< Terug naar de zoekresultaten

Opties voor deze uitspraak



Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Geen sprake van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het medisch onderzoek is voldoende zorgvuldig uitgevoerd. Zowel psychische als fysieke klachten in aanmerking genomen. Geen aanknopingspunten om de medische beoordeling onjuist te achten. De geduide functies worden geschikt geacht.

Uitspraak



10/3039 WAO

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 16 april 2010, 08/3825 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).

Datum uitspraak: 20 april 2011

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.C. van den Berg, advocaat te Waalwijk, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2011, waar appellant is verschenen bij mr. Van den Berg en het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

II. OVERWEGINGEN

1.1. De feiten die in de aangevallen uitspraak zijn vermeld, worden door partijen niet betwist en vormen derhalve voor de Raad het uitgangspunt bij zijn oordeelsvorming.

1.2. Appellant heeft zich op 17 augustus 2004 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld wegens een hersenbloeding. Bij besluit van 3 november 2006 heeft het Uwv geweigerd om de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van

15 tot 25%, ingaande 27 oktober 2006 te verhogen. Het Uwv heeft het hiertegen gemaakte bezwaar bij besluit van 16 maart 2007 ongegrond verklaard.

1.3. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 18 januari 2008 het beroep tegen het besluit van 16 maart 2007 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daarbij is, kort samengevat, overwogen dat het Uwv ten onrechte heeft gesteld dat appellant niet is verzekerd voor zijn psychische klachten, omdat deze niet voortvloeien uit dezelfde ziekte-oorzaak.

1.4. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 26 september 2008 het bezwaar wederom ongegrond verklaard. De psychische beperkingen zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 23 september 2008, maar arbeidskundig onderzoek heeft niet geleid tot een relevante toegenomen mate van arbeidsongeschiktheid per

15 augustus 2006. Appellant heeft tegen het besluit van 26 september 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank.

2.1. Hangende het beroep heeft het Uwv bij besluit van 28 januari 2010 (hierna: het bestreden besluit) het bezwaar van appellant alsnog op arbeidskundige gronden gegrond verklaard, in zoverre dat de WAO-uitkering per 15 augustus 2006 is herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.

2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en zag geen reden om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellant, zoals blijkt uit de FML, door het Uwv is overschat.

3. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd. Uit de uitspraak van de rechtbank van 18 januari 2008 volgt volgens appellant dat het Uwv informatie omtrent zijn psychische toestand bij zijn huisarts had moeten opvragen, hetgeen is nagelaten. Voorts heeft appellant aangevoerd dat zijn psychische beperkingen zijn onderschat en dat hij niet in staat is de geduide functies te vervullen.

4. De Raad overweegt als volgt.

4.1. Gelet op de inhoud van het hoger beroep stelt de Raad vast dat appellant in hoger beroep is gekomen van de aangevallen uitspraak voor zover daarbij door de rechtbank is geoordeeld dat de rechtsgevolgen voor het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.

4.2.1. Evenals de rechtbank ziet de Raad in hetgeen appellant heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat het medisch onderzoek niet voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Daarbij tekent de Raad aan dat appellant na zijn melding toegenomen arbeidsongeschiktheid in het kader van een beoordeling in het kader van artikel 39a van de WAO op 5 juli 2005 is onderzocht door een verzekeringsarts, die bij de beoordeling de verkregen informatie van de neuroloog betreffende de hersenbloeding heeft meegewogen. De verzekeringsarts heeft een FML opgesteld met daarin onder meer beperkingen op het persoonlijk en sociaal functioneren. Appellant is vervolgens, voorafgaande aan het besluit van 3 november 2006, op 27 oktober 2006 wederom onderzocht door een verzekeringsarts. Deze heeft ten opzichte van de belastbaarheid, zoals weergegeven in de FML uit 2005, geen wijziging in de gezondheidstoestand van appellant geconstateerd, maar heeft - naar later uit de uitspraak van de rechtbank van 18 januari 2008 blijkt ten onrechte - gesteld dat appellant niet is verzekerd voor de psychische klachten. De bezwaarverzekeringsarts heeft vervolgens desgevraagd informatie van de huisarts over uitsluitend de fysieke klachten van appellant meegewogen bij de beoordeling. Als gevolg van de uitspraak van de rechtbank van 18 januari 2008 heeft het Uwv de in 2005 opgestelde FML op 23 september 2008 geactualiseerd en geldend verklaard op de datum in geding. De stelling van appellant, dat uit deze uitspraak volgt dat er informatie bij de huisarts over de psychische klachten had moeten worden opgevraagd, kan naar het oordeel van de Raad niet slagen. In de uitspraak is uitsluitend overwogen dat het Uwv ten onrechte heeft gesteld dat appellant niet is verzekerd voor de psychische klachten. Nu het Uwv alsnog de psychische klachten heeft vertaald naar de FML, is in zoverre op juiste wijze uitvoering gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. Bovendien heeft appellant in de beroepsfase alsnog informatie van de huisarts ingebracht, waarop de bezwaarverzekeringsarts voorafgaande aan het bestreden besluit heeft gereageerd.

4.2.2. Verder is de Raad met de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om de medische beoordeling van de (bezwaar)verzekeringsarts(en) onjuist te achten. Er is rekening gehouden met de psychische klachten van appellant en in hoger beroep zijn geen nieuwe medische aspecten aangevoerd die tot een ander oordeel dienen te leiden.

4.3. Aldus uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellant vastgestelde medische beperkingen is de Raad, met de rechtbank, voorts van oordeel dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellant in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt.

4.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen.

5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht .

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep,

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en C.P.J. Goorden en A.A.H. Schifferstein als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2011.

(get.) D.J. van der Vos.

(get.) M.A. van Amerongen.

CVG


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature