe heeft geleid dat er geen sprake meer is van een onafhankelijke en onjuiste toetsing van het aangeboden akkoord. Ook valt volgens dat bureau niet op te maken dat Blokzijl bij zijn poging tot het tot stand brengen van een minnelijke schuldregeling, schuldenaars bevoordeeld zou hebben. Het hof neemt deze conclusies, die door geen der schuldeisers zijn aangevochten, over en stelt vast dat de grieven met betrekking tot de ontvankelijkheidsvraag derhalve geen verdere bespreking meer behoeven, temeer nu [appellante] zich in hoger beroep niet door Blokzijl laat bijstaan.
6. Het hof dient thans de vraag te beantwoorden of er voor de weigerachtige schuldeisers goede gronden bestonden om hun medewerking aan het dwangakkoord te onthouden. In hoger beroep is gebleken dat de hierboven genoemde schuldregeling inmiddels door 18 van de 20 schuldeisers is aanvaard. De ING Bank, de Friesland Bank en De Haan advocaten & notarissen hebben alsnog ingestemd met het door [appellante] aangeboden akkoord. Deze 18 schuldeisers vertegenwoordigen tezamen ruim 95% van de totale schuld. De gemeente Groningen, die een vordering op [appellante] heeft van € 1.823,71, is niet akkoord gegaan met het aanbod omdat het aanbod is gedaan door een advocaat die geen lid is van de NVVK. Volgens [appellante] heeft de gemeente Groningen telefonisch desgevraagd medegedeeld te kunnen instemmen indien het verzoek zou zijn ingediend door een advocaat die is aangesloten bij de NVVK. De heer [de schuldeiser] (hierna: [de schuldeiser]), die een vordering op [appellante] heeft van € 55.000,--, heeft in het geheel niet gereageerd op het door [appellante] aangeboden akkoord.
7. Nu in hoger beroep het akkoord is getoetst door een NVVK geaccrediteerd onafhankelijk bureau is alsnog voldaan aan dat formele vereiste. Het hof is op grond hiervan van oordeel dat het bezwaar van de gemeente Groningen in hoger beroep niet meer ter zake doet. Daarbij komt dat namens de gemeente Groningen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niemand ter zitting is verschenen om zich te verweren, hoewel zij behoorlijk is opgeroepen, en de gemeente heeft zo de mogelijkheid aan zich voorbij laten gaan om ter zitting haar belang bij afwijzing te onderbouwen en toe te lichten.
Ook [de schuldeiser] is in eerste aanleg noch in hoger beroep ter zitting verschenen. Het hof is van oordeel dat, hoe verder dit stilzwijgen ook geduid moet worden, er niet is gebleken van zwaarwegende bezwaren zijdens [de schuldeiser] die maken dat hij in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. Bij dit oordeel heeft het hof de conclusies van het bureau Kompas Zuidlaren BV betrokken.
8. Bij de toetsing van het akkoord en de voor de beoordeling van de door Blokzijl verrichte werkzaamheden heeft dit bureau als leidraad gebruik gemaakt van een door de NVVK goedgekeurde processchuldregeling alsmede de checklist WSNP dwangakkoord. Het hof stelt vast dat deze processchuldregeling en checklist zijn gebaseerd op de in de Memorie van Toelichting genoemde omstandigheden die een rol spelen bij de beoordeling van het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord. Het bureau concludeert in zijn rapportage van 22 februari 2011 als volgt. In het minnelijke traject heeft Blokzijl in eerste aanleg alle documentatie verzameld en het bureau heeft deze documentatie geordend aangetroffen in het dossier. Het bureau is niet gebleken dat in de schuldopgaaf vorderingen zijn opgenomen die niet aan rechthebbenden toegerekend kunnen worden. Het aflossingsvoorstel tegen finale kwijting, dat [appellante] aan haar schuldeisers heeft gedaan, is volgens het bureau voldoende gemotiveerd. Er is inzage gegeven hoe de schuldenlast tot stand is gekomen en een aantal schuldeisers heeft op hun daartoe strekkende verzoek recente inkomen- en uitgavenspecificaties via Blokzijl van [appellante] ontvangen, waaruit de huidige inkomens- en vermogenspositie van [appellante] blijkt. Het bureau is voorts van mening dat het voorstel goed en betrouwbaar is gedocumenteerd. Blokzijl heeft niet getracht de schuldeisers te benadelen. Wel is getracht meer middelen beschikbaar te krijgen, waardoor in een minnelijke regeling een hoger aflossingsvoorstel gedaan kon worden dan volgens de VTLB-berekening vrij zou komen. Het bureau stelt voorts vast dat het voorstel middels door derden beschikbaar gestelde middelen aanzienlijk is en dat er derhalve, om in het kader van een schuldsaneringsregeling een hogere uitkering aan de schuldeisers te kunnen doen dan thans door [appellante] wordt aangeboden, een aanzienlijk hoger salaris verdiend zou moeten worden en de afloscapaciteit op basis van het VTLB dan € 833,33 zou moeten bedragen, uitgaande van de gebruikelijke schuldsaneringsperiode van 36 maanden. Het bureau concludeert dat de door Blokzijl uitgevoerde minnelijke schuldregeling voldoet aan de hiervoor geldende criteria, zoals deze door de NVVK worden gesteld aan een zorgvuldige schuldsaneringsregeling, waarbij het belang van geen van betrokken partijen, zowel schuldeisers als schuldenaar, is bevoordeeld. Het proces is op zorgvuldige wijze en betrouwbaar gedocumenteerd verricht.
9. Een en ander leidt tot de conclusie dat er geen reden is het primaire verzoek van [appellante] af te wijzen, zodat dit zal worden toegewezen.
10. Nu het primaire verzoek van [appellante] wordt toegewezen, behoeft het subsidiaire verzoek geen nadere bespreking meer.
Slotsom
11. Op grond van het voorgaande dient het vonnis waarvan beroep te worden vernietigd. Er zal opnieuw worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw beslissende:
beveelt de gemeente Groningen en de heer [de schuldeiser] in te stemmen met de door [appellante] aan de gezamenlijke schuldeisers aangeboden schuldregeling;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, J.H. Kuiper en J.P. Evenhuis, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 31 maart 2011 in bijzijn van de griffier.