Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

fataal ongeval op de Vlissingseweg met een invalidenvoertuig - 45 km/u wagentje - waarbij de rechtbank niet toekwam aan art. 6 WVW - en ook de Ovj en de verdedeging niet - en uitkomt op de overtreding van art. 5 Wegenverkeerswet.

Uitspraak



RECHTBANK MIDDELBURG

Sector strafrecht

parketnummer: 12/705062-11 [P]

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 mei 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [1963],

wonende te [adres].

raadsman mr. Van der Want, advocaat te Middelburg.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 april 2011, waarbij de officier van justitie mr. Smeenk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. [dochter slachtoffer] heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte wordt tenlastegelegd dat:

hij op of omstreeks 08 november 2010 te Middelburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nieuwe Vlissingseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zonder er zich (constant)(voldoende) van te vergewissen dat de weg voor hem, verdachte, vrij was, is blijven rijden en in botsing te komen met een voor hem, verdachte, op die weg bevindend invalidenvoertuig, waardoor de bestuurder van dat invalidenvoertuig (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;

art 6 Wegenverkeerswet 1994

en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 08 november 2010 te Middelburg als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Nieuwe Vlissingseweg, zonder er zich (constant)(voldoende) van te vergewissen dat de weg voor hem, verdachte, vrij was, is blijven rijden en in botsing is gekomen met een voor hem, verdachte, op die weg bevindend invalidenvoertuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

art 5 Wegenverkeerswet 1994

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Ten tijde van het ongeval was het donker en het regende. Uit het dossier blijkt dat verdachte slechts 9 seconden de tijd had om het voertuig van het slachtoffer op te merken. Verdachte heeft het invalidenvoertuig waarin het slachtoffer reed niet gezien. Dat enkele feit kan niet leiden tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig heeft gereden.

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van de politie, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte. Het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt is dat hij het invalidenvoertuig niet heeft gezien, terwijl hij het wel had kunnen en moeten zien. Uit onderzoek van de politie blijkt dat de achterlichten van het invalidenvoertuig dezelfde waren als van een personenauto en bovendien hebben getuigen verklaard het invalidenvoertuig te hebben zien rijden.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 niet bewezen kan worden. De raadsman heeft hiertoe onder meer gewezen op de verklaring van getuige [getuige 1], de verklaring van verdachte zelf en de inhoud van het dossier en tevens verwezen naar recente jurisprudentie met betrekking tot soortgelijke feiten. Er was sprake van een te groot snelheidsverschil in een onveilige verkeerssituatie. Om die reden heeft gedeputeerde staten inmiddels besloten de bewuste weg te sluiten voor langzaam verkeer zoals invalidevoertuigen. Het enkele niet zien is zeker in deze omstandigheden onvoldoende voor het bewijs van aanmerkelijke onvoorzichtigheid/onoplettendheid.

De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet aangegeven dat deze overtreding wettig en overtuigend bewezen kan worden maar dat daarbij moet worden uitgegaan van de absolute ondergrens.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden. Vast is komen te staan dat verdachte ten tijde van het ongeval met een snelheid van ongeveer 80 km/u reed, hetgeen de op de betreffende weg toegestane maximum snelheid is, terwijl het slachtoffer in zijn invalidenvoertuig waarschijnlijk hooguit 45 km/u reed. Het was donker en regenachtig, en de weg was onverlicht. Onder die omstandigheden leidt een dergelijk groot verschil in snelheid tot een onveilige verkeerssituatie, temeer daar, zoals ook volgt uit het verkeersbesluit van gedeputeerde Staten d.d. 24 november 2010, de weg ter plaatse een zodanig beeld geeft dat geen langzaam rijdende voertuigen worden verwacht. In de korte periode tussen het moment dat verdachte de weg opdraaide en het moment van het ongeval heeft hij het invalidenvoertuig niet opgemerkt. Gelet op het hiervoor overwogene is het feit dat verdachte het invalidevoertuig niet heeft opgemerkt naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat dit als aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend kan worden aangemerkt.

Verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:

- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting en bij de politie ;

- de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] ;

- het proces-verbaal van Verkeers Ongevals Analyse en de aanvulling daarop en

- de waarschuwing ex artikel 10 Wet op de Lijkbezorging van de GGD-Zeeland .

Uit deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte op de Nieuwe Vlissingeseweg te Middelburg met zijn personenauto in botsing is gekomen met een voor hem rijdend invalidenvoertuig tengevolge waarvan [slachtoffer] werd gedood. Verdachte heeft het invalidenvoertuig in het geheel niet opgemerkt, ondanks het feit dat de verlichting van het invalidenvoertuig brandde en de grootte en het voltage van de verlichting vergelijkbaar was met dat van een personenauto. Indien hij het voertuig wel had opgemerkt had hij wellicht nog een uitwijkmanoeuvre kunnen maken, zoals getuige [getuige 1] die avond wel heeft gedaan. Ook getuige [getuige 3] heeft verklaard het invalidenvoertuig te hebben gezien. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich er niet constant voldoende van heeft vergewist dat de weg voor hem vrij was, waardoor hij in botsing is gekomen met het invalidevoertuig en gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 08 november 2010 te Middelburg als bestuurder van een voertuig personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Nieuwe Vlissingseweg, zonder er zich constant voldoende van te vergewissen dat de weg voor hem, verdachte, vrij was, is blijven rijden en in botsing is gekomen met een voor hem, verdachte, op die weg bevindend invalidenvoertuig, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft onder meer het navolgende aangevoerd:

- de verwijtbaarheid van verdachte is nagenoeg nihil hetgeen ook wel blijkt uit het feit dat de Provincie Zeeland kort na het fatale ongeval de Nieuwe Vlissingseweg - N 661 - voor langzaam verkeer heeft afgesloten,

- ook verdachte zal het gebeuren zijn hele leven meedragen en

- de nabestaanden hebben aangegeven dat er voor wat hen betreft geen straf behoeft te worden opgelegd.

Op grond van vorenstaande heeft de raadsman de rechtbank verzocht een schuldigverklaring zonder oplegging van straf op te leggen.

Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het opleggen van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden en de ernst van het gepleegde feit, evenals met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ook beschreven in het rapport van de reclassering d.d. 30 maart 2011.

De rechtbank houdt rekening met het blanco strafblad van verdachte.

Bij de soort en de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank naast vorenstaande rekening met de geringe verwijtbaarheid van verdachte, de gevolgen van het ongeval voor verdachte, diens gezin en de nabestaanden en de positieve wijze waarop verdachte zich na het ongeval heeft opgesteld richting de nabestaanden.

Gelet op alle omstandigheden en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke geldboete.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 178 van de Wegenverkeersweg 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het subsidiair bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 ;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 500,00, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;

- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 dagen;

- bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. Haesen en mr. Van Unnik, rechters, in tegenwoordigheid van Buyze, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 mei 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature