Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 25 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsselveld" vastgesteld.

Uitspraak



201003783/1/R1.

Datum uitspraak: 13 april 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellante sub 1], gevestigd te [plaats],

2. [appellanten sub 2], beiden wonend te [woonplaats],

3. [appellante sub 3], gevestigd te [plaats],

en

de raad van de gemeente Montfoort,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsselveld" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2010, [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2010, en [appellante sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2010, beroep ingesteld.

[appellante sub 1] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 12 mei 2010.

[appellante sub 1] en [appellanten sub 2] hebben ieder een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 maart 2011, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. M.J.H. van Baalen, advocaat te Wageningen, [appellanten sub 2], bijgestaan door mr. H.A.M. Lamers, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, [appellante sub 3], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en S.J.M. Snel en bijgestaan door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Voeten, A. den Braven en M.M. Hoenderdaal, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor het bedrijventerrein IJsselveld dat is gelegen aan de westzijde van Montfoort.

Het beroep van [appellante sub 1]

2.2. [appellante sub 1] voert aan dat hij op 17 juli 2007 een aanvraag heeft ingediend voor een bouwvergunning 1e fase, die ziet op het vernieuwen van de bedrijfsruimte met woning op zijn perceel aan de Oeverweg-Aardvletterweg te Montfoort. Bij brief van 19 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders meegedeeld dat de behandeling van de aanvraag is aangehouden vanwege een op 21 juni 2007 in werking getreden voorbereidingsbesluit. Het desbetreffende voorbereidingsbesluit is op 21 juni 2008 vervallen, terwijl op dat moment nog geen ontwerpbestemmingsplan ter visie was gelegd. Volgens [appellante sub 1] is van rechtswege bouwvergunning verleend, omdat het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag had moeten beslissen en de aanvraag paste binnen de voorschriften van het destijds vigerende bestemmingsplan "Industrieterrein II". Voormelde bouwvergunning is ten onrechte niet meegenomen in het thans aan de orde zijnde bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsselveld", aldus [appellante sub 1].

Voorts voert [appellante sub 1] aan dat ten onrechte onvoldoende is gemotiveerd waarom in het plan binnen de bestemming "Bedrijventerrein" niet de mogelijkheid "verblijf- en/of slaapgelegenheid" is opgenomen.

2.2.1. Uit de aanvraag bouwvergunning, ingediend op 17 juli 2007, kan niet worden afgeleid dat deze strekt tot het realiseren van verblijf- en slaapvertrekken ten behoeve van werknemers van [appellante sub 1]. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanleiding nader in te gaan op de vraag of de vergunning al dan niet van rechtswege is verleend.

Ten aanzien van het betoog dat ten onrechte onvoldoende is gemotiveerd waarom in het onderhavige plan binnen de bestemming "Bedrijventerrein" niet de mogelijkheid "verblijf- en/of slaapgelegenheid" is opgenomen, wordt overwogen dat de raad in redelijkheid als uitgangspunt heeft kunnen nemen dat een menging van functies op het bedrijventerrein niet wordt nagestreefd en dat het derhalve onwenselijk is om in het plan voor bedrijven de mogelijkheid van al dan niet tijdelijke verblijf- en slaapvertrekken voor werknemers op te nemen. In dit verband heeft de raad in redelijkheid van belang kunnen achten dat zijn standpunt dat een bedrijventerrein geen verblijfplaats voor medewerkers dient te zijn, is afgestemd met de bedrijvenvereniging Montfoort. Daarnaast heeft de raad ter zitting nader toegelicht dat op het bedrijventerrein 's avonds geen controle aanwezig is, zodat het om die reden evenmin wenselijk is dat ter plaatse verblijf- en slaapvertrekken voor werknemers worden gerealiseerd.

2.3. In hetgeen [appellante sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep is ongegrond.

Het beroep van [appellanten sub 2]

2.4. [appellanten sub 2] kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer 1' ten aanzien van het perceel [locatie 1].

2.5. [appellanten sub 2] voeren aan dat uit artikel 4, eerste lid, onder a, van de regels behorende bij het plan volgt dat bij be ëindiging van de bedrijfsactiviteiten door de huidige huurder van de bedrijfsruimte op het perceel [locatie 1] nog slechts kan worden verhuurd aan een ander metaalverwerkingsbedrijf of aan een bedrijf dat past binnen de milieucategorie 1 en 2. Volgens [appellanten sub 2] worden zij hierdoor onevenredig beperkt in hun mogelijkheid tot verhuur of verkoop van de bedrijfsruimte, terwijl hiervoor geen goede redenen zijn.

[appellanten sub 2] wijzen er in dit verband op dat midden in het plangebied en aan de randen daarvan nog woningen als zodanig zijn bestemd, hetgeen kennelijk uit het oogpunt van ruimtelijke ordening geen belemmeringen heeft opgeleverd. Bovendien is hun perceel op aanzienlijke afstand van de dichtstbijzijnde woonbebouwing gelegen, aldus [appellanten sub 2].

2.5.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de regels behorende bij het bestemmingsplan zijn de gronden aangewezen voor bedrijventerreinen bestemd voor […], met dien verstande dat, voor zover thans van belang, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding "milieuzone - zones wet milieubeheer 1" uitsluitend de bedrijfsactiviteiten genoemd onder de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten, met dien verstande dat in afwijking van de bestemming ter plaatse van de aanduiding

"bedrijf van categorie 3 a t/m k" op de verbeelding uitsluitend de volgende bedrijvigheid in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan:

3a. een sloopbedrijf;

3b. een opslag-, veem- en pakhuisbedrijf;

3c. een bedrijf in infrastructurele werken;

3d. een groothandel in verwarmingssystemen;

3e. een carrosseriefabriek;

3f. een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf:

3g. een bouwbedrijf en een leverancier van industrie- en aandrijftechniek;

3h. een bedrijf in klimaatbeheersing;

3i. een loonwerk-, aannemers- en verhuurbedrijf;

3j. een timmerwerkplaats;

3k. een timmerwerkplaats;

3l. een gemeentewerf:

3m. een transportbedrijf;

3n. een technisch onderhouds- en servicebedrijf;

3o. een loodgieters- en verwarmingsbedrijf;

3p. een metaalzagerij;

3q. een metaalzagerij;

3r. een metaalbewerkingsbedrijf;

3s. een metaalbewerkingsbedrijf.

Indien van de bestemming afwijkende bedrijvigheid wordt gestaakt en de gronden en bouwwerken conform de bestemming in gebruik worden genomen, is vanaf dat moment uitsluitend gebruik in overeenstemming met de bestemming toegestaan. Van de bestemming afwijkende bedrijvigheid mag worden voortgezet bij verkoop van een bedrijf.

2.5.2. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een overeenkomstig de richtafstanden van de Brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aanbevolen milieuzonering in het plan is opgenomen ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, om zodoende tot een duurzame relatie te komen tussen het bedrijventerrein en de rondom het terrein aanwezige woongebieden langs IJsselveld, IJsselkade en de overzijde van de Hollandse IJssel, waarbij nabij woongebieden alleen de lichtere categorieën worden toegestaan en in het middengebied en de westrand de zwaardere categorieën.

Om bestaande rechten te eerbiedigen is in artikel 4 van de regels behorende bij het plan een maatbestemming toegevoegd waarmee de bedrijven in een hogere milieucategorie gelegen in "milieuzone - zones wet milieubeheer 1" als zodanig worden bestemd. De huidige functie van het bedrijfspand van [appellanten sub 2], zoals aangeduid op de verbeelding, kan derhalve worden voortgezet, ook met een andere eigenaar. Deze bedrijvigheid mag derhalve worden voortgezet bij verkoop van het bedrijf. Voor het oordeel dat, zoals [appellanten sub 2] betogen, sprake zou zijn van strijd met de rechtszekerheid omdat de bestaande gebruiksmogelijkheden van hun perceel worden ingeperkt, bestaat, voormelde maatbestemming mede in aanmerking genomen, geen grond.

Hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat vanwege de gestelde verminderde verhuurbaarheid van het bestaande bedrijfspand niet in redelijkheid voor de gebiedsaanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer 1' gekozen mocht worden. Er bestaat geen grond voor de verwachting dat die nadelige invloed zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die door het plan gediend worden.

Het betoog faalt.

2.6. Verder betogen [appellanten sub 2] dat het plan financieel niet uitvoerbaar is, omdat geen rekening is gehouden met eventuele planschadeclaims.

2.6.1. In de toelichting op het plan is in het kader van de beoordeling van de financiële uitvoerbaarheid uiteengezet dat het plan een conserverend karakter draagt. Er worden geen functies wegbestemd. Voorts worden geen projecten voorzien waarbij de overheid financieel betrokken is.

[appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende vaststaat.

2.7. [appellanten sub 2] voeren verder aan dat artikel 12, eerste lid, van de regels behorende bij het plan een onevenredige beperking inhoudt van de gebruiksmogelijkheden en daarmee de waarde van hun perceel. Achter de voorgevelrooilijn is onvoldoende ruimte voor opslag, zodat door [appellanten sub 2] of hun huurders elders duurdere opslagruimte zal moeten worden gehuurd.

2.7.1. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de regels behorende bij het plan is het verboden de in de artikelen 3 tot en met 10 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden. Onder verboden gebruik wordt, voor zover thans van belang, in ieder geval verstaan de opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan.

Ingevolge artikel 4, tweede lid, aanhef en onder g, mogen op de tot "Bedrijventerrein" bestemde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij de afstand tot enige perceelsgrens ten minste 1 m bedraagt. Opslag voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan van een gebouw is niet toegestaan. De maximale hoogte van opslag mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen op hetzelfde perceel.

Ingevolge het derde lid geldt het bepaalde in het tweede lid niet voor bebouwing en opslag die ten tijde van de tervisielegging van het plan reeds afwijkt van het bepaalde in dat lid.

2.7.2. [appellanten sub 2] hebben niet onderkend dat van een beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel ten aanzien van de opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan geen sprake is, aangezien ingevolge artikel 4, derde lid, bestaande rechten, waaronder opslag voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan, worden gerespecteerd en van de bestemming in zoverre afwijkende bedrijvigheid mag worden voortgezet bij verkoop van een bedrijf. Van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden is gelet hierop geen sprake, zodat het betoog feitelijke grondslag mist.

2.8. Ten slotte voeren [appellanten sub 2] aan dat in het voorontwerp van het bestemmingsplan "Kern Linschoten" van de gemeente Montfoort eveneens is voorzien in een bedrijventerrein. In dat plan is, anders dan in het onderhavige plan, geen uitsterfregeling opgenomen, terwijl ook in dat plan sprake is van de nabijheid van woonbestemmingen. De nu vastgestelde planregeling lijkt daarom in strijd te zijn met het gelijkheidsbeginsel, aldus [appellanten sub 2].

2.8.1. Ter zitting is van de zijde van de raad toegelicht dat het bestemmingsplan "Kern Linschoten" een conserverend en op beheer gericht karakter draagt, terwijl het bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsselveld" revitaliserend van aard is. Voorts zijn er, in tegenstelling tot het plangebied van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsselveld", ten aanzien van het plangebied van het bestemmingsplan "Kern Linschoten" bij de gemeente geen klachten van omwonenden bekend van overlast en hinder.

In hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de situatie in het plangebied van het bestemmingsplan "Kern Linschoten" niet overeenkomt met de situatie in het thans aan de orde zijnde plangebied.

2.9. In hetgeen [appellanten sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep is ongegrond.

Het beroep van [appellante sub 3]

2.10. Voor zover [appellante sub 3] aanvoert dat zij zich niet kan verenigen met de vaststelling van het plandeel voor het perceel Vlasakker (bouwkavel 13), wordt overwogen dat [appellante sub 3] ter zake bij de raad geen zienswijze heeft ingebracht. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening , gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht , kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan bij de raad naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor.

Het beroep dient in zoverre derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.11. Voorts kan [appellante sub 3] zich niet verenigen met de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer 1' ten aanzien van het perceel [locatie 2]. In dat verband voert [appellante sub 3] aan dat zij het op het perceel aanwezige bedrijfspand verhuurt aan meerdere bedrijven. De verhuurbaarheid van de bedrijfsruimten wordt volgens [appellante sub 3] beperkt door uitsluiting van de milieucategorieën 3 en 4.

2.11.1. Gelet op hetgeen hiervoor onder in de rechtsoverwegingen 2.5.1. en 2.5.2. is overwogen, faalt het betoog. Om bestaande rechten te eerbiedigen is in artikel 4 van de regels behorende bij het plan een maatbestemming toegevoegd waarmee de bedrijven in een hogere milieucategorie gelegen in "milieuzone - zones wet milieubeheer 1" als zodanig worden bestemd. De huidige functie van het bedrijfspand van [appellante sub 3], voor zover op de verbeelding voorzien van de aanduiding "b=3n", een technisch onderhouds- en servicebedrijf, kan derhalve worden voortgezet, ook met een andere eigenaar. Deze bedrijvigheid mag derhalve worden voortgezet bij verkoop van het bedrijf. Hetgeen [appellante sub 3] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval vanwege de gestelde verminderde verhuurbaarheid van het bestaande bedrijfspand niet in redelijkheid voor het opnemen van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - zones wet milieubeheer 1' gekozen mocht worden. Er bestaat geen grond voor de verwachting dat die nadelige invloed zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die door het plan gediend worden.

2.12. [appellante sub 3] voert verder aan dat ten onrechte slechts één van de categorie 3-bedrijven die in het bedrijfsverzamelgebouw aan de [locatie 2] zijn gevestigd, te weten Ekutech, als zodanig is bestemd, terwijl de overige in het pand aanwezige categorie 3-bedrijven onder het overgangsrecht zijn gebracht.

2.12.1. Ter zitting is van de zijde van de raad toegelicht dat bij een aan de vaststelling van het plan voorafgaande inventarisatie in 2007/2008 van de aanwezige bedrijven op het bedrijventerrein, niet is gebleken dat zich in het desbetreffende bedrijfsverzamelgebouw meerdere categorie 3-bedrijven bevonden. Volgens de raad hebben zich bovendien geen andere bedrijven gemeld in het kader van de op hen rustende meldplicht ingevolge het Activiteitenbesluit. Voorts heeft [appellante sub 3] ter zitting geen duidelijkheid kunnen verschaffen omtrent de precieze data waarop de desbetreffende bedrijven zich in het gebouw zouden hebben gevestigd, zodat niet kan worden vastgesteld dat die bedrijven zich ten tijde van de inventarisatie reeds in het bedrijfsverzamelgebouw hadden gevestigd. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de raad ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan anderszins op de hoogte had kunnen zijn van de aanwezigheid van die bedrijven.

De Afdeling ziet gelet op het vorenstaande geen grond voor het oordeel dat aan meerdere bedrijven een categorie 3-maatbestemming had moeten worden toegekend.

Het betoog faalt.

2.13. In hetgeen [appellante sub 3] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep is, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

2.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellante sub 3] niet-ontvankelijk voor zover dat ziet op de vaststelling van het plandeel voor het perceel Vlasakker (bouwkavel 13);

II. verklaart de beroepen van [appellante sub 1] en [appellanten sub 2] geheel en het beroep van [appellante sub 3] voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, ambtenaar van staat.

w.g. Simons-Vinckx w.g. Melenhorst

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011

490.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature