Uitspraak
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 289614 / HA ZA 10-1526
Vonnis van 20 april 2011
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. D.J.L.P. Oomens,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE VERZEKERINGMAATSCHAPPIJ SOM U.A.,
gevestigd te De Meern,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Sturkenboom.
Partijen zullen hierna [eiser] en SOM genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. [eiser] exploiteert een eenmanszaak die zich richt op het vervullen van opdrachten voor agrarische ondernemingen, in het bijzonder landbouwbedrijven.
2.2. Op 15 juni 2005 is tussen [eiser] en SOM een cascoverzekering tot stand gekomen met betrekking tot de aan [eiser] toebehorende balenpers van het merk Krone Big Pack 88 UFS. Deze verzekeringsovereenkomst is door [eiser] afgesloten via zijn assurantietussenpersoon Onderlinge Verzekeringen Haarrijn in Vleuten (hierna: OVM). Het verzekerde bedrag is EUR 80.000,-. Er is een eigen risico overeengekomen van EUR 135,- per gebeurtenis.
Op het polisblad wordt bij “Voorwaarden” onder meer vermeld: Algemeen reglement model ALG-0192 (01-01-1998) en Risico 1: Speciaal reglement model TRA-0192 (01-01-2002).
2.3. Bij brief van 20 juni 2005 stuurt OVM het polisblad en de bijbehorende voorwaarden aan [eiser]. In artikel 16, aanhef en lid 5 van het Speciaal reglement tractorverzekering TRA-0192 (hierna: Speciaal Reglement) is bepaald:
“Naast de in het Algemeen Reglement genoemde uitsluitingen is van de verzekering uitgesloten:
Loonwerk
bij loonwerk is van de dekking uitgesloten:
- schade die het gevolg is van een eigen gebrek zoals omschreven in artikel 15. 5. ”
Artikel 15, aanhef en lid 5 van het Speciaal Reglement bepaalt:
“Schade aan het landbouwwerktuig ontstaan door:
machinebreuk, giet-, materiaal- en constructiefouten, materiaalmoeheid en in het algemeen alle eigen gebreken, al dan niet verborgen (zowel het gebrek als de gevolgen daarvan, mits het landbouwwerktuig niet ouder is dan 4 jaar). Eén en ander met terzijdestelling van artikel 249 Wetboek van Koophandel. ”
2.4. Bij de uitvoering van zijn werkzaamheden door [eiser] raakt de balenpers op 6 juni 2007 ernstig beschadigd. Een groot deel van de aandrijving (waaronder de aandrijfkast), de perswagen en het perskanaal zijn beschadigd. Verder is het frame getordeerd. [eiser] heeft de schade gemeld bij OVM.
2.5. Op 8 juni 2007 heeft [B] van Expertisebureau Compander BV (hierna: Compander) de balenpers bezichtigd. In zijn expertiserapport van 23 juni 2007 schrijft [B] onder meer:
“Bij onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden om te veronderstellen dat de schade door een van buitenkomend onheil ontstaan zijn.
(…)
Gezien het geheel - aanzienlijke schade - is m.i.z. een mechanische breuk in de aandrijflijn de oorzaak van de schade.
Voor mogelijke dekking zie de polis art. 15.5”
[B] stelt de schade op basis van totaal verlies vast op een bedrag van EUR 39.000,-, exclusief BTW, zijnde een bedrag van EUR 46.410,- inclusief BTW.
2.6. Bij brief van 5 juli 2007 aan [eiser] bericht OVM dat SOM de schade aan de balenpers niet vergoedt. Zij schrijft onder meer:
“De maatschappij deelde ons het volgende mee.
Uit het inmiddels van de expert ontvangen rapport blijkt dat de schade aan de balenpers niet is ontstaan door een van buitenkomend onheil maar door een mechanische breuk in de aandrijflijn. Dit wordt gezien als een schade als gevolg van een eigen gebrek van de betreffende balenpers.”
2.7. Op 24 juli 2007 heeft ing . [C] van Compander nader onderzoek aan de balenpers verricht. In zijn rapport concludeert [C]:
“Bevindingen:
• Aan de invoer hebben wij geen schade kunnen ontdekken. Bij invoer van ijzer had o.i. de invoer ook schade moeten hebben.
(…)
• In het perskanaal hebben wij geen zodanige inslagen - beschadigingen gevonden die wijzen op invoer van een metalen voorwerp.
(…)
• De bout laat duidelijk een verse breuk zien welke is ontstaan door buiging.
• De afgebroken las (foto’s 10 t/m 15 laat duidelijk zware roestvorming zien, waaruit vastgesteld moet worden dat dit breukproces reeds enige tijd gaande was.
(…)
Slot conclusie:
Na gedaan onderzoek, zijn en blijven wij van mening dat de schade niet intstaan is door een van buiten komend onheil.”
2.8. In zijn ongedateerde schriftelijke verklaring schrijft [A] onder meer:
“(…)
Omstreeks 10.30 uur was ik, belast met het ophalen van vierkante grasbalen (…). Deze balen waren gemaakt door Loonbedrijf [eiser] te [woonplaats].
(…)
Ik zag tijdens het opladen van de tweede baal op de transportwagen dat er uit deze baal een schuddertand stak. Ik, zag dat dit een witte tand was. Ik, zag dat deze door het zwarte plastic heen stak. Ik herken deze tand als die van een grasschudder. Ik werk regelmatig met een grasschudder.”
2.9. Op 10 mei 2009 brengt [D] van TraXo BV (hierna: Traxo) zijn rapport uit dat is opgesteld op basis van een door hem op 25 november 2008 op verzoek van [eiser] uitgevoerde een contra-expertise. In dit rapport schrijft [D] onder meer:
“In tegenstelling tot de bevindingen van de heer [C] stelden wij vast dat:
• Er wel degelijk onderdelen van de invoer beschadigd zijn. Zo stelden wij visueel vast dat de rechter, horizontaal gemonteerde vijzel, welke het te persen product naar het midden van de invoer transporteert, een op de rotor gemonteerd mes en diverse tanden van de zgn. pick-up beschadigd en of gebroken zijn.
• Ook op de bodem van het perskanaal en aan de perswagen hebben wij visueel beschadigingen vastgesteld.
Conclusie
(…)
In tegenstelling tot dat was de heer [C] heeft vastgesteld en heeft gerapporteerd is de schade volgens ons wel degelijk door een van buiten komend onheil veroorzaakt. Ten eerste hebben wij tijdens ons onderzoek namelijk wel degelijk schade aan onderdelen van de invoer vastgesteld, die wijzen op een van buiten komend onheil. Dat er een voorwerp van buitenaf in de balenpers terecht was gekomen wordt bevestigd door de heer [A] in zijn getuigenverklaring.
Ten tweede zijn wij van mening dat als de schadeoorzaak gelegen zou zijn in het scheuren van de lasverbinding tussen de montageplaat en het profiel van de rechter aandrijfarm, zoals door de heer [C] is vastgesteld, de montageplaat daarna door midden van de twee bevestigingsbouten aan de zijde van de perswagen bevestigd zou zijn gebleven. De montage plaat had dan nooit geheel los van de aandrijfarm in de balenpers terecht kunnen komen, zoals nu wel het geval is.
Volgens ons is de perswagen in de balenpers vastgelopen op een van buiten komend onheil. Dit in de vorm van de tand van de hooischudder (…). De tand is vanaf de grond opgepakt door de pick-up aan de voorzijde van de balenpers en is vervolgens via de rechter horizontale vijzel naar het invoerkanaal getransporteerd, in het perskanaal terecht gekomen en heeft daar de perswagen geblokkeerd.
(…)
De door de heer [C] op de las aangetroffen corrosie is volgens ons te verklaren door het verschil van ruim een maand, gelegen tussen het ontstaan van de schade en de door hem uitgevoerde expertise.”
2.10. In zijn memo van 15 juli 2009 reageert [C] op de bevindingen van Traxo. Hij schrijft onder meer:
“Met de conclusie van expert [D] van Traxo, dat de schade aan de Krone balenpers veroorzaakt is door een van buitenkomend onheil, ben ik volstrekt oneens.
Hiervoor heb ik de volgende redenen:
(…)
• Tijdens mijn bezoeken, en dat was zeker meer dan drie dagen later na het ongeval, heb ik opnieuw gevraagd of men ijzer o.i.d. gevonden had. Ook toen gaf men aan dat er niets gevonden was. Ik ben dan ook stom verbaasd dat er nu een getuige verklaring is van [A], die 3 dagen na het evenement in een van de geperste balen een tand van een hooischudder heeft aangetroffen.
• Wanneer het waar zou zijn dat er een tand in een geperst pak zou hebben gezeten, kan deze tand nimmer de schade hebben veroorzaakt. Het pak hooi was dan nimmer gebonden uit de machine gevallen.
• Een machine van een dergelijk kaliber “lacht” om het invoeren van een schuddertand.
(…)”
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van SOM tot:
primair:
a. een bedrag van EUR 46.410,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2007 tot aan de dag van algehele voldoening;
b. de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van EUR 1.788,-;
c. een bedrag van EUR 700,- voor de kosten van de contra-expertise;
d. de kosten van de procedure;
subsidiair, voor zover zou komen vast te staan dat de schade het gevolg is van een eigen gebrek, het beding dat is opgenomen in artikel 16.5 van de algemene voorwaarden van SOM te vernietigen en haar te veroordelen aan [eiser] te voldoen:
a. een bedrag van EUR 46.410,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2007 tot aan de dag van algehele voldoening;
b. de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van EUR 1.788,-;
c. een bedrag van EUR 700,- voor de kosten van de contra-expertise;
d. de kosten van de procedure.
3.2. [eiser] legt aan zijn primaire vorderingen ten grondslag dat de balenpers is beschadigd door een van buiten komend onheil, namelijk een tand van een hooischudder of een ander object. Tijdens de comparitie heeft hij toegelicht dat hij ’s nachts, om een uur of twee, op zijn balenpers aan het werk was en opeens een grote klap hoorde. Toen hij de achterkant van pers uit zette en de machine tot stilstand had gebracht, trof hij grote schade aan. Volgens [eiser] was de arm van de machine afgebroken en was er van alles verbogen. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar de verklaring van [A] (zie r.o. 2.8), het rapport van Traxo (zie r.o. 2.9) en naar door hem in het geding gebrachte foto’s.
Omdat de tand in de pers is gekomen, stokte de machine, waardoor de armen hun normale draaibewegingen niet konden maken, aldus nog steeds [eiser]. Vanwege de torsie die toen optrad, is de ene arm verbogen en de andere arm door de machine heen geslagen en gebroken. SOM stelt zich volgens [eiser] ten onrechte – met een beroep op het bepaalde in artikel 16 in samenhang met artikel 15 van het Speciaal Reglement – op het standpunt dat dekking is uitgesloten, omdat sprake is van een eigen gebrek van de balenpers.
3.3. Ter onderbouwing van zijn subsidiaire vordering stelt [eiser] dat de uitsluitingsclausule waarop SOM zich beroept, onredelijk bezwarend is, omdat hij de verzekering juist heeft afgesloten om risico’s als de onderhavige af te dekken. [eiser] vernietigt artikel 16.5 van het Speciaal Reglement dan ook op de voet van artikel 6: 233, aanhef en sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Tot slot stelt [eiser] dat de polisvoorwaarden niet bij of voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan hem ter hand zijn gesteld. Hierom vernietigt hij artikel 16.5 van het Speciaal Reglement op de voet van artikel 6:233, aanhef en sub b BW.
3.4. SOM voert verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [eiser] in zijn vorderingen althans tot het afwijzen van de vorderingen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser]s balenpers op 6 juni 2007 ernstig beschadigd is geraakt. Evenmin is in geschil dat de schade EUR 39.000,- (exclusief BTW) bedraagt. Zij twisten wel over de oorzaak van de schade. [eiser] stelt dat deze het gevolg is van een van buiten komend onheil, terwijl SOM aanvoert dat de oorzaak van de schade gelegen is in een eigen gebrek van de pers. Ter onderbouwing van haar verweer verwijst SOM naar de rapporten van Compander (zie r.o. 2.4 en r.o. 2.7). Ter zitting is namens SOM in het bijzonder gewezen op het feit dat de balenpers, ook na het gestelde inslikken van de tand, in staat is geweest een baal hooi te persen en te verpakken. Daarom kan het volgens haar niet zo zijn dat deze tand de oorzaak van de schade is.
Voorts kan volgens SOM weinig waarde worden gehecht aan het rapport van Traxo, omdat dit rapport is opgesteld anderhalf jaar na het door Traxo verrichte onderzoek welk onderzoek bijna anderhalf jaar na het ontstaan van de schade heeft plaatsgevonden.
4.2. Anders dan SOM veronderstelt, brengt het enkele feit dat het rapport van Traxo geruime tijd na het onderzoek is opgesteld zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet mee dat aan dit rapport geen of weinig waarde kan worden gehecht. Evenmin brengt het tijdsverloop tussen het ontstaan van de schade en het onderzoek door Traxo met zich dat de onderzoeksresultaten geen waarde hebben. In dit licht wijst de rechtbank erop dat SOM nog medio augustus 2009 (dus meer dan twee jaar na het ontstaan van de schade) bereid was een derde in te schakelen om een bindend advies uit te brengen en onderzoek aan de balenpers te laten verrichten. Niet is in te zien waarom aan een onderzoek door Traxo in november 2008 niet de waarde toegekend moet worden die [eiser] eraan hecht.
4.3. De rechtbank is, gelet op hetgeen over en weer is gesteld en ter zitting is verklaard (mede door verwijzing naar foto’s en rapporten van derden), dan ook van oordeel dat partijen hun standpunten in voldoende mate hebben onderbouwd. De enkele omstandigheid dat [eiser] ter zitting niet nader is ingegaan op het verweer dat de schade, gelet op het feit dat de pers een ingepakte baal heeft uitgeworpen, niet door de tand kan zijn veroorzaakt, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
4.4. Voor de beantwoording van de vraag of de balenpers door een van buiten komende oorzaak is beschadigd, zoals [eiser] stelt, acht de rechtbank het op voorhand nodig een deskundigenbericht in te winnen. In dit licht wijst zij erop dat [eiser] tijdens de comparitie heeft verklaard dat de balenpers is opgeslagen en door een deskundige kan worden onderzocht. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Als partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.5. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één schade-expert op het gebied van agrarische werktuigen als deskundige en dat de navolgende vragen moeten worden voorgelegd:
1. Kunt u aangeven wat de oorzaak is van de schade die op 6 juni 2007 is ontstaan aan de balenpers van het merk Krone Big Pack 88 UFS van [eiser], en meer in het bijzonder of deze schade het gevolg is van het feit dat een tand van een hooischudder in de balenpers terecht is gekomen?
2. Hebt u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.6. De rechtbank ziet in de bewijslastverdeling aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.
4.7. Als het deskundigenbericht de conclusie rechtvaardigt dat de schade, anders dan [eiser] stelt, het gevolg is van een eigen gebrek in de zin van artikel 16, aanhef en lid 5 in samenhang met artikel 15, aanhef en lid 5 van het Speciaal Reglement, zullen de primaire vorderingen worden afgewezen en zal vervolgens de vraag beantwoord moeten worden of [eiser] terecht een beroep doet op de vernietigbaarheid van dit artikel.
4.8. In het licht van [eiser]s stelling dat het Speciaal Reglement hem niet tijdig ter hand is gesteld, stelt de rechtbank voorop dat het aan SOM is te stellen en (indien nodig) te bewijzen dat zij [eiser] een redelijke mogelijkheid heeft geboden van het Speciaal Reglement kennis te nemen als bedoeld in artikel 6:233, aanhef en onder b in samenhang met het toenmalige artikel 6:234 lid 1 en onder a BW (nu artikel 6:234 lid 1 BW).
4.9. Vaststaat dat blijkens het polisblad het Speciaal Reglement van toepassing is verklaard op de verzekeringsovereenkomst tussen SOM en [eiser] (zie r.o. 2.2). Ter zitting heeft SOM gesteld dat OVM ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst beschikte over de meest recente versies van haar polisvoorwaarden, waaronder het van toepassing verklaarde Speciaal Reglement. Omdat deze stelling niet door [eiser] is weersproken, staat deze rechtens vast.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van OVM als hulppersoon van [eiser] aan [eiser] moet worden toegerekend. Door de terbeschikkingstelling van het Speciaal Reglement aan OVM voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst heeft SOM aan haar informatieplicht jegens [eiser] voldaan. Dat OVM de polisvoorwaarden, waaronder het Speciaal Reglement, pas bij brief van 20 juni 2005 aan [eiser] heeft gestuurd (zie r.o. 2.3), kan – gelet op het feit dat OVM de tussenpersoon van [eiser] is – niet aan SOM worden tegengeworpen.
4.10. Tijdens de comparitie heeft [eiser] nog aangevoerd dat de uitsluitingsclausule een kernbeding is. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat deze clausule niet als algemene voorwaarde maar als een kernbeding moet worden aangemerkt, omdat deze rechtstreeks van invloed is op de omvang van de dekking en het beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. Dit betekent evenwel dat de derde afdeling van titel 5 van boek 6 BW dat handelt over algemene voorwaarden, niet van toepassing is, zodat de uitsluitingsclausule – anders dan [eiser] stelt – niet op de voet van artikel 6:233, aanhef en sub b BW vernietigd kan worden. Dit brengt mee dat hetgeen [eiser] in het licht van artikel 6:233, aanhef en sub a BW naar voren heeft gebracht, niet besproken hoeft te worden.
Voor zover [eiser] bedoelt een beroep te doen op het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW, is de rechtbank van oordeel dat hij onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat een beroep van SOM op de uitsluitingsclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.11. Voor het overige zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 4 mei 2011 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2011.