Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 15 februari 2008 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een aanlegvergunning voor het opvoeren van grond op het kadastrale perceel Hulst, [.], nummer […] (hierna: het perceel), afgewezen.

Uitspraak



201008824/1/H1.

Datum uitspraak: 27 april 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Hulst,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 29 juli 2010 in zaak nr. 09/499 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Hulst.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2008 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een aanlegvergunning voor het opvoeren van grond op het kadastrale perceel Hulst, [.], nummer […] (hierna: het perceel), afgewezen.

Bij besluit van 22 april 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het bestreden besluit gehandhaafd.

Bij uitspraak van 29 juli 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 oktober 2010.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door M.J.R. van den Broecke en P.M. Verstraeten, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Zuid" rust op het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden" met de subbestemming "landschappelijke en/of cultuurhistorische en/of natuurwetenschappelijke waarden" en de nadere aanwijzing "grote landschappelijke en vegetatiekundige waarden" (hierna: Aln(*)).

Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften zijn de gronden met de subbestemming Aln (*) bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven met een uitbouwmogelijkheid voor kassen en niet-grondgebonden activiteiten als neventak, alsmede het behoud en/of herstel van de aanwezige natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, met dien verstande dat de gronden mede bestemd zijn voor grote landschappelijke en vegetatiekundige waarden.

Ingevolge het vijftiende lid, aanhef en onder c en d, is het verboden om op of in gronden met de subbestemming Aln en de nadere aanwijzing (*) zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

- het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainagesystemen.

Ingevolge het achttiende lid, winnen burgemeester en wethouders alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning die betrekking heeft op de gronden met de subbestemming Aln en de nadere aanwijzing (*) schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de betreffende waarden van het gebied.

Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), voor zover hier van belang, mag en moet de aanlegvergunning alleen worden geweigerd indien het werk of de werkzaamheid in strijd zou zijn met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gesteld eisen.

2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de aanlegvergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan. Daartoe voert hij aan dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de subbestemming die op het perceel rust en dat de deskundigenadviezen die het college heeft gebruikt, ondeugdelijk zijn. Voorts stelt hij dat, voor zover afbreuk wordt gedaan aan de subbestemming op het perceel, dat gecompenseerd door het aanleggen van een waterloop met natuurvriendelijke oevers.

2.2.1. Het betoog van [appellant] dat het college zich in het besluit van 15 februari 2008 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het opvoeren van grond op het perceel in dienst van de bestemming dient te staan en dat het college ingevolge de planvoorschriften een deskundigenadvies had moeten inwinnen alvorens het een besluit nam op de aanvraag om aanlegvergunning, treft geen doel nu het college deze gebreken in het besluit op bezwaar tijdig heeft hersteld. Op verzoek van het college hebben Adviesbureau Wieland en Bosch Slabbers adviezen uitgebracht over de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van het gebied. Beide deskundigen menen dat met het ophogen van het perceel landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden verloren gaan en dat het aanleggen van een waterloop met natuurvriendelijke oevers daarvoor onvoldoende compensatie biedt. Het college heeft deze adviezen bij zijn besluit op bezwaar van 22 april 2009 betrokken, en heeft zich op het standpunt gesteld dat het verlenen van de aanlegvergunning onevenredig afbreuk zal doen aan de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden van het gebied, zodat de aanlegvergunning ingevolge artikel 44 van de WRO wegens strijd met het bestemmingsplan moet worden geweigerd. Anders dan [appellant] betoogt, is geen grond aanwezig voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college zijn onderzoeksplicht als bedoeld in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht niet volledig in acht heeft genomen dan wel dat het besluit van 22 april 2009 is gebaseerd op onjuiste en onzorgvuldig tot stand gekomen adviezen. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat het college de adviseurs, naar aanleiding van kritiek van [appellant], heeft verzocht hun adviezen te heroverwegen en dat de adviseurs daarbij niet tot een andere conclusie zijn gekomen, en voorts dat [appellant] de conclusies uit de adviezen evenmin heeft bestreden met een deskundigenadvies. Daar waar [appellant] verwijst naar de door hem overgelegde "Notitie resultaten veldonderzoek Hogeweg Hulst" heeft de rechtbank terecht overwogen dat daarin slechts tot de conclusie wordt gekomen dat in het plangebied natuurwaarden aanwezig zijn. De notitie biedt geen aanknopingspunten voor het oordeel dat na het geheel ophogen van het perceel de aanwezige natuurwaarden kunnen worden hersteld door de aanleg van een waterloop met natuurvriendelijke oevers en dat van onherstelbare schade ter plaatse geen sprake zal zijn. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het verlenen van de aanlegvergunning onevenredig afbreuk zal doen aan de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied.

2.2.2. [appellant] heeft eerst op 24 maart 2011 een deskundigenadvies van Eelerwoude overgelegd waarin wordt geconcludeerd dat het perceel beperkte natuurwaarden en discutabele landschappelijke waarden heeft en voorts dat het bestemmingsplan het behoud van voornoemde waarden niet voldoende beschermd, zodat de juistheid van de bestemming in twijfel wordt getrokken. Verder wordt geconcludeerd dat bij het verlenen van de aanlegvergunning en het uitvoeren van één van de in het advies genoemde compensatiealternatieven, geen onevenredige aantasting van aanwezige natuurwaarden plaatsvindt. Het college heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het er geen bezwaar tegen heeft dat het advies van Eelerwoude bij de beoordeling wordt betrokken doch dat het daarin geen aanleiding ziet om tot een andere conclusie te komen dan in het besluit van 22 april 2009 is verwoord. In het deskundigenadvies van Eelerwoude wordt niet ingegaan op de adviezen van Adviesbureau Wieland en Bosch Slabbers, zodat daarin geen aanleiding wordt gevonden voor het oordeel dat het college zijn onderzoeksplicht niet volledig in acht heeft genomen, noch voor het oordeel dat het besluit van 22 april 2009 is gebaseerd op onjuiste en onzorgvuldig tot stand gekomen adviezen. Voorts is, zoals het college terecht heeft opgemerkt, de vraag of aan het perceel de juiste bestemming is toegekend in deze procedure niet aan de orde. Het advies van Eelerwoude geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het verlenen van de aanlegvergunning onevenredig afbreuk zal doen aan de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het college de aanlegvergunning terecht heeft geweigerd.

Het betoog faalt.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.

w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 april 2011

357-672.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature