Uitspraak
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Vonnis in hoofdzaak, vrijwaring en ondervrijwaring van 27 april 2011
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 245243 / HA ZA 08-514 van
TJITZE HENDRIK PASMA,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Leffert Beheer B.V.,
kantoorhoudende te Harlingen,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M.H.J. Langerak,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREMA LIFESTYLE GOODS B.V.,
gevestigd te Wilnis,
gedaagde en gevoegde partij in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
3. de vennootschap naar het recht van Luxemburg
SELECT INVESTMENTS & MANAGEMENT S.À R.L.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
gevoegde partij in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
4. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
gevoegde partij in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
5. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
gevoegde partij in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
en
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREMA LIFESTYLE GOODS B.V.,
gevestigd te Wilnis,
eiseres in tussenkomst in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
2. de vennootschap naar het recht van Luxemburg
SELECT INVESTMENTS & MANAGEMENT S.À R.L.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
eiseres in tussenkomst in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
3. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
eiser in tussenkomst in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
4. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
eiser in tussenkomst in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
tegen
TJITZE HENDRIK PASMA,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Leffert Beheer B.V.,
kantoorhoudende te Harlingen,
gedaagde in tussenkomst in de hoofdzaak in conventie,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker,
en in de zaak in vrijwaring met zaaknummer / rolnummer 257367 / HA ZA 08-2237 van
[gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
eiser in vrijwaring,
advocaat mr. M.H.J. Langerak,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREMA LIFESTYLE GOODS B.V.,
gevestigd te Wilnis,
2. de vennootschap naar het recht van Luxemburg
SELECT INVESTMENTS & MANAGEMENT S.À R.L.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
3. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in vrijwaring,
advocaat mr. J.M. van Noort,
en in de zaak in ondervrijwaring met zaaknummer / rolnummer 265337 / HA ZA 09-820 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREMA LIFESTYLE GOODS B.V.,
gevestigd te Wilnis,
2. de vennootschap naar het recht van Luxemburg
SELECT INVESTMENTS & MANAGEMENT S.À R.L.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
3. [gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
eisers in ondervrijwaring,
advocaat mr. J.M. van Noort,
tegen
TJITZE HENDRIK PASMA,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Leffert Beheer B.V.,
kantoorhoudende te Harlingen,
gedaagde in ondervrijwaring,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker.
Partijen zullen hierna ook de curator, [gedaagde sub 1], Crema, Select, [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] worden genoemd. Crema, Select, [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zullen gezamenlijk Crema c.s. worden genoemd.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 mei 2009,
- het vonnis in het incident van 5 augustus 2009, waarbij de door Crema c.s. verzochte voeging in de hoofdzaak en tussenkomst in de hoofdzaak is toegestaan,
- de conclusie van eis in tussenkomst, tevens conclusie van antwoord in de voeging van Crema c.s. d.d. 16 september 2009,
- de conclusie van antwoord in tussenkomst van de curator d.d. 11 november 2009
- de ten behoeve van de te houden comparitie bij brief van 16 maart 2009 aan de rechtbank en wederpartij toegezonden productie van de curator
- de ten behoeve van de te houden comparitie bij brief van 26 maart 2010 aan de rechtbank en wederpartij toegezonden producties van [gedaagde sub 1]
- de akte overlegging producties van Crema c.s. d.d. 8 april 2010, ten onrechte niet vermeld in het proces-verbaal van comparitie, maar wel behorend tot de processtukken, want op de comparitie genomen,
- het proces-verbaal van comparitie van 8 april 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 maart 2009,
- de conclusie van antwoord van 13 januari 2010,
- het proces-verbaal van comparitie van 8 april 2010.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De procedure in de ondervrijwaringszaak
3.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 mei 2009
- de akte overlegging producties van Crema c.s.
- het proces-verbaal van comparitie van 8 april 2010.
3.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
4. De feiten in alle zaken
4.1. [directeur] (hierna te noemen [directeur]) was directeur en hield alle aandelen in de besloten vennootschap Leffert Beheer B.V. (hierna te noemen Leffert Beheer), die op haar beurt enig aandeelhouder was van de besloten vennootschap Euro Consultants Noord B.V. (hierna te noemen ECN).
4.2. Bij vonnis van 1 mei 2003 van de rechtbank Leeuwarden is ECN in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. Pasma als curator.
4.3. Leffert Beheer hield voorts (aanvankelijk alle en vervolgens 90% van) de aandelen in de besloten vennootschap SkyBrush B.V. (hierna te noemen SkyBrush), toen nog genaamd Piriko B.V. In april 2002 heeft Leffert Beheer 45% van die aandelen verkocht en geleverd aan de besloten vennootschap [A] Beheer B.V. (hierna te noemen [A]).
4.4. In november 2002 zijn [directeur] en [gedaagde sub 1] met elkaar in contact getreden.
4.5. Op 23 januari 2003 is door [gedaagde sub 1] een conceptovereenkomst van koop en verkoop van aandelen, betreffende de 45% aandelen die Leffert Beheer nog in Skybrush hield (hierna te noemen de aandelen SkyBrush), opgesteld. Deze conceptovereenkomst vermeldt als verkoper Crema B.V., een Nederlandse houdstermaatschappij, en als koper [A]. In die conceptovereenkomst is als koopprijs vermeld een bedrag van EUR 340.335,16, die in vier kwartaaltermijn in 2003 diende te worden voldaan en vervolgens vanaf 1 januari 2004 in 63 maandelijkse termijnen.
4.6. Op 29 januari 2003 is de stichting Bullfinch Private Foundation (hierna te noemen Bullfinch) te Curaçao opgericht. De administratie van die stichting werd gevoerd door MeesPierson Intertrust te Curaçao. [directeur] is gerechtigde tot die stichting.
4.7. [gedaagde sub 1] heeft op 30 januari 2003 een aangepaste conceptovereenkomst van koop en verkoop van aandelen opgesteld. In die conceptovereenkomst is bepaald dat het aanvankelijk in vier kwartaaltermijnen te betalen bedrag, in zijn geheel uiterlijk op 1 januari 2004 zal worden betaald.
4.8. Op 26 maart 2003 is de vennootschap Select opgericht, waarvan Bullfinch enig aandeelhouder is. De bestuurders van Select, [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5], waren werkzaam bij Mees & Pierson Intertrust (voorheen KPMG en nadien Fortis Intertrust genaamd) te Luxemburg, die ook de administratie van Select voerde.
4.9. Select heeft op 25 april 2003 alle aandelen in Crema geleverd gekregen.
4.10. Op 20 mei 2003 hebben Leffert Beheer, als verkoper, en Crema, als koper, een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de aandelen SkyBrush. Artikel 2 van die koopovereenkomst vermeldt onder meer:
(…)
Deze verkoop en koop is geschied voor een koopprijs van in totaal EUR 400.000,-- (…), welke koopprijs door koper aan verkoper wordt schuldig gebleven onder nader overeen te komen condities. De schuldig gebleven koopprijs, dan wel het bedrag dat resteert na de eventuele aanpassing van de koopprijs conform art. 3 dient uiterlijk op 31 maart 2004 volledig zijn voldaan.
(…)
4.11. Bij notariële akte van 23 mei 2003 zijn de aandelen SkyBrush door Leffert Beheer aan Crema geleverd.
4.12. Crema heeft, als verkoper, op diezelfde dag met [A], als koper, een overeenkomst van koop en verkoop van die aandelen SkyBrush gesloten. Die overeenkomst vermeldt in artikel 2 onder meer:
Deze verkoop en koop is geschied voor een koopprijs van in totaal EUR 305.000,-- (…), te betalen bij levering van de aandelen (…)
4.13. Op 30 mei 2003 zijn ten overstaan van mr. S.L. Kornelis te Amsterdam, de aandelen SkyBrush aan [A] geleverd. [A] heeft de koopprijs van
EUR 305.000,00 voldaan door betaling daarvan op de kwaliteitsrekening van de notaris.
De notaris heeft vervolgens dit bedrag overgemaakt op de derdenrekening van (het advocatenkantoor van) [gedaagde sub 1].
4.14. Bij aandeelhoudersbesluit d.d. 20 juni 2003 van Crema, die in het besluit wordt aangeduid als De Vennootschap, heeft Select als enig aandeelhouder van Crema onder meer besloten:
(…)
BESLUIT:
I. Per heden namens de vennootschap tot het doen van een voorwaardelijke interim dividenduitkering ad EUR 305.000,--
II. De dividenduitkering als bedoeld onder punt I geschiedt onder de opschortende voorwaarde dat de Vennootschap aan haar verplichtingen jegens Leffert Beheer B.V. uit hoofde van de overeenkomst van overdracht van de aandelen SkyBrush B.V. d.d. 20 mei 2003, in het bijzonder van de verschuldigde aankoopprijs, zal hebben voldaan.
III. Select (…) keert het voorwaardelijke interim dividend reeds nu uit, doch blijft het betreffende bedrag verschuldigd aan de Vennootschap, totdat de voorwaarde als omschreven in punt II is vervuld.
(…)
4.15. Bij faxbericht van 25 juni 2003 heeft mr. [B] (hierna te noemen [B]), verbonden aan het advocatenkantoor van [gedaagde sub 1], aan MeesPierson Intertrust te Curaçao onder meer meegedeeld:
(…)
Inzake: Stichting Bullfinch Private Foundation
(...)
Zoals besproken verzoek ik u om het bedrag dat u zult ontvangen op uw derdenrekening in Curaçao, EUR 305.000, over te maken naar de bankrekening van de heer [C] in Zuid-Afrika.
(…)
4.16. Bij e-mail van 26 juni 2003 heeft [gedaagde sub 4] aan [gedaagde sub 1] onder meer meegedeeld:
(…)
Please be informed that Select received the UR 305,000 advance dividend payment from Crema. We will transfer this to Greg’s trust account as advance to Bullfinch.
As agreed the legal/accounting treatment is as follows:
1) Advance or interim dividend from Crema to Select.
2) Loan to Bullfinch
(…)
4.17. De koopsom van EUR 305.000,00 is van de derdenrekening van (het advocatenkantoor van) [gedaagde sub 1] aan Select voldaan. Select heeft het bedrag van
EUR 305.000,00 ten titel van geldlening overgemaakt naar Bullfinch, onder de vermelding “voorschot dividend”.
4.18. MeesPierson Intertrust te Curaçao heeft daarop aan het hiervoor onder 4.15. vermelde verzoek tot betaling op een rekening in Zuid-Afrika ten name van [C], een neef van [directeur], voldaan.
4.19. Bij beschikking van 28 augustus 2003 is door de rechtbank Leeuwarden aan Leffert Beheer voorlopig surseance van betaling verleend. Pasma wordt bewindvoerder.
4.20. Bij brief van 19 september 2003 aan [gedaagde sub 1] heeft Pasma tot een bedrag van EUR 305.000,00 de nietigheid van de transactie in de aandelen SkyBrush ingeroepen en [gedaagde sub 1] in verband met zijn betrokkenheid persoonlijk aansprakelijk gesteld voor het verrichten van een paulianeuze rechtshandeling.
4.21. Bij beschikking van 25 september 2003 heeft de rechtbank Leeuwarden de op 28 augustus 2003 aan Leffert Beheer verleende voorlopige surseance van betaling ingetrokken en Leffert Beheer in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van Pasma als curator. [directeur] blijkt met de noorderzon vertrokken.
4.22. Bij brief van 2 oktober 2003 aan Crema heeft de curator op grond van het bepaalde in artikel 42 Fw de nietigheid ingeroepen van de transactie van de aandelen SkyBrush door Leffert Beheer aan Crema.
4.23. Naar aanleiding van de handelwijze van [gedaagde sub 1] heeft de curator voorts op 2 oktober 2003 een klacht ingediend bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht. Die klacht hield -kort weergegeven in- dat [gedaagde sub 1] in strijd met artikel 46 van de Advocatenwet heeft gehandeld door (a) willens en wetens betrokken te zijn geweest bij een paulianeuze handeling en (b) desgevraagd aan de curator een onjuiste voorstelling van zaken te geven omtrent de geldstroom van de koopsom voor de aandelen van de kort daarna gefailleerde vennootschap Leffert Beheer.
4.24. Bij beslissing van 19 december 2005 heeft de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam onderdeel a. van de klacht ongegrond verklaard en onderdeel b. gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd. De curator is van die beslissing in hoger beroep gegaan.
4.25. Het Hof van Discipline heeft op 12 juni 2006 in haar beslissing in hoger beroep beide klachten gegrond verklaard en aan [gedaagde sub 1] opgelegd de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
4.26. Naar aanleiding van de handelwijze van [gedaagde sub 1] heeft de curator voorts aangifte gedaan van strafbare feiten -bedrieglijke bankbreuk (artikel 341 Sr) en witwassen (artikel 420 bis Sr )- bij het Functioneel Parket te Zwolle. De Belastingdienst/FIOD-ECD, kantoor Zwolle, heeft vervolgens onderzoek verricht en de bevindingen neergelegd in een proces-verbaal met dossiernummer 33743, d.d. 18 juli 2007.
4.27. De curator en de rechtsopvolgster van MeesPierson te Luxemburg, Fortis Intertrust Luxembourg (hierna ook te noemen FIL of Fortis Intertrust) zijn met elkaar in overleg getreden.
4.28. Bij brief van 15 juni 2007 heeft de curator aan mr. A. van Hees, de raadsman van FIL die daarbij tevens optrad namens Crema c.s., onder meer laten weten:
(…)
Inmiddels heeft de Rechter-Commissaris het licht op groen gezet om deze kwestie met Fortis Intertrust Luxembourg af te wikkelen conform onze afspraken. (…)
(…)
Ik ben het volledig met u eens dat geen misverstanden moeten kunnen ontstaan.
Vandaar dat ik de overige punten onderstaand nog eens samenvat.
Ad A. Door Fortis Intertrust Luxembourg wordt aan de boedel betaald een bedrag van EUR 35.000,00 (…)
Ad C. Middels dit schrijven bevestig ik als curator uitdrukkelijk dat ik niet over aanwijzingen beschik die er op wijzen dat uw cliënte en/of haar medewerkers op enig moment te kwader trouw hebben gehandeld, voorts heb ik geen aanleiding om aan hun goede trouw te twijfelen.
Ad. D Na betaling van EUR 35.000,00 is uw cliënte en haar (ex)medewerkers terzake onderhavige kwestie volledig gekweten.
Ik zal bevorderen in mijn hoedanigheid van curator dan wel in enige andere positie dat uw cliënte en/of haar (ex)medewerkers terzake onderhavige kwestie niet tot betaling van enig bedrag zullen worden aangesproken.
(…)
Zeer binnenkort ben ik een drietal weken afwezig (…), daarna zal ik mij onverwijld zetten aan het redigeren van de dagvaarding richting mr [gedaagde sub 1]. Reeds eerder heb ik u aangegeven dat door mij in de procedure een verklaring voor recht zal worden gevraagd terzake de paulianeuze handeling Leffert Beheer B.V. / Crema Lifestyle Goods B.V., vervolgens zal ik vorderen collega [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van circa € 300.000,00.”
4.29. FIL heeft met dit voorstel ingestemd. Het aanvankelijk door FIL onder B. vermelde dat het beheer van Crema niet langer bij FIL zou berusten maar zou worden overgenomen, heeft zij op verzoek van de curator laten vallen.
5. Het geschil
in de hoofdzaak
in conventie:
5.1. De curator vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
1. voor recht zal verklaren dat de transactie van 20 mei 2003 en 23 mei 2003 met betrekking tot de aandelen in SkyBrush tussen Leffert Beheer en Crema, met als gevolg dat er een aandelenoverdracht in bedoelde aandelen SkyBrush plaatsvond van Leffert Beheer naar Crema, in strijd geacht moeten worden met de artikel 42 en /of 47 Fw;
2. zal vernietigen, althans nietig zal verklaren, de transactie tussen Leffert Beheer en Crema;
3. voor recht zal verklaren dat [gedaagde sub 1] jegens de boedel onrechtmatig heeft gehandeld in verband met diens nauwe betrokkenheid bij de paulianeuze handelingen zoals omschreven in het lichaam van de dagvaarding en welke handelingen tevens een strafrechtelijk karakter dragen, zijnde in strijd met artikel 341 Sr en 420 bis Sr;
4 [gedaagde sub 1] zal veroordelen tot vergoeding van de schade jegens de boedel ten bedrage van EUR 305.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2003, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot de dag van voldoening;
5. [gedaagde sub 1] zal veroordelen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van beslaglegging.
5.2. [gedaagde sub 1] en Crema c.s. voeren verweer.
5.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie:
5.4. [gedaagde sub 1] vordert voor het geval het door de curator onder 4. in conventie gevorderde wordt afgewezen – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, het door de curator ten laste van [gedaagde sub 1] gelegde beslag zal opheffen en de curator zal verbieden opnieuw tot beslaglegging ten laste van [gedaagde sub 1] over te gaan, met veroordeling van de curator in de proceskosten in reconventie.
5.5. De curator voert verweer.
5.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in tussenkomst:
5.7. Crema c.s. vorderen - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat de curator jegens Crema c.s. verplicht is om te bevorderen dat zij niet door [gedaagde sub 1] worden aangesproken tot betaling van enig bedrag;
2. voor recht zal verklaren dat de curator verplicht is om zijn vordering jegens [gedaagde sub 1] in deze procedure te verminderen met het bedrag dat [gedaagde sub 1] als bijdrage of anderszins van Crema c.s. kan vorderen;
3. voor recht zal verklaren dat de curator tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schikkingsovereenkomst en dat hij verplicht is om aan Crema c.s. de schade te vergoeden die een of meer van hen als gevolg van dat tekortschieten hebben geleden en nog zullen lijden;
4. zal bevelen dat de curator binnen 8 dagen na betekening van het te wijzen vonnis, door middel van een akte houdende vermindering van eis, zijn eis vermindert met het bedrag dat [gedaagde sub 1] als bijdrage of anderszins kan vorderen van Crema c.s., zulks op straffe van een dwangsom;
5. de curator zal veroordelen tot vergoeding van de schade die Crema c.s. hebben geleden en nog zullen lijden, op te maken bij staat;
6. de curator zal veroordelen in de kosten van het geding in tussenkomst.
5.8. De curator voert verweer.
5.9. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
5.10. [gedaagde sub 1] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak:
1. voor recht zal verklaren dat Crema c.s. onrechtmatig jegens de boedel in het faillissement van Leffert Beheer hebben gehandeld en dat zij hoofdelijk verbonden zijn tot vergoeding van de schade die de boedel dientengevolge heeft geleden;
2. primair:
Crema c.s. zal veroordelen om aan [gedaagde sub 1] te betalen, datgene waartoe [gedaagde sub 1] jegens de curator in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld;
subsidiair:
a) voor recht zal verklaren de onderlinge verhouding waarin [gedaagde sub 1] en Crema c.s. jegens elkaar moeten bijdragen in de vergoeding van de schade waartoe [gedaagde sub 1] jegens de curator in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld;
b) Crema c.s. zal veroordelen, ieder afzonderlijk, tot betaling aan [gedaagde sub 1] van datgene waartoe Crema c.s. op grond van ieders draagplicht gehouden is om bij te dragen in datgene waartoe [gedaagde sub 1] jegens de curator in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld;
meer subsidiair:
a) voor recht zal verklaren dat Crema en Select ongerechtvaardigd zijn verrijkt ten koste van [gedaagde sub 1], zulks ten belope van het bedrag dat [gedaagde sub 1] voldoet aan de curator:
b) Crema en Select zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [gedaagde sub 1] ten belope van de verrijking van Crema en Select;
Crema c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van het geding.
5.11. Crema c.s. voert verweer.
5.12. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de ondervrijwaringszaak
5.13. Crema c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat de curator jegens Crema c.s. en Fortis Intertrust (Luxemburg) verplicht is om te bevorderen dat zij niet door [gedaagde sub 1] worden aangesproken tot betaling van enig bedrag;
2. voor recht zal verklaren dat de curator verplicht is om zijn vordering jegens [gedaagde sub 1] in de door hem jegens [gedaagde sub 1] en Crema aanhangige procedure in de hoofdzaak te verminderen met het bedrag dat [gedaagde sub 1] als bijdrage of anderszins van Crema c.s. en Fortis Intertrust (Luxemburg) kan vorderen;
3. primair:
a) zal bevelen dat de curator zijn vordering in de hoofdzaak tegen [gedaagde sub 1] en Crema binnen 8 dagen vermindert met het bedrag dat [gedaagde sub 1] als bijdrage of anderszins kan vorderen van Crema c.s. en Fortis Intertrust (Luxemburg), zulks op straffe van een dwangsom;
b) de curator zal veroordelen tot vergoeding van de schade, betalingsverplichtingen en kosten, die Crema c.s. en Fortis Intertrust (Luxemburg) dan wel een of meer van hen, in het kader van de procedures in vrijwaring en ondervrijwaring hebben geleden en nog zullen lijden, op te maken bij staat;
subsidiair:
a) de curator zal veroordelen tot vergoeding van de schade, betalingsverplichtingen en kosten, die Crema c.s. en Fortis Intertrust (Luxemburg) dan wel een of meer van hen, in het kader van de procedures in vrijwaring en ondervrijwaring hebben geleden en nog zullen lijden, op te maken bij staat;
4. de curator zal veroordelen in de kosten van dit geding.
5.14. De curator voert verweer.
5.15. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
6. De beoordeling in de hoofdzaak
Het geschil tussen de curator en [gedaagde sub 1], na voeging door Crema c.s. aan de zijde van [gedaagde sub 1]:
6.1. De curator legt – kort weergegeven – aan zijn vordering tegen [gedaagde sub 1] ten grondslag, dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens de boedel heeft gehandeld. Hij stelt daartoe dat [gedaagde sub 1] uitermate onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat hij willens en wetens zijn medewerking heeft verleend aan een paulianeuze en strafbare constructie om de koopsom voor de aandelen in SkyBrush uit het actief van Leffert Beheer weg te halen. Naar de stelling van de curator is [gedaagde sub 1] dan ook aansprakelijk voor de schade die de boedel door zijn handelwijze heeft geleden.
6.2. [gedaagde sub 1] heeft zich verweerd met de stelling dat hij slechts als adviseur heeft opgetreden en zijn betrokkenheid bij de verkoop van de aandelen dermate gering was dat hij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de door de curator gestelde schade van de boedel.
6.3. [gedaagde sub 1] heeft daartoe aangevoerd dat, nadat [directeur] met hem contact had gezocht, hij [directeur] heeft geadviseerd om zijn projecten, waarbij ook buitenlandse participanten waren betrokken te bundelen in een houdster- c.q. investeringsmaatschappij die in Luxemburg zou worden gevestigd, met name vanwege de Europese deelnemingsvrijstelling. Vervolgens heeft [gedaagde sub 1], naar hij stelt, [directeur] verwezen naar MeesPierson Intertrust Luxemburg (voorheen KPMG Luxemburg), waarna [gedaagde sub 4] voor de oprichting van Select en de directievoering over Select heeft zorggedragen en [gedaagde sub 1] voor de verwerving van de Nederlandse participaties de oprichting of aankoop van een Nederlandse houdstermaatschappij heeft geadviseerd, hetgeen Crema is geworden. [gedaagde sub 1] stelt daarbij dat hij niet op de hoogte was van alle vennootschappen van [directeur] en de financiële situatie. Leffert Beheer maakte bij de verkoop gebruik van de diensten van een andere advocaat, [D]. [gedaagde sub 1] beschouwde Select als zijn enige opdrachtgever.
[gedaagde sub 1] heeft voorts gesteld, dat hij niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van de uiteindelijke koopovereenkomst van de aandelen in Skybrush door [A], waarbij betaling van de koopsom ineens is overeengekomen. Dit terwijl hij ([gedaagde sub 1]) geadviseerd had de aandelenlevering aan [A] in 2004 te laten plaatsvinden met een gespreide betaling van 63 maanden. Een aldus opgestelde overeenkomst levert geen benadeling op en is geen schijnconstructie.
[gedaagde sub 1] heeft voorts met betrekking tot de “geldstroom” aangevoerd, dat de koopsom door de notaris is overgemaakt op de derdenrekening van zijn kantoor in opdracht van Crema waartoe door [B] een fax is ontvangen. Vervolgens is -naar de stelling van [gedaagde sub 1]- de koopsom in opdracht van aandeelhouder en bestuurder Select naar Select overgemaakt “als voorwaardelijk dividend”. Select heeft het bedrag op haar beurt overgemaakt op de rekening van Bullfinch ten titel van geldlening, waarna het is overgeboekt naar de rekening van [C], hetgeen buiten het gezichtsveld van [gedaagde sub 1] heeft plaatsgevonden. Het contact in verband met de lening aan Bullfinch heeft, volgens [gedaagde sub 1], met [B] plaatsgevonden. Voor [B] is [gedaagde sub 1] niet verantwoordelijk.
[gedaagde sub 1] heeft tevens aangevoerd, dat de koopsom van EUR 305.000,-- als voorwaardelijk dividend is uitgekeerd aan Select en dat de voorwaarden meebrachten dat Select het bedrag aan Crema als schuldig erkende zolang Crema niet volledig had voldaan aan haar financiële verplichtingen jegens Leffert Beheer, tegen welke opzet hij – [gedaagde sub 1] – geen bezwaar zag omdat hij er op vertrouwde dat Select haar afspraken zou nakomen.
6.4. Ten aanzien van hetgeen [gedaagde sub 1] heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaat dat in de door [gedaagde sub 1] opgestelde conceptovereenkomst van 23 januari 2003 reeds Crema als verkoper van de aandelen Skybrush aan [A] is opgenomen. Op dat moment moest het dus al bij [gedaagde sub 1] bekend zijn dat die aandelen van Leffert Beheer eerst aan Crema dienden te worden geleverd. Select is echter eerst op 26 maart 2003 opgericht. Dit terwijl Bullfinch te Curaçao kort na de conceptkoopovereenkomst van 23 januari 2003, te weten op 29 januari 2003 is opgericht en die stichting enig aandeelhouder van Select is geworden. Ten tijde van de overdracht van de aandelen door Leffert Beheer aan Crema was die constructie dan ook aan [gedaagde sub 1] bekend. [gedaagde sub 1] heeft ter comparitie verklaard, dat hij dit ook zo heeft geadviseerd en heeft uitgevoerd. Dat dit, zoals [gedaagde sub 1] stelt, vooral op die wijze is ingericht op advies van [B], met het oog op de Europese deelnemingsvrijstelling, volgt de rechtbank niet. Indien en voor zover dit juist zou zijn, valt immers niet in te zien waarom de aandelen via Crema zijn verkocht en geleverd en Bullfinch diende te worden opgericht om als enig aandeelhouder van Select te fungeren. [gedaagde sub 1] heeft onvoldoende feiten/en omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat in verband met die Europese deelnemingsvrijstelling naast Select ook Crema, diende te worden betrokken in het concernverband. Weliswaar heeft [gedaagde sub 1] naar de als productie 1 bij de conclusie van antwoord in conventie overgelegde aan hem gerichte memo van [B] van 20 december 2002 verwezen, waarin de deelnemersvrijstelling wordt toegelicht en daarbij gesteld dat hij dit advies heeft opgevolgd, maar die memo ziet op de situatie dat een Antilliaanse vennootschap zal worden opgericht met een Nederlandse (groot)moedervennootschap. De daarin beschreven constructie, waarbij geen sprake is van een Luxemburgse vennootschap en Europese deelnemingsvrijstelling, is echter niet gevolgd. Die memo kan dan ook de stelling van [gedaagde sub 1] op dit punt niet ondersteunen.
Ook is het de rechtbank niet duidelijk waarom de voor investeringsdoeleinden en fiscale effecten opgezette structuur benut moest worden voor het verkopen van de aandelen SkyBrush, nu in de gehele fase van onderhandelen tussen partijen en van concipiëren van overeenkomsten door [gedaagde sub 1] zonneklaar het doel was dat het aandelenpakket, dat zich niet bevond in een van de rechtspersonen die tot die structuur gingen behoren, eigendom moest worden van [A], die ook niet in die structuur was opgenomen. De rechtbank staat in die constatering niet alleen. Juist doordat het een met het ander niet ‘in redelijkheid in enig verband te brengen is’, heeft het Hof van Discipline de conclusie getrokken dat het handelen van [gedaagde sub 1] ‘onmiskenbaar een onbehoorlijk karakter heeft’, wat voor [gedaagde sub 1] ‘duidelijk moet zijn geweest’. Het had zeer bepaald op de weg van [gedaagde sub 1] gelegen – gelet op die constatering van het Hof van Discipline – dit verband ampel uit de doeken te doen. Zelfs het begin van een uitleg in zijn 35 pagina’s tellende conclusie van antwoord ontbreekt echter. Het gebruik van de structuur voor de onderhavige aandelentransactie is daarom op het eerste gezicht ronduit verdacht.
6.5. Uit 6.4 volgt dat [gedaagde sub 1] breed en diep in de advisering en vormgeving van de rechtspersonenrechtelijke, internationale structuur betrokken was. De rechtbank gaat, tegen deze achtergrond, voorbij aan [gedaagde sub 1]s stelling dat hij alleen Select als zijn opdrachtgever beschouwde, indien hij daarmee wil beweren dat zijn handelen slechts een gering aandeel in het geheel heeft gevormd. De rechtbank merkt terzijde op dat Select is opgericht nadat [gedaagde sub 1] zijn werkzaamheden – in opdracht van wie dan? – ter hand had genomen.
6.6. [gedaagde sub 1] heeft voorts gesteld dat hij niet betrokken is geweest bij het opstellen van de uiteindelijke koopovereenkomst tussen Crema en [A], waarin tegen zijn advies is bepaald dat de levering meteen zou plaatsvinden en de koopsom in één keer zou worden voldaan in plaats van een uitgestelde levering en een uitgestelde en vervolgens ook nog gespreide betaling. De rechtbank merkt op dat [gedaagde sub 1] niet heeft aangevoerd dat hem de inhoud van deze uiteindelijke overeenkomst onbekend was ten tijde van het uitvoeren daarvan. En bij die uitvoering was [gedaagde sub 1] betrokken. De koopsom is op de derdenrekening van zijn kantoor overgemaakt door de instruerende notaris. [gedaagde sub 1] heeft ter comparitie verklaard dat hij daarvoor geen toestemming heeft gegeven, maar [gedaagde sub 1] heeft daaraan destijds geen enkele consequentie verbonden. Integendeel, hij heeft zelf de verdere overboeking van het bedrag van de koopsom naar Select geaccordeerd, althans daarvan gaat hij uit, zoals blijkt uit zijn verklaring ter comparitie.
Van belang is dat de overboeking in opdracht van [gedaagde sub 1] niet plaatsvond naar Crema, maar naar Select. Crema kon dus niet over dat bedrag beschikken. Daaraan heeft [gedaagde sub 1] bewust meegewerkt. Hij heeft immers gesteld dat de overboeking gerechtvaardigd werd door het genomen aandeelhoudersbesluit van Select, inhoudende dat Crema aan Select een voorwaardelijk interim dividend zou uitkeren. Dit besluit was echter niet meer dan een noodzakelijke titel om de voorgestane constructie te realiseren. Juist dat besluit geeft duidelijk zicht op de bedoeling dat het geld niet aan Crema ten goede zou komen, terwijl Crema niet aan haar verplichting jegens Leffert Beheer had voldaan. Crema was bovendien een plankvennootschap met een negatieve vermogenspositie zoals de curator, door [gedaagde sub 1] onweersproken, heeft gesteld. Dat moet [gedaagde sub 1] hebben geweten, gelet op zijn brede en diepe betrokkenheid bij het opzetten van de rechtspersonenrechtelijke structuur.
Aan deze betrokkenheid bij de uitvoering en [gedaagde sub 1]s wetenschap daarbij doet niet af zijn stelling dat niet hij maar een andere advocaat optrad voor Leffert Beheer. De rechtbank behoeft dus niet te beoordelen of deze stelling op zichzelf hout snijdt.
6.7. [gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat Crema nog helemaal niet hoefde te betalen aan Leffert Beheer, omdat in de koopovereenkomst tussen die partijen een uitgestelde levering en betaling was opgenomen. In verbinding hiermee heeft [gedaagde sub 1] een en andermaal gesteld dat de oorspronkelijk door hem opgestelde concepten van de koopovereenkomst tussen Crema en [A] ook een uitgestelde levering en een uitgestelde en gespreide betaling inhield. [gedaagde sub 1] benadrukt dat hij niet betrokken was bij de uiteindelijke versie van die overeenkomst, inhoudende een onmiddellijke levering en betaling.
Deze stellingen in onderling verband en samenhang beschouwd, kunnen niet anders worden opgevat dan dat [gedaagde sub 1] de oorspronkelijke concepten met elkaar in evenwicht vond en de uiteindelijke niet. Kennelijk vond [gedaagde sub 1] het van belang dat een zekere, gespreide geldstroom naar Crema zou toevloeien in de loop van de jaren na de transactie. De uiteindelijke overeenkomst hield het tegendeel in en levert kennelijk ook naar de opvatting van [gedaagde sub 1] een onevenwichtig samenstel van afspraken op. Desondanks werkte [gedaagde sub 1] mee aan de uitvoering van dit onevenwichtige samenstel van afspraken door de overboeking van de koopsom naar Select (zie 6.6). Het verweer van [gedaagde sub 1] dat hij geen bezwaar had tegen deze overboeking, omdat hij ervan uitging dat Select wel aan Crema zou betalen, is tegen deze achtergrond gezocht en ongeloofwaardig. Dat wordt nog meer het geval als de rechtbank in ogenschouw neemt de in 4.15 en 4.16 vastgestelde feiten die [gedaagde sub 1] niet tot een andere conclusie konden leiden dan dat [directeur] de koopsom van de aandelen SkyBrush in zijn privévermogen wilde laten vloeien, althans niet in dat van Crema, opdat deze in staat zou zijn Leffert Beheer te voldoen.
[gedaagde sub 1] heeft gesteld dat de in 4.15 deels geciteerde fax door [B] is verzonden en dit buiten zijn gezichtsveld is geschied. Dat [gedaagde sub 1] daarvan niet op de hoogte was, is bezien in het licht van de daaraan voorafgaande gebeurtenissen, waarvan [gedaagde sub 1] wél op de hoogte was, onaannemelijk. Bovendien heeft [gedaagde sub 1], zoals blijkt uit de door hem afgelegde verklaring ten overstaan van de verbalisanten van de Fiod verklaard, nadat hij met die fax was geconfronteerd, dat hij denkt dat [B] dit niet heeft gedaan zonder hem daarvan in kennis te stellen. Aangenomen moet dan ook worden dat [gedaagde sub 1] ook bij die instructie tot overboeking van het bedrag van EUR 305.000,-- naar Zuid-Afrika betrokken is geweest en daarvan op de hoogte was.
De rechtbank komt tot de slotsom dat al deze weren van [gedaagde sub 1] niet opgaan. Door het handelen van [gedaagde sub 1] is Crema niet in staat gesteld te beschikken over de haar toekomende koopsom en daardoor evenmin ooit in staat gesteld Leffert Beheer te voldoen. Leffert Beheer is daardoor in haar vermogenspositie op onrechtmatige wijze door toedoen van [gedaagde sub 1] benadeeld.
6.8. Aan het voorgaande doet niet af het verweer van [gedaagde sub 1] dat hij heel weinig wist van Leffert Beheer en haar financiële positie en dus ook niet wist dat zijn handelen zou leiden tot het faillissement van Leffert Beheer en benadeling van de schuldeisers. Dit verweer verdient geen honorering in rechte. Het Hof van Discipline heeft overwogen dat [gedaagde sub 1] niet zonder onderzoek naar de vermogenssituatie van Leffert Beheer medewerking had mogen verlenen aan (onder meer) deze betaling. De rechtbank maakt die conclusie tot de hare. Door zijn onrechtmatige daad nam [gedaagde sub 1] – in zijn beweerde onwetendheid op dit punt – de kwade kans voor lief dat Leffert Beheer juist daardoor in financiële moeilijkheden kwam en haar schuldeisers niet (of nog minder) zou kunnen betalen, zoals ook is gebeurd volgens de onbestreden stellingen van de curator. [gedaagde sub 1] kan zich niet aan zijn aansprakelijkheid onttrekken door een beroep te doen op zijn onwetendheid.
6.9. Evenmin kan [gedaagde sub 1] zich aan zijn aansprakelijkheid onttrekken door als schadeoorzaak te noemen het niet (kunnen) betalen door Crema van het in geschil zijnde bedrag. Het is [gedaagde sub 1] die – door overboeking van de koopsom naar Select in de wetenschap dat dit bedrag meteen zou worden doorbetaald aan Bullfinch en vervolgens aan een neef van [directeur] in Zuid-Afrika – heeft meegewerkt aan het onbereikbaar maken van het geld voor zowel Crema als Leffert Beheer. De oorzaak ligt dus bij [gedaagde sub 1] en niet bij Crema. Het is naïef of –waarschijnlijker – tegen beter weten in dat [gedaagde sub 1] aanvoert dat de oorzaak van de problemen ligt bij Crema, omdat Crema niet optreedt tegen het (lege) Select of het lege Bullfinch.
6.10. Op dezelfde gronden passeert de rechtbank de stelling van [gedaagde sub 1] dat er vele schadeoorzaken zijn en dat zijn rol in het geheel beperkt was en hem dus niet of niet geheel kan worden toegerekend. Dat kan wel, want [gedaagde sub 1] is de pleger van een onrechtmatige daad tegenover (de boedel van) Leffert Beheer. Als er andere plegers zouden zijn, is er sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid . [gedaagde sub 1] moet zich dan op die anderen verhalen.
6.11. De gevraagde verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens “de boedel”, is dus in beginsel toewijsbaar, behoudens de hierna nog te bespreken verweren die door Crema c.s. na voeging zijn opgeworpen.
Alvorens op die weren in te gaan, overweegt de rechtbank het volgende. De in het petitum aan de gevraagde verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] een onrechtmatige daad heeft gepleegd, toegevoegde toelichting behoort daarin niet thuis. In wezen wordt hier uiterst beknopt gemotiveerd waaruit die onrechtmatige daad bestaat. Bedoelde motivering staat – uitgebreider, maar ook met een wat andere inhoud – in het lichaam van de dagvaarding. De rechtbank zal in het dictum van haar vonnis bedoelde motivering in ieder geval niet opnemen. Daarvoor kan immers de gehele beoordeling in paragraaf 6 van dit vonnis dienen.
6.12. De voorgaande voorlopige conclusie dat [gedaagde sub 1] tegenover de curator een onrechtmatige daad heeft gepleegd, kan nog anders worden, omdat de door Crema c.s. opgevoerde verweren na voeging nog behandeling behoeven.
6.13. In de eerste plaats hebben Crema c.s. in hun ‘conclusie van antwoord in voeging’ van 16 september 2009 hetzelfde verweer gevoerd als Crema in haar conclusie van antwoord van 18 juni 2008 in de door de curator tegen Crema begonnen procedure. Zij hebben naar voren gebracht dat die verweren als herhaald en ingelast beschouwd moeten worden.
6.14. De rechtbank stelt vast dat het verweer van Crema in haar conclusie van antwoord van 18 juni 2008 uitsluitend ziet op de vorderingen die de curator heeft ingesteld tegen Crema. Al deze weren moeten leiden tot afwijzing van de vorderingen van de curator tegen Crema. Die weren zijn daarop ook toegesneden. Deze weren kunnen niet leiden tot afwijzing van de vorderingen van de curator tegen [gedaagde sub 1]. Zoals Crema terecht aanvoert in nummer 42 van hun ‘conclusie van antwoord in voeging’ van 16 september 2009, hangt de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] niet af van de vraag of Crema – dan wel Crema c.s., zo voegt de rechtbank daaraan toe – paulianeus of onrechtmatig heeft gehandeld. In hun ‘conclusie van antwoord in voeging’ van 16 september 2009 hebben Crema c.s. uitsluitend geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de curator tegen [gedaagde sub 1]. De slotsom is dat de rechtbank de weren die door Crema zijn genoemd in haar conclusie van antwoord van 18 juni 2008 niet behoeft te bespreken in het kader van de door de curator tegen [gedaagde sub 1] ingestelde vordering.
6.15. In hun conclusie van 16 september 2009 hebben Crema c.s. als gevoegde partijen nog andere weren in aanvulling op die in de conclusie van Crema van 18 juni 2008 aangevoerd.
Het verweer dat de betaalde € 35.000,- in mindering moet strekken op de vordering van de curator op [gedaagde sub 1] wordt hierna beoordeeld in 6.21 en 6.22.
Het beroep op een derdenbeding in de schikking tussen partijen gaat niet op, nu dit beroep is gebaseerd op de uitleg van Crema c.s. van de schikking tussen enerzijds de curator en anderzijds Fortis Intertrust en Crema c.s. De rechtbank volgt Crema c.s. in die uitleg niet, wat zal worden gemotiveerd in 6.30, welke rechtsoverweging als hier ingelast moet worden beschouwd.
De overige weren zien op de vraag of Crema c.s. zelf een onrechtmatige daad hebben gepleegd of paulianeus hebben gehandeld. Daarop hoeft de rechtbank niet in te gaan, omdat de beoordeling daarvan niet leidt tot afwijzing van (een deel van) de vordering van de curator op [gedaagde sub 1], om de redenen die al zijn vermeld in 6.14.
De conclusie luidt dat hetgeen door Crema c.s. is aangevoerd als gevoegde partijen is verworpen of niet van invloed is op de voorlopige conclusie die is getrokken in de eerste zin van 6.11. Die conclusie trekt de rechtbank dus hier definitief: de door de curator gevraagde verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens “de boedel”, is toewijsbaar.
6.16. Thans moet nog worden geoordeeld over de gevorderde schade.
6.17. Onder verwijzing naar het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van [gedaagde sub 1] dat de curator eigen schuld valt te verwijten aan de schade, doordat deze niet getracht heeft het geld te innen bij Crema, die dan Select zou hebben aangesproken en Select op haar beurt weer Bullfinch, ‘etc.’ In dat ‘etc.’ zit precies het probleem. Het is evenzeer naïef of – waarschijnlijker – tegen beter weten in dat [gedaagde sub 1] de curator deze weg op wil sturen en meent dat – nu de curator die weg niet heeft bewandeld – hij, [gedaagde sub 1], niet volledig aansprakelijk is te houden.
[gedaagde sub 1] is dus ten volle aansprakelijk voor de schade.
6.18. In de verhouding tot de curator van de boedel van Leffert Beheer is bovendien geen reden tot matiging van de schade(plichtigheid) van [gedaagde sub 1]. [gedaagde sub 1] heeft zelf niet van de overboeking geprofiteerd, zo voert hij aan. Dat zal het geval zijn, maar dat kleurt hem in gunstige zin vooral in verhouding tot de uiteindelijke profiteur in Zuid-Afrika. De rechtbank vermag echter niet in te zien waarom dat de onrechtmatige handelwijze van [gedaagde sub 1] tegenover (de boedel van) Leffert Beheer minder ernstig maakt. De schade aan die zijde wordt er niet kleiner door.
6.19. Dan resteert de vraag hoe hoog de schade is. Ter bestrijding van de hoogte van de door de curator te vorderen schade heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat daarop in mindering moet strekken een bedrag van € 117.500,- en/of van € 35.000,-. [gedaagde sub 1] beroept zich op het volgende.
De curator heeft een bedrag ter grootte van de helft van de hoofdsom van € 305.000,- gevorderd van Fortis Intertrust, de werkgever van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5]. Die helft komt neer op een bedrag van € 152.500,-. De curator heeft een regeling getroffen met Fortis Intertrust en Crema c.s. voor een bedrag van € 35.000,-. De curator heeft aldus het verschil tussen de twee laatstgenoemde bedragen, zijnde € 117.500,-, prijsgegeven. Dat dient de boedel zelf te dragen. Het betaalde bedrag van € 35.000,- strekt in ieder geval in mindering op de vordering van de curator tegenover [gedaagde sub 1].
6.20. Het bedrag van € 117.500,- strekt niet in mindering op hetgeen de curator van [gedaagde sub 1] heeft te vorderen, omdat [gedaagde sub 1] hoofdelijk aansprakelijk is naast eventuele andere plegers van dezelfde onrechtmatige daad die aan deze vordering jegens [gedaagde sub 1] ten grondslag ligt. Ook als Fortis Intertrust niets zou hebben betaald – ongeacht of en voor welk bedrag de curator deze rechtspersoon had aangesproken – zou [gedaagde sub 1] nog steeds voor de volledige schade van de curator (de boedel) aansprakelijk zijn.
6.21. Ten aanzien van het bedrag van € 35.000,- heeft de curator opgemerkt tijdens de comparitie van 8 april 2010 dat dit een vergoeding was “voor de door mij gemaakte kosten, geen betaling van schade in verband met de Paulianeuze aandelentransactie die in mindering zou moeten komen op het door mij van [gedaagde sub 1] gevorderde schadebedrag.” De rechtbank begrijpt dat het hier volgens de curator gaat om zijn kosten in verband met (het bestrijden van) de onderhavige aandelentransactie.
[gedaagde sub 1] heeft ter comparitie, zo blijkt ook uit het proces-verbaal, de stelling van de curator niet betwist.
Na voeging aan de zijde van [gedaagde sub 1] is door Crema c.s. wel verweer gevoerd. Crema c.s. betogen dat de eventuele vordering van de curator op [gedaagde sub 1] in ieder geval met dit bedrag moet worden verminderd. Aan deze stelling ligt kennelijk ten grondslag dat het bedrag van € 35.000,- door Fortis Intertrust, mede namens Crema c.s., aan de curator is betaald in mindering op de hoofdsom van € 305.000,-. Dat blijkt echter niet uit de producties 8, 9 en 10 bij de conclusie van Crema c.s. van 16 september 2009, waarin volgens Crema c.s. de overeenkomst tussen de curator enerzijds en anderzijds Fortis Intertrust en Crema c.s. vastligt. Daarin wordt namens Fortis Intertrust en Crema c.s. gestipuleerd dat wordt betaald om ‘een claim af te kopen’, terwijl nergens in die producties onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdsom, rente en kosten. Aan de niet toegelichte en uit de genoemde producties niet te putten impliciete veronderstelling van Crema c.s. dat er is betaald in mindering op de hoofdsom, gaat de rechtbank daarom voorbij. Ten overvloede zij erop gewezen dat het niet aan Crema c.s. en/of Fortis Intertrust is om als schuldenaren van het bedrag van € 35.000,- te bepalen waarop hun betaling in mindering strekt en dat niet door Crema c.s. is gesteld dat zij of Fortis Intertrust dit hebben bepaald of willen bepalen bij de betaling.
6.22. Uit 6.21 volgt dat als vaststaand moet worden aangenomen dat het betaalde in mindering strekte op en gelijk was aan de kosten van de curator. Kennelijk in het verlengde daarvan heeft de curator in deze procedure tegen [gedaagde sub 1] geen buitengerechtelijke kosten gevorderd. In art. 6:44 BW is vastgelegd dat betaling van een op een bepaalde verbintenis toe te rekenen geldsom in de eerste plaats in mindering strekt op de kosten, dan op de rente en dan op de hoofdsom. De curator heeft dus gehandeld conform het wettelijk uitgangspunt.
Dit alles zo zijnde, kan de betaalde € 35.000,- niet in mindering strekken op de vordering van de curator tegen [gedaagde sub 1]. De gehele gevorderde hoofdsom is dus tegen [gedaagde sub 1] toewijsbaar.
6.23. Over de gevorderde wettelijke rente per 1 juli 2003 oordeelt de rechtbank als volgt. [gedaagde sub 1] pleegde een onrechtmatige daad. Indien deze niet was gepleegd, was de koopsom in het vermogen van Leffert Beheer gekomen. Uit de vaststaande feiten (4.16) blijkt dat het bedrag van de koopsom buiten bereik van Crema was gebracht vóór 1 juli 2003 en waarschijnlijk ook al in het bezit was van [C] voor die datum. Daarmee zijn de onrechtmatige daad en de daaruit voortvloeiende schade een feit op 1 juli 2003, staat het verzuim op die datum vast (art. 6:83, aanhef en sub b BW) en kan wettelijke rente per die datum worden gevorderd.
[gedaagde sub 1] voert aan dat hij zich niet kan verweren tegen deze nevenvordering, omdat de curator stelt dat het geld op of omstreeks 1 juli 2003 “uit het vermogen van Leffert Beheer geraakt” is. [gedaagde sub 1] betoogt dat het bedrag nooit in het vermogen van Leffert Beheer is geweest en er dus niet kan zijn uitgeraakt. De curator licht niet toe, zo vervolgt [gedaagde sub 1], hoe zijn standpunt anders kan worden begrepen. Het is echter zonneklaar – en dat moet het dus ook geweest zijn voor [gedaagde sub 1] – wat de curator heeft bedoeld te betogen, namelijk dat het geld buiten bereik van Leffert Beheer is gehouden. Het verweer van [gedaagde sub 1] wordt daarom gepasseerd.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.
