Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij onderscheiden besluiten van 22 en 29 januari 2009 heeft de minister de vennootschap ten behoeve van de instandhouding van de zeven gebouwen die deel uitmaken van het beschermde rijksmonument kazernecomplex "Burmania-kamp" te Leeuwarden een subsidie verleend van € 10.000,00 per gebouw.

Uitspraak



201005226/1/H2.

Datum uitspraak: 27 april 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Burmaniakamp B.V., gevestigd te Leons, gemeente Littenseradiel,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 20 april 2010 in zaak nr. 09/1428 in het geding tussen:

de vennootschap

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

1. Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 22 en 29 januari 2009 heeft de minister de vennootschap ten behoeve van de instandhouding van de zeven gebouwen die deel uitmaken van het beschermde rijksmonument kazernecomplex "Burmania-kamp" te Leeuwarden een subsidie verleend van € 10.000,00 per gebouw.

Bij besluit van 11 mei 2009 heeft de minister de door de vennootschap daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 april 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door de vennootschap daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vennootschap bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 24 juni 2010.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben toestemming gegeven, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht , om het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit rijkssubsidi ëring instandhouding monumenten (hierna: het Brim), zoals dit besluit gold ten tijde hier van belang, wordt onder woonhuizen verstaan: beschermde monumenten die in oorsprong primair zijn vervaardigd voor bewoning of die oorspronkelijk een andere functie dan bewoning hadden maar die thans primair voor bewoning in gebruik zijn, met dien verstande dat kerkgebouwen, kastelen, buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens en gemalen niet als woonhuizen worden aangemerkt.

Ingevolge die aanhef en onder k wordt onder complex verstaan: samenstel van beschermde monumenten dat wordt gekenmerkt door hun onderlinge samenhang die mede bepalend is voor hun monumentale waarde, en dat als complex is ingeschreven in de ingevolge de wet vastgestelde registers.

Ingevolge het derde lid wordt onderscheid gemaakt in categorieën van beschermde monumenten, te weten:

a. woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie;

[…]

e. overige beschermde monumenten.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, draagt de minister er zorg voor dat eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie een lening kunnen verkrijgen ter financiering van de kosten van de instandhouding van het beschermd monument.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan de minister voor een periode van zes kalenderjaren aan de eigenaar van een beschermd monument subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van een beschermd monument.

Ingevolge artikel 4 komen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk in aanmerking:

a. eigenaren van andere beschermde monumenten dan woonhuizen en dan boerderijen zonder agrarische functie;

[…]

d. eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie als bedoeld in artikel 7, tweede lid.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, kan bij ministeri ële regeling een maximumbedrag aan subsidiabele kosten worden vastgesteld waarover per beschermd monument subsidie kan worden verstrekt.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, is op alle beschermde monumenten die deel uitmaken van een beschermd complex, het subsidiepercentage van toepassing dat geldt voor de categorie waaronder het complex is ingeschreven.

Ingevolge het tweede lid komen eigenaren van woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie die deel uitmaken van een complex, in aanmerking voor subsidie. In dat geval is artikel 2, eerste lid, niet van toepassing.

Ingevolge het vierde lid zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing op complexen die als zodanig tot de categorie woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie behoren.

Ingevolge artikel 18 bedraagt de subsidie voor eigenaren van andere beschermde monumenten dan woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie die recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten hebben, niet zijnde eigenaren als bedoeld in de artikelen 20 en 21, het volgende percentage van de subsidiabele kosten:

[…]

d. bij overige beschermde monumenten: 40%.

Ingevolge artikel 4 van de Regeling rijkssubsidi ëring instandhouding monumenten bedraagt het maximum aan subsidiabele kosten waarover per beschermd monument subsidie kan worden verstrekt, onverminderd artikel 6, tweede lid, van het Brim :

a. voor woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie: € 25.000,00;

[…]

e. voor overige beschermde monumenten: € 50.000,00.

2.2. Bij de besluiten van 22 en 29 januari 2009 heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat de gebouwen deel uitmaken van een complex dat in het monumentenregister is ingeschreven onder de categorie 'overige beschermde monumenten'. Gelet op artikel 7, eerste en tweede lid, en artikel 18, aanhef en onder d, van het Brim , heeft de minister de subsidie voor elk van deze gebouwen vastgesteld op 40% van de subsidiabele kosten. Omdat de gebouwen in de categorie 'woonhuizen' vallen waarvoor een maximum bedrag aan subsidiabele kosten geldt van € 25.000,00, heeft de minister de vennootschap een subsidie verleend van € 10.000,00 per gebouw.

2.3. Bij besluit van 11 mei 2009 heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat het complex als zodanig behoort tot de categorie 'woonhuizen' omdat de gebouwen van het complex worden verhuurd aan studenten die deze voor bewoning in gebruik hebben. Volgens de minister heeft hij daarom, gelet op artikel 7, vierde lid, en artikel 2, eerste lid, van het Brim , ten onrechte bij de besluiten van 22 en 29 januari 2009 subsidie aan de vennootschap verleend. In verband met het verbod van de zogenoemde reformatio in peius heeft de minister deze besluiten echter in stand gelaten.

