Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: [nog niet bekend]/ KG ZA [nog niet bekend]
Vonnis in kort geding van 7 mei 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te Amsterdam,
eiser,
advocaat mr. C.J.J. Visser te Amsterdam,
tegen
DE BURGEMEESTER VAN ROTTERDAM, [x],
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
bij gemachtigde verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de burgemeester genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 6 mei 2011 om 15.25 uur;
- de producties van [eiser];
- de producties van de burgemeester.
1.2. Tijdens de mondelinge behandeling d.d. 6 mei 2011 is de burgemeester niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft de zaak vervolgens aangehouden tot 7 mei 2011. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling op 7 mei 2011 is de burgemeester alsnog verschenen en hebben partijen hun standpunten nader toegelicht.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald. Vanwege de spoedeisende aard is nog dezelfde dag dit verkorte vonnis uitgesproken dat slechts de kernoverwegingen bevat.
2. De feiten
2.1. In dit kort geding merkt de voorzieningenrechter de navolgende – voor de onderhavige beoordeling van belang zijnde – feiten als tussen partijen vaststaand aan.
2.2. Bij besluit van 20 januari 2011 is door de burgemeester van Amsterdam aan [eiser] een maatregel opgelegd op grond van de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (artikel 172a Gemeentewet). Naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank te Amsterdam d.d. 18 februari 2011 is de maatregel tegen [eiser] geschorst.
2.3. Bij besluit van 4 mei 2011 heeft de burgemeester van Rotterdam aan [eiser] een meldingsplicht ex artikel 172a van de Gemeentewet opgelegd. Deze meldingsplicht houdt in dat [eiser] zich op 8 mei 2011 om 18.00 uur, het moment waarop in de Rotterdamse Kuip de bekerfinale tussen Ajax en FC Twente aanvangt, moet melden op een politiebureau te Amsterdam.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – schorsing van het besluit van de burgemeester d.d. 4 mei 2011.
3.2. Het verweer van de burgemeester strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiser].
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of het besluit dat [eiser] zich op 8 mei 2011 moet melden wel of niet moet worden geschorst. Het besluit is door [eiser] op 5 mei 2011 ontvangen en zonder de gevraagde schorsing zal [eiser] de bekerfinale niet kunnen bijwonen, hoewel hij over een geldig kaartje beschikt. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven.
Bevoegdheid
4.2. De civiele voorzieningenrechter acht zich bevoegd in deze zaak te oordelen nu de mogelijkheid van het tijdig verkrijgen van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure feitelijk ontbreekt.
Schorsing van het besluit
4.3. Bij de beoordeling van de vraag of een besluit van een bestuursorgaan moet worden geschorst, dient de civiele voorzieningenrechter terughoudendheid te betrachten. Een dergelijk besluit dient in beginsel slechts te worden geschorst indien moet worden geoordeeld dat een redelijk handelend bestuursorgaan het betreffende besluit niet aldus had kunnen/mogen nemen. Naar voorlopig oordeel doet deze situatie zich hier voor.
4.4. De voorzieningenrechter acht het waarschijnlijk dat het betreffende besluit door de bestuursrechter zal worden vernietigd omdat bij het nemen van dit besluit niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen is. Daarbij wordt van belang geacht dat [eiser] ten onrechte geen gelegenheid is gegeven een zienswijze in te dienen en dat het moment waarop het (onaangekondigde) besluit is genomen en hem heeft bereikt 4 resp. 3 dagen voor de datum van de meldplicht is gelegen, zodat het hem, mede gelet op de tussenliggende vrije dagen, zeer moeilijk is gemaakt daartegen op te komen. Niet in te zien valt dat het besluit niet eerder genomen kon worden. Voorts zijn in dit kort geding weliswaar nadere stukken overgelegd, maar daarin is slechts ten aanzien van een deel van de in het besluit van 4 mei 2011 genoemde gebeurtenissen informatie opgenomen; op dit moment is onvoldoende -specifiek en verifieerbaar- gebleken van concrete gedragingen waardoor de openbare orde is verstoord in de periode na de inwerkingtreding van art. 172 a Gemeentewet, waarbij [eiser] op zodanige wijze is betrokken dat deze een voldoende basis voor een dergelijke maatregel kunnen vormen. In dat kader is van belang dat voor [eiser] geen stadionverbod geldt en dat de door de Amsterdamse burgemeester opgelegde maatregel naar aanleiding van (grotendeels) dezelfde gebeurtenissen vooralsnog niet meer van kracht is.
4.5. Een belangenafweging valt ook niet in het voordeel van de burgemeester uit.
De burgemeester heeft laten weten dat de bekerfinale tussen Ajax en FC Twente als risico-wedstrijd wordt beschouwd en dat met het besluit van 5 mei 2011 met name wordt beoogd ongeregeldheden tussen supporters van Ajax en Feijenoord te voorkomen. Op zichzelf betreft het voorshands een te billijken inschatting en is daarin een legitiem belang gelegen voor de burgemeester om maatregelen te treffen. Het besluit zal echter slechts in beperkte mate bijdragen aan het na te streven doel, nu het [eiser], volgens dat besluit en naar de gemachtigde van de burgemeester ter zitting bevestigde, vrij staat zich op 8 mei om 18.00 uur in Amsterdam te melden en zich korte tijd daarna naar Rotterdam te begeven. Daarbij moet worden bedacht dat hij zich anders, in het kader van het begeleid vervoer van Amsterdam naar Rotterdam vanaf de vroege middag in een bus zal bevinden, in het stadion zal worden gelaten en zich vervolgens na de wedstrijd weer van Rotterdam naar Amsterdam zal begeven, dit alles onder voortdurende (politie)bewaking. De voorzieningenrechter gaat ervan uit, mede gelet op de stukken en de mededelingen ter zitting, dat [eiser] ook daadwerkelijk van dit begeleid vervoer gebruik zal maken.
4.6. De vordering zal dus worden toegewezen, het besluit zal worden geschorst zodat [eiser] zich op 8 mei 2011 niet hoeft te melden. De burgemeester zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 90,81
- griffierecht 71,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 977,81
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. schorst het besluit van de burgemeester van Rotterdam d.d. 4 mei 2011 waarbij aan [eiser] een meldingsplicht is opgelegd met onmiddellijke ingang,
5.2. veroordeelt de burgemeester in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 977,81 en veroordeelt de burgemeester mitsdien om te voldoen:
a) aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.688 ten name van MvJ Arrondissement Rotterdam [545] onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en de naam van de betrokken partijen:
EUR 90,81 explootkosten,
b) aan [eiser]:
EUR 71,- griffierecht en EUR 816,- salaris voor de advocaat.
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2011 in tegenwoordigheid van mr. H.J. Wieman-Bart, griffier.
2171/106