6.24. [gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de curator worden veroordeeld. Over de kosten van de diverse incidenten is al beslist in de incidentele vonnissen. Aan de zijde van de curator zijn de kosten in de hoofdzaak tegen [gedaagde sub 1] te begroten op de helft van het griffierecht (€ 4.784,-, gedeeld door 2, is € 2.392,-), op de kosten van dagvaarding (€ 71,80) en op die van beslaglegging, voor zover in deze procedure geadstrueerd (productie 17 bij dagvaarding: € 180,76 en € 60,79). Het totaal aan verschotten van de curator dat voor rekening komt van [gedaagde sub 1] is daardoor € 2.702,35. Het salaris is volgens tarief VI (€ 2000,- per punt). Het aantal punten is 3,0 (het beslagrekest, de dagvaarding en het bijwonen van de comparitie). De rechtbank ziet aanleiding – gelet op de omvang van deze zaak – de geliquideerde kosten voor het bijwonen van de comparitie in elke hoedanigheid voor één punt te tellen. Dat zal dus verderop in dit vonnis ook weer aan de orde zijn. Het totaal aan salaris van de curator dat voor rekening komt van [gedaagde sub 1] is daardoor € 6.000,-.
Crema c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van de curator in het gevoegde deel van de procedure in de hoofdzaak worden veroordeeld. De rechtbank zal dit tegelijk met de kosten van de procedure na tussenkomst begroten, zie 6.31.
6.25. Aan de voorwaarde waaronder [gedaagde sub 1] zijn vordering in reconventie heeft ingesteld, is niet voldaan, zodat de vordering geacht moet worden niet te zijn ingesteld. Er is hier dus niets te beoordelen. Van te vergoeden proceskosten kan geen sprake zijn.
Het geschil tussen Crema c.s. en de curator na tussenkomst
6.26. Gelet op de inhoudelijke argumentatie van partijen gaan zij kennelijk uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht.
De kern van hun naar dat recht te beoordelen geschil komt neer op de uitleg van de schikking die is getroffen tussen enerzijds de curator en anderzijds Fortis Intertrust en Crema c.s., zoals vastgelegd in de producties 8, 9 en 10 bij de conclusie van Crema c.s. van 16 september 2009. Gelet op de proceshouding van zowel Crema c.s. als de curator gaan beide partijen kennelijk uit van de toepasselijkheid van het Nederlands recht op deze overeenkomst. De rechtbank zal daarom het geschil naar dit recht beoordelen.
6.27. De rechtbank stelt voorop dat de definitieve overeenkomst is verwoord in productie 10, voor zover van belang geciteerd in 4.28. Die productie is een brief van de curator aan de advocaat van Fortis Intertrust en Crema c.s. In die brief is te lezen: ‘Ik ben het volledig met u eens dat geen misverstanden moeten kunnen ontstaan. Vandaar dat ik de overige punten onderstaand nog eens samenvat.’ Het gaat hier dus kennelijk om de definitieve verwoording, die overigens niet in strijd is met die in de producties 8 en 9.
6.28. Crema c.s. gronden hun vorderingen als tussenkomende partij op hun uitleg van het verwoorde onder D in die brief. Daaruit zou volgen dat de curator in strijd met de afspraken heeft gehandeld door te bevorderen of te bewerkstelligen dat [gedaagde sub 1] een vordering in vrijwaring heeft ingediend tegen Crema c.s. Naar het oordeel van Crema c.s. volgt uit het daar overeengekomene dat de curator zijn vordering op [gedaagde sub 1] in de hoofdzaak dient te verminderen met het bedrag dat [gedaagde sub 1] eventueel toegewezen krijgt in de vrijwaringsprocedure tussen hem en Crema c.s., afgezien van gehoudenheid van de curator tot het vergoeden van schade, waaronder de kosten van Crema c.s. voor het voeren van verweer tegen [gedaagde sub 1], op te maken bij staat.
6.29. De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
6.30. In de brief van de curator (productie 10) is te lezen dat hij op korte termijn bij dagvaarding een vordering tegen [gedaagde sub 1] zal instellen tot vergoeding van een schade van ongeveer € 300.000-, alsmede dat de curator in de daaruit voortvloeiende procedure een verklaring voor recht zal vragen ter zake van het paulianeus handelen tussen Leffert Beheer en Crema. Die procedure is de onderhavige hoofdzaak geworden. Deze aankondiging van de curator was niet nieuw. Dat blijkt uit zijn woordkeus (‘Reeds eerder heb ik u aangegeven…’), maar ook uit productie 9, een eerdere brief van de curator aan advocaat van Fortis Intertrust en Crema c.s., waarin hetzelfde is te lezen.
Gelet op deze aankondigingen van de curator in dezelfde brieven waarin, ook volgens Crema c.s., de schikking tussen partijen is vastgelegd, hoefde de curator de uitleg die Crema c.s. nu geven aan wat staat onder D in productie 10 redelijkerwijs niet te verwachten. Die uitleg abstraheert van de daarop volgende aankondiging door de curator van diens procesvoornemens. Zonder verdere uitleg, die ontbreekt – in de betogen van Crema c.s. valt juist op dat zij geen enkele maal de tekst betreffende de procesvoornemens van de curator zelfs maar noemen – kunnen Crema c.s. in die abstrahering niet worden gevolgd. De verbinding tussen beide delen in de brief van de curator is overduidelijk en gegeven die verbinding ligt de aan de tekst onder D door Crema c.s. gegeven uitleg redelijkerwijs niet voor de hand. Die uitleg komt neer op een soort garantie (al dan niet in de vorm van een derdenbeding) van de curator dat hij zou bevorderen dat Crema c.s. door niemand meer zouden worden aangesproken tot betaling, terwijl de voornemens van de curator ([gedaagde sub 1] in rechte betrekken), waaruit het tegendeel zou kunnen volgen (eis in vrijwaring door [gedaagde sub 1] tegen Crema c.s.) enkele regels verderop staan aangekondigd. Een redelijke uitleg van de overeenkomst houdt dus in dat deze de instemming van Fortis Intertrust in zich draagt dat de curator [gedaagde sub 1] zou betrekken in rechte. Dat gegeven zijnde, kan de strekking van de overeenkomst, in redelijkheid uitgelegd, niet zijn dat de curator daardoor in strijd met het bepaalde onder D handelt en evenmin dat hij - [gedaagde sub 1] in rechte betrokken hebbende – daarnaast de plicht had jegens Crema c.s. te bevorderen dat [gedaagde sub 1] Crema c.s. niet in rechte zou betrekken.
6.31. Het voorgaande leidt ertoe dat alle vorderingen tegen de curator van Crema c.s. als tussenkomende partijen stranden. Crema c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van dit deel van de hoofdzaak worden veroordeeld. Deze kosten begroot de rechtbank tezamen met die van de procedure na voeging tussen de curator en Crema c.s. op nihil aan verschotten en op € 4.000,- aan salaris (een conclusie van antwoord na voeging en tussenkomst en het bijwonen van de comparitie).
Het geschil tussen de curator en Crema
6.32. De curator heeft tegen Crema een verklaring voor recht gevraagd dat de door Crema met Leffert Beheer gesloten koopovereenkomst paulianeus is en heeft vernietiging van die overeenkomst gevorderd.
6.33. Crema heeft terecht aangevoerd dat de curator bij het door hem gevorderde geen belang heeft. Dit belang is niet gelegen in het terugkrijgen van het koopobject, de aandelen. Uit de stellingen van de curator zelf volgt immers dat deze zijn overgedragen aan een derde te goeder trouw, [A]. Deze wordt beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Crema die volgt uit de vernietiging van de koopovereenkomst. Uit de stelling van de curator zelf volgt verder dat Crema geen verhaal biedt voor de schade die Leffert Beheer (de boedel) lijdt door de beweerde paulianeuze koopovereenkomst in combinatie met de bescherming van [A]. Blijkbaar in het verlengde daarvan heeft de curator geen geldvordering ingesteld tegen Crema.
De curator heeft ter comparitie gezegd dat zijn belang verband houdt met zijn vordering uit onrechtmatige daad tegen [gedaagde sub 1]. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt al dat de curator dat verkeerd ziet.
6.34. Waar geen belang is, heeft de eiser geen actie (art.3:303 BW). Daarop strandt de vordering van de curator
6.35. De curator wordt in zijn vordering tegen Crema niet-ontvankelijk verklaard, met veroordeling in de kosten. Deze kosten begroot de rechtbank aan de zijde van Crema op € 4.784, - aan verschotten (griffierecht) en op € 4.000,- aan salaris (een conclusie van antwoord en het bijwonen van de comparitie).
7. De beoordeling in de vrijwaringszaak
7.1. In aanvulling op de onder 4 reeds in alle zaken vastgestelde feiten, stelt de rechtbank in de vrijwaringszaak nog de volgende feiten vast.
a. In het proces-verbaal dat op 18 juli 2007 is opgemaakt door de Belastingdienst/FIOD-ECD/ kantoor Zwolle is door [gedaagde sub 1] verklaard op p. 27 dat het idee om de aandelen in SkyBrush eerst aan Crema te verkopen integraal onderdeel uitmaakte van de structuur die eind 2002 al was geadviseerd.
b. Bij brief van 19 december 2002 heeft [gedaagde sub 1] aan een notaris verzocht om nog voor de jaarwisseling een akte van overdracht van deze aandelen door Leffert Beheer aan Crema te passeren. Deze levering is toen niet doorgegaan.
c. Select is opgericht op instructie van [gedaagde sub 1] door Fortis Intertrust. Dat de aandelen van Select werden gehouden door Bullfinch geschiedde op instructie van [gedaagde sub 1]. De verwerving door Select van alle aandelen in Crema geschiedde ook op instructie van [gedaagde sub 1]. Dat Select de bestuurder werd van Crema geschiedde op instructie van [gedaagde sub 1].
d. [gedaagde sub 1] betaalde de storting op de aandelen van Select. [gedaagde sub 1] betaalde de koopsom voor de aandelen van Crema. [gedaagde sub 1]s kantoor werd het vestigingsadres van Crema.
e. [gedaagde sub 1] deelde aan [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] desgevraagd mee – naar aanleiding van de door [gedaagde sub 1] op 20 mei 2003 aan [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] toegestuurde conceptovereenkomst betreffende de aandelenverkoop SkyBrush tussen Leffert Beheer en Crema, met door [gedaagde sub 4] en/of [gedaagde sub 5] te tekenen conceptvolmachten om de levering te doen plaatsvinden – dat de verwerving van de aandelen SkyBrush door Crema paste binnen de participatiedoelstelling van Crema. [gedaagde sub 1] deelde op 23 mei 2003 aan [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] mee dat zich onverwacht de mogelijkheid voordeed de aandelen Skybrush die Crema zojuist had verworven door te verkopen aan [A], waarvan hij nog niet eerder op de hoogte was geweest.
f. [gedaagde sub 1] deelde [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] mee dat de verkoop van de aandelen SkyBrush door Leffert Beheer aan Crema geen probleem was, want het betrof een intercompanytransactie. [directeur] was immers de ‘Ultimate Beneficial Owner’.
g. [gedaagde sub 1] heeft de koopsom van de rekening van de instruerende notaris laten overmaken naar zijn eigen derdenrekening, door [gedaagde sub 4] te verzoeken ter zake een volmacht te tekenen namens Crema ten behoeve van de notaris.
h. [gedaagde sub 1] gaf [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] opdracht om het intussen door Select ontvangen bedrag door te betalen aan Bullfinch.
i. [gedaagde sub 1] heeft de instructie gegeven aan [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] dat de betaling van het bedrag van Crema aan Select ten titel van dividend plaatsvond. Op aandringen van [gedaagde sub 1] is afgesproken dat de betaling van Select aan Bullfinch ten titel van geldlening plaatsvond.
7.2.
Uit de vastgestelde feiten volgt dat de gehele vennootschapsconstructie is bedacht door [gedaagde sub 1], die ook de regie hield bij het in het leven roepen daarvan. Verder staat vast dat – wederom met [gedaagde sub 1] als regisseur – de aandelentransactie zou plaatsvinden via Crema. Dat was al aan de orde voordat de vennootschapsstructuur was geëffectueerd en voordat Fortis Intertrust, [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] waren benaderd door [gedaagde sub 1].
Uit de vastgestelde feiten volgt voorts dat [gedaagde sub 1] de regisseur is geweest die de loop van de geldstroom bepaalde, zo niet vanaf de betaling op de rekening bij de notaris, dan toch vanaf de betaling naar de derdenrekening van zijn, [gedaagde sub 1]s, kantoor tot en met de overboeking naar [C] in Zuid-Afrika.
Uit de vastgestelde feiten volgt ten slotte dat [gedaagde sub 1] de bedenker was van de titels waaronder de uitbetalingen aan Select en Bullfinch plaatsvonden. Dus ook in dat opzicht had hij de regie.
7.3. Gelet op de inhoudelijke argumentatie van partijen gaan zij kennelijk uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht.
Uit 7.2 kan geen andere gevolgtrekking worden gemaakt dan dat de andere betrokkenen, Crema c.s., zich lieten regisseren door [gedaagde sub 1]. In het midden kan blijven of zij aldus een onrechtmatige daad pleegden tegenover (de boedel van) Leffert Beheer. In de onderlinge verhouding tussen [gedaagde sub 1] en Crema c.s. kan dit immers niet leiden tot draagplicht van laatstgenoemden jegens [gedaagde sub 1]. Hun handelen had – in die verhouding – een geheel onzelfstandig karakter: zij werden benut door [gedaagde sub 1] als regisseur om het eerder in dit vonnis als onrechtmatig bestempelde handelen van [gedaagde sub 1] jegens (de boedel van) Leffert Beheer te effectueren. Onder die omstandigheid is er geen rechtsgrond – dus ook niet de door [gedaagde sub 1] aan zijn vorderingen jegens Crema c.s. ten grondslag gelegde gronden – die verhaal van [gedaagde sub 1] op Crema c.s. rechtvaardigt.
7.4. De vorderingen van [gedaagde sub 1] worden afgewezen. Hij wordt in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van Crema c.s. te begroten op nihil aan verschotten en op € 4.000,- (een conclusie van antwoord en het bijwonen van de comparitie) aan salaris.
8. De beoordeling in de ondervrijwaringszaak
8.1. Gelet op de inhoudelijke argumentatie van partijen gaan zij kennelijk uit van de toepasselijkheid van Nederlands recht.
Naar dat recht oordelend (art. 3:303 BW), stelt de rechtbank vast dat Crema c.s. in het gelijk gesteld zijn tegenover [gedaagde sub 1] in de vrijwaringszaak, waardoor zij geen belang meer hebben bij hun vorderingen in de ondervrijwaringszaak tegen de curator.
8.2. Crema c.s. zijn niet-ontvankelijk. Zij worden in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van de curator begroot op nihil aan verschotten en op € 4.000,- (een conclusie van antwoord en het bijwonen van de comparitie) aan salaris.
9. De beslissing
In de hoofdzaak
In het geschil tussen de curator en [gedaagde sub 1], na voeging door Crema c.s. aan de zijde van [gedaagde sub 1]
De rechtbank:
9.1. verklaart voor recht dat [gedaagde sub 1] jegens de boedel van Leffert Beheer onrechtmatig heeft gehandeld,
9.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] tot een schadevergoeding jegens de boedel van Leffert Beheer uit hoofde van onrechtmatige daad van € 305.000,- (driehonderdvijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2003 tot aan de dag van voldoening,
9.3. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, die van de beslaglegging daaronder begrepen, aan de zijde van de curator tot dit vonnis begroot op € 2.705,35 aan verschotten en op € 6.000,- aan salaris,
9.4. verklaart 9.2 en 9.3 uitvoerbaar bij voorraad,
9.5. wijst het meer of anders jegens [gedaagde sub 1] gevorderde af.
In het geschil tussen Crema c.s. en de curator na tussenkomst
De rechtbank:
9.6. wijst het gevorderde af,
9.7. veroordeelt Crema c.s. in de proceskosten van dit deel van de procedure, aan de zijde van de curator tot dit vonnis begroot op nihil aan verschotten en op € 4.000,- aan salaris.
In het geschil tussen de curator en Crema
De rechtbank:
9.8. wijst het gevorderde af,
9.9. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Crema tot dit vonnis begroot op € 4.784,- aan verschotten en op € 4.000,- aan salaris,
9.10. verklaart 9.9 uitvoerbaar bij voorraad.
In de vrijwaringszaak
De rechtbank:
9.11. wijst het gevorderde af,
9.12. veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van Crema c.s. tot dit vonnis begroot op nihil aan verschotten en op € 4.000,- aan salaris,
9.13. verklaart 9.12 uitvoerbaar bij voorraad.
In de ondervrijwaringszaak
De rechtbank:
9.14. wijst het gevorderde af,
9.15. veroordeelt Crema c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot dit vonnis begroot op nihil aan verschotten en op € 4.000,- aan salaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens, mr. R.J. Verschoof en mr. G.A. Bos en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2011.?