2.4. De rechtbank heeft het tegen dit besluit ingestelde beroep van de vennootschap ongegrond verklaard. Zij heeft overwogen dat het gehele complex thans primair voor bewoning in gebruik is en het daarom behoort tot de categorie 'woonhuizen' als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder g, van het Brim . De nota van toelichting bij het Brim biedt volgens de rechtbank geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Aan de omstandigheid dat het complex in het monumentenregister is ingeschreven onder de categorie 'openbare gebouwen' heeft de rechtbank geen betekenis gehecht, omdat de bepalingen van het Brim volgens haar doorslaggevend zijn voor beantwoording van de vraag tot welke categorie een monument behoort.

2.5. De vennootschap betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het complex behoort tot de categorie 'overige beschermde monumenten' in de zin van artikel 1, derde lid, van het Brim en dat het maximum aan subsidiabele kosten € 50.000,00 bedraagt, zodat de minister een hogere subsidie had moeten verlenen. Volgens de vennootschap geeft de rechtbank een onjuiste uitleg aan de zinsnede 'als zodanig' van artikel 7, vierde lid, van het Brim , door hiervoor terug te vallen op artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g. Volgens de vennootschap is de rechtbank er ten onrechte aan voorbijgegaan dat uit de nota van toelichting bij het Brim (blz. 23; Stb. 2006, 31) volgt dat van belang is wat de oorspronkelijke primaire functie van het complex is, en of het complex als woonhuis is ingeschreven in het monumentenregister. Hierbij wijst zij erop dat het complex als zodanig oorspronkelijk een militaire functie had en dat het complex in het monumentenregister niet als woonhuis is ingeschreven.

2.6. Het "Burmania-kamp" is van oorsprong een kazernecomplex dat is aangewezen als beschermd rijksmonument.

Niet in geschil is dat de gebouwen van dit complex sedert een aantal jaren voor bewoning in gebruik zijn.

In geschil is het oordeel van de rechtbank dat het complex, gezien het huidige primaire gebruik, als zodanig tot de categorie 'woonhuizen' behoort.

2.7. In de nota van toelichting bij het Brim staat onder paragraaf 2.2., "woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie" (blz. 20; Stb. 2006, 31), dat bij gebouwen zoals kazernes, kloosters en internaten sprake kan zijn van een oorspronkelijke woonfunctie, maar het karakter van deze gebouwen in de eerste plaats wordt bepaald door respectievelijk hun militaire, religieuze en onderwijsfunctie. Deze gebouwen hebben dus geen primaire woonfunctie. Daarom vallen zij niet onder de categorie 'woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie' maar onder de categorie 'overige beschermde monumenten', tenzij sprake is van een huidige primaire woonfunctie. Voor de beoordeling of sprake is van een huidige woonfunctie kan gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld het bestemmingsplan en van de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie.

In paragraaf 2.7. van de nota van toelichting, "monumenten en complexen" (blz. 22; Stb. 2006, 31), staat dat voor het antwoord op de vraag tot welke categorie een monument behoort, het uitgangspunt de oorspronkelijke primaire functie is. […] De complexbescherming is een aanwijzingstechniek waarmee de samenhang van de samenstellende beschermde monumenten en de meerwaarde die hierdoor aan deze monumenten wordt toegekend, tot uitdrukking worden gebracht en als zodanig wordt beschermd. De reden van de aanwijzing als complex wordt in de financiële ondersteuning gerespecteerd, namelijk door ondersteuning van de instandhouding van de meerwaarde die het complex als zodanig vertegenwoordigt. Monumenten die deel uitmaken van een complex komen in deze regeling in beginsel in aanmerking voor het subsidiepercentage dat betrekking heeft op de categorie waar het complex als zodanig toe behoort. De oorspronkelijke primaire functie van het complex is leidend. […] Op het uitgangspunt van het complex geldt volgens de nota van toelichting één uitzondering, namelijk voor kerkgebouwen die deel uitmaken van een complex. […]

In paragraaf 2.7.1. van de nota van toelichting, "Woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie binnen een complex" (blz. 23; Stb. 2006, 31), staat dat eigenaren van woonhuizen of boerderijen zonder agrarische functie in aanmerking komen voor een lening van het Nationaal Restauratiefonds (hierna: NRF). Soms maken deze woonhuizen of boerderijen zonder agrarische functie echter deel uit van een complex. […] Op grond van artikel 7, tweede lid, komen deze eigenaren wel in aanmerking voor subsidie wanneer de desbetreffende monumenten deel uitmaken van een complex. Uitgangspunt van de complexbescherming is immers dat de samenhang van de samenstellende onderdelen een eigen waarde heeft en dat deze samenhang een meerwaarde geeft aan deze onderdelen. Naast de situatie dat een woonhuis of een boerderij zonder agrarische functie deel uitmaakt van een complex, is het ook mogelijk dat sprake is van een complex dat als woonhuis of als boerderij is ingeschreven in de registers. Hier wordt gedoeld op wooncomplexen, bijvoorbeeld in de volkswoningbouw, en op boerderijcomplexen die niet meer voor de landbouw in gebruik zijn. In die gevallen geldt niet de bijzondere regel voor complexen. Dat betekent dat eigenaren van woonhuizen of boerderijen zonder agrarische functie voor een lening van het NRF in aanmerking komen en eigenaren van andere monumenten op een dergelijk complex voor subsidie.

2.8. Uit het Brim en de nota van toelichting hierbij volgt, voor zover hier van belang, dat eigenaren van andere beschermde monumenten dan woonhuizen en dan boerderijen zonder agrarische functie voor subsidie in aanmerking komen. Artikel 7 van het Brim bevat een regeling voor subsidie voor beschermde monumenten die deel uitmaken van een beschermd complex.

2.9. In het uittreksel uit de Objecten Data Bank van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten van 4 mei 2009, thans de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: de RACM), staat dat het kazernecomplex bestaat uit zeven voormalige manschappengebouwen. Het ligt nabij het vliegveld Leeuwarden en is eind 1940 in opdracht van de Duitse bezetter in Traditionalistische Stijl gebouwd. Het kazernecomplex dat de oorlog zonder schade heeft overleefd, is tot begin jaren negentig in gebruik gebleven als onderkomen van manschappen. Voorts staat in het uittreksel dat dit complex van groot algemeen historisch, stedenbouwkundig en architectuurhistorisch belang is vanwege de tastbare en nauwelijks verstoorde geschiedenis van de bezettingstijd 1940-'45 die het kamp uitdrukt, de kenmerkende architectuur en de levendige situering en de geleding van zeven manschappengebouwen die op camouflage-gronden als een tuinwijkje in een groene beplanting zijn geplaatst.

Het complex is in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 ingeschreven onder de categorie 'overige beschermde monumenten' als bedoeld in artikel 1, derde lid, van het Brim . Gelet hierop en gezien het uittreksel van de RACM voldoet het complex aan de in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder k, van het Brim opgenomen definitie. Dit betekent dat artikel 7 'Monument als complex beschermd' van het Brim van toepassing is.

Voorop staat dat ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Brim het subsidiepercentage van toepassing is dat geldt voor de categorie waaronder het complex is ingeschreven.

Volgens de nota van toelichting bij het Brim (blz. 22; Stb. 2006, 31) komen monumenten die deel uitmaken van een complex in beginsel in aanmerking voor het subsidiepercentage dat betrekking heeft op de categorie waar het complex als zodanig toe behoort. Hierbij is de oorspronkelijke primaire functie van het complex leidend. In dit geval is de oorspronkelijke primaire functie een kazerne, zodat hiervan moet worden uitgegaan. Het huidige gebruik van de gebouwen van het complex voor bewoning is daarom niet van belang.

Voorts mist artikel 7, vierde lid, van het Brim in dit geval toepassing. Ingevolge dit lid worden complexen die als zodanig tot de categorie 'woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie' behoren van subsidie uitgesloten. Dit wordt in de nota van toelichting bij het Brim (blz. 23; Stb. 2006, 31) toegelicht. Hierin staat dat het ook mogelijk is dat een complex als woonhuis of als boerderij is ingeschreven in de registers en dat dan de bijzondere regel voor complexen niet geldt. Nu het complex in het monumentenregister onder de categorie 'overige beschermde monumenten' is ingeschreven en niet onder de categorie 'woonhuizen en boerderijen zonder agrarische functie', is dit lid hier niet van toepassing.

De rechtbank heeft het voorgaande niet onderkend.

2.10. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 11 mei 2009 van de minister alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 7 van het Brim voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal in de zaak voorzien en bepalen dat ingevolge artikel 7, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 18, aanhef en onder d, van het Brim en artikel 4, aanhef en onder e, van de Regeling rijkssubsidi ëring instandhouding monumenten aan de vennootschap subsidie wordt verleend van € 20.000,00 per gebouw. De onderscheiden besluiten van 22 en 29 januari 2009 zullen worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

2.11. De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 20 april 2010 in zaak nr. 09/1428;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 mei 2009, kenmerk CFI/OND-2009/39388M;

V. herroept de onderscheiden besluiten van 22 en 29 januari 2009;

VI. bepaalt dat aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Burmaniakamp B.V. subsidie wordt verleend van € 20.000,00 per gebouw;

VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VIII. veroordeelt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Burmaniakamp B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.081,00 (zegge: duizendeenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IX. gelast dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Burmaniakamp B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 745,00 (zegge: zevenhonderdvijfenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.

w.g. Slump w.g. Bindels

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011

85-615.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature