Uitspraak
Parketnummer: 24-001175-09
Parketnummer eerste aanleg: 17-885154-07 en 17-618129-07
Arrest van 27 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 29 april 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1945] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. T. Akkerman, advocaat te Joure.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren hetgeen is ten laste gelegd onder 1 en 2 en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in de periode van 1 juli 2005 tot en met 24 januari 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/perceel gelegen aan de [straat]) (telkens) (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. (parketnummer 17-618129-07)
verdachte in of omstreeks de periode van 9 februari 2006 tot en met 31 mei 2007, te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 17 van ) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten haar uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte (telkens) - zakelijk weergegeven - voor (de afdeling Werk, Inkomen en Maatschappelijke Ondersteuning van) de gemeente [gemeente 2] (telkens) verzwegen dat zij al dan niet als zelfstandige werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten (uit die werkzaamheden) heeft gehad en/of samenwoonde, althans een gezamenlijk huishouding voerde, met [medeverdachte] (op haar (woon)adres [adres] te [woonplaats]).
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2005 tot en met 24 januari 2007, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft bewerkt (in een pand/perceel gelegen aan de [straat]) telkens hoeveelheden hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. (parketnummer 17-618129-07)
verdachte in de periode van 9 februari 2006 tot en met 31 mei 2007, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten (artikel 17 van ) de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten haar uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte telkens
- zakelijk weergegeven - voor (de afdeling Werk, Inkomen en Maatschappelijke Ondersteuning van) de gemeente [gemeente 2] verzwegen dat zij al dan niet als zelfstandige werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten (uit die werkzaamheden) heeft gehad en samenwoonde, met [medeverdachte] (op haar (woon)adres [adres] te [woonplaats]).
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: in strijd met en haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende anderhalf jaar schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door hennep te knippen op de hennepkwekerij van haar ex-echtgenoot. De met het knippen verdiende inkomsten heeft zij in strijd met haar inlichtenverplichting niet opgegeven aan de instantie die haar een bijstandsuitkering verstrekte. Ook heeft zij nagelaten op te geven dat zij samenwoonde met haar ex-echtgenoot.
Gelet op de ernst van de feiten maar ook de lange periode waarin de overtredingen hebben plaatsgevonden, is de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier.