Uitspraak
Parketnummer: 24-001976-10
Parketnummer eerste aanleg: 17-880139-10
Arrest van 28 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 5 augustus 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.A. de Boer, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde en hem ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot 196 dagen gevangenisstraf waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en aftrek van de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht zal opleggen, ook als dat inhoudt het ondergaan van een behandeling bij het AFPN.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van de maand april 2004 tot en met 6 april 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], (meermalen) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], (april 2004 tot en met 6 april 2010) (meermalen) met een stok en/of een kleerhanger op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of (meermalen) op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of (meermalen) aan de haren heeft getrokken en/of is hij, verdachte (meermalen) op die [slachtoffer 1] gaan zitten en/of (in 2007 of 2008) (meermalen) op/tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden, en/of zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2], (jaar 2007 tot en met 5 april 2010) (meermalen) met een stok en/of een kleerhanger op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of (meermalen) op/tegen het hoofd en/of en/of de/het bil(len) en/of het achterwerk en/of het lichaam heeft geslagen en/of (6 april 2010) (meermalen) op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden, en/of zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 3], (april 2004 tot en met 6 april 2010) (meermalen) met een stok op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of (meermalen) op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of (meermalen) op/tegen de/het bil(len) en/of het achterwerk en/of het lichaam heeft geschopt en/of (meermalen) een arm om de nek en/of hals van die [slachtoffer 3] heeft gedaan en/of gehouden (soort wurggreep) en/of de arm van die [slachtoffer 3] heeft (om)gedraaid en/of verdraaid, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van de maand april 2004 tot en met 6 april 2010, te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer 1], (april 2004 tot en met 6 april 2010) meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en in 2007 of 2008 tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden, en
zijn kind, te weten [slachtoffer 2], (jaar 2007 tot en met 5 april 2010) meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en (6 april 2010) tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden, en
zijn echtgenoot, te weten [slachtoffer 3], (april 2004 tot en met 6 april 2010) meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en tegen het achterwerk heeft geschopt, waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
onder 1:
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd
en
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd
en
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van zes jaren schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn twee kinderen en zijn echtgenote. Verdachte heeft door het plegen van deze feiten telkens de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote en kinderen geschonden.
Met name de omstandigheid dat verdachte zijn beide kinderen - die bescherming, hulp en steun van hun vader konden gebruiken en mochten verwachten - heeft mishandeld, beschouwt het hof als bijzonder ernstig. Daar komt nog bij dat een van de kinderen, die vanwege een geestelijke beperking als bijzonder kwetsbaar te beschouwen valt, bij uitstek de nodige bescherming, hulp en steun van zijn vader kon gebruiken.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij inmiddels beseft dat hij zijn vrouw en kinderen niet mag slaan. Hij heeft aangevoerd dat hij, al dan niet samen met zijn vrouw, relatietherapie volgt en bereid is aan zichzelf te werken.
Het hof heeft gelet op de inhoud van een verdachte betreffend reclasseringsrapport van 23 juni 2010. Daaruit volgt dat verdachte onvoldoende blijk geeft inzicht te hebben in het strafwaardige van zijn handelen en de delictsituatie bagatelliseert. De reclassering schat de kans op recidive hoog in en adviseert een straf op te leggen die bestaat uit een deels voorwaardelijk deel als stok achter de deur en om het mogelijk te maken dat verdachte een behandeling zal volgen bij het AFPN.
Verdachte is voorts psychologisch onderzocht. Uit het psychologisch rapport van 24 juni 2010 volgt dat er ten tijde van het bewezen verklaarde sprake was van een persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van narcistische trekken en dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De psycholoog acht behandeling bij de AFPN en verplicht reclasseringscontact noodzakelijk om de kans op recidive te voorkomen dan wel te beperken.
In het verlengde van voornoemde rapportages heeft het hof ter zitting zelf ook sterk de indruk gekregen dat verdachte de ernst van de mishandelingen en de impact daarvan op het hele gezin onderschat en dat verdachte de tot dan toe aangeboden hulp ten behoeve van het gezin en hemzelf slechts mondjesmaat toelaat.
Het hof heeft voorts gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 maart 2011. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Een andere strafmodaliteit dan gevangenisstraf komt, vanwege de ernst van de feiten en gelet op de lange periode waarin de feiten zijn gepleegd, niet in aanmerking.
Het hof is evenwel van oordeel dat verdachte, die 106 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, niet opnieuw moet worden gedetineerd.
Wel acht het hof, mede gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, het psychiatrisch rapport en de indruk die het hof van verdachte ter zitting heeft gekregen, oplegging van een voorwaardelijk vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur - te weten 6 maanden - met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht daaraan verbonden, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij het AFPN, noodzakelijk. In de door de advocaat-generaal (ook) gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen ziet het hof onvoldoende gewaarborgd dat de reclassering, die de kans op recidive hoog heeft ingeschat, voldoende druk kan uitoefenen op verdachte om de geboden steun en begeleiding te aanvaarden. Voorts dient het voorwaardelijk deel verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Hoewel verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, ziet het hof daarin geen aanleiding om over te gaan tot oplegging van een mildere straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van negen maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij het AFPN;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. J.J. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Meijer-Campfens voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.