Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Betreft arbeidsrechtelijk geschil. Hof stelt voorop dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing was. HVBC had als goed werkgever [werknemer] niet in de onjuiste veronderstelling mogen laten dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen per 14 april. Naar redelijkheid en billijkheid is het onaanvaardbaar dat HVBC berusting, instemming of ontslagname tegenwerpt. ER is sprake van een onregelmatig ontslag en [werknemer] kan aanspraak maken op de wettelijke schadevergoeding.

Uitspraak



Registratienummer: AR 85/09 – H – 152/10 – GHIS 46242

Uitspraak: 22 maart 2011

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BESCHIKKING

in de zaak van:

[werknemer],

wonend op Bonaire,

oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,

gemachtigden: mr. C.A. Francis,

tegen

de naamloze vennootschap

HARBOUR VILLAGE BEACH CLUB N.V.,

gevestigd op Bonaire,

oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,

gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.

Partijen worden hierna [werknemer]en HVBC genoemd.

1. Het verloop van de procedure

Bij op 9 maart 2010 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Bonaire (hierna: GEA) ingediende akte van appel heeft [werknemer] hoger beroep ingesteld tegen het tussen partijen gewezen vonnis van het GEA van 27 januari 2010. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.

[werknemer] heeft op 28 april 2010 een memorie van grieven ingediend; HVBC op 16 juni 2010 een memorie van antwoord.

Ter zitting van Hof van 11 januari 2011 heeft de raadsvrouwe van [werknemer] pleitaantekeningen overgelegd. Namens HVBC is afgezien van pleidooi.

Beschikking is bepaald op heden.

2. De beoordeling

2.1 De onderhavige zaak betreft een arbeidsgeschil, waarin ingevolge artikel 429b lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering BES (Rv) een beschikking wordt gegeven en waarop de artikelen 429a Rv en verder van toepassing zijn. Het Hof zal gelet daarop de akte van appel van [werknemer] aanmerken als een beroepschrift in de zin van de artikelen 429o en 429n Rv. Dat beroepschrift is tijdig ingediend, zodat [werknemer] in zijn beroep kan worden ontvangen.

2.2 De omstandigheid dat de memorie van grieven niet binnen zes weken na de als beroepschrift aangemerkte akte van appel is ingediend, staat er in beginsel niet aan in de weg dat van de inhoud daarvan kennis wordt genomen. De memorie van antwoord zal het Hof beschouwen als een verweerschrift.

2.3 Nu partijen pleitnotities hebben overgelegd respectievelijk van pleidooi hebben afgezien, worden zij geacht te hebben afgezien van een mondelinge behandeling als bedoeld in 429q Rv.

2.4 Op de door [werknemer] aan zijn pleitnotities gehechte producties, voor zover niet eerder overgelegd, zal het Hof geen acht slaan, nu deze niet op voorhand conform de artikelen 7 en 9 van het Procesreglement aan het Hof en de wederpartij zijn toegezonden.

2.5 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist staat tussen partijen het volgende vast:

a) [werknemer] is op Boniare sinds 3 april 2007 op basis van drie elkaar opvolgende contracten voor bepaalde duur werkzaam geweest voor HVBC, laatstelijk in de functie van hotelconciërge tegen een salaris van NAF. 560,- bruto per week (circa NAF. 2.300,- bruto per maand).

b) Het derde contract tussen partijen dateert van 14 april 2008 en werd aangegaan voor de duur van zes maanden. Dit contract is vervolgens met zes maanden verlengd.

c) Enige dagen voor 14 april 2009 heeft [werknemer] aan de directie van HVBC gevraagd of zijn arbeidsovereenkomst wederom zou worden verlengd, welke vraag ontkennend werd beantwoord. [werknemer] heeft vervolgens zijn sleutel en uniform bij HVBC ingeleverd.

d) In juni 2009 heeft de Directie Arbeidszaken op verzoek van [werknemer] tussen partijen bemiddeld. Overeenstemming werd niet bereikt. Bij brief van zijn raadsvrouwe aan HVBC van 1 september 2009 heeft [werknemer] zich op het standpunt gesteld dat de arbeidsovereenkomst onregelmatig was beëindigd en heeft hij aanspraak gemaakt op een vergoeding wegens onregelmatig ontslag.

2.6 Het GEA heeft de vordering van [werknemer] tot veroordeling van HVBC tot betaling aan hem van een bedrag van NAF. 14.784,- bruto plus wettelijke rente afgewezen. In hoger beroep verzoekt [werknemer] vernietiging van de bestreden uitspraak en toewijzing van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2009. In zijn pleitnotities heeft [werknemer] zijn verzoek gewijzigd en betaling van een bedrag van NAF. 13.459,- verzocht. Dit bedrag is door hem als volgt opgebouwd:

- NAF. 4.704 terzake de resterende opzegtermijn van 6 weken;

- NAF. 1.960,- terzake opzegtermijn van 1 maand;

- NAF. 915,- terzake cessantiavergoeding van 2 weken;

- NAF. 5.880,- terzake 3 maanden inkomstenderving.

Over de drie eerstgenoemde bedragen maakt [werknemer] in zijn pleitnotities tevens aanspraak op wettelijke rente en wettelijke vertragingsrente.

2.7 Het verzoek van [werknemer] in zijn pleitnotities om vertragingsrente toe te wijzen is tardief, en zal uit het oogpunt van een goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.

2.8 Het Hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de dienstbetrekking tussen partijen ten tijde van de beëindiging per 14 april 2009 krachtens artikel 7A:1615fa van het destijds geldende Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen BW (BWNA) had te gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarop de opzeggingsbepalingen van artikel 7A:1615h BWNA en verder van toepassing waren. Als onvoldoende gemotiveerd bestreden staat bovendien vast dat [werknemer] in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat de arbeidsovereenkomst per 14 april 2009 van rechtswege zou eindigen en dat HVBC, toen [werknemer] informeerde of de arbeidsovereenkomst wederom verlengd zou worden, [werknemer] niet heeft gewezen op het feit dat inmiddels sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Naar het oordeel van het Hof had HVBC als goed werkgever [werknemer] niet in de onjuiste veronderstelling mogen laten dat de arbeidsovereenkomst, behoudens haar bewilliging in een verlenging, van rechtswege zou eindigen per 14 april 2009. Nu zij dat toch deed, mocht zij er vervolgens niet op vertrouwen dat [werknemer]’s eventuele aanvankelijke instemming met of berusting in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 14 april 2009, neerkwam op een beëindiging met wederzijds goedvinden of, zoals HVBC heeft gesteld, een beëindiging door een ontslagname door [werknemer]. Naar redelijkheid en billijkheid is onaanvaardbaar dat HVBC [werknemer] deze vermeende berusting, instemming of ontslagname tegenwerpt.

2.9 Het Hof merkt bij het voorgaande op dat [werknemer] de stelling van HVBC dat hij zelf ontslag heeft genomen gemotiveerd heeft bestreden. De stellingen op dit punt van HVBC worden onvoldoende ondersteund door de door haar overgelegde verklaringen van haar bestuurders en medewerkers. HVBC heeft geen bewijs aangeboden van haar stelling dat [werknemer] zelf ontslag heeft genomen. Het Hof ziet geen aanleiding HVBC ambtshalve tot dat bewijs toe te laten.

2.10 Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat de arbeidsovereenkomst (eenzijdig) door HVBC is opgezegd, althans dat [werknemer] dit zo heeft mogen opvatten. HVBC heeft daarbij de voorgeschreven opzegtermijn niet in acht genomen. Gelet daarop is sprake van een onregelmatig ontslag van [werknemer] door HVBC. Op die grond kan [werknemer] aanspraak maken op de wettelijke schadevergoeding, die gelet op het bepaalde in de artikelen 7A:1615r lid 1 BWNA en Burgerlijk Wetboek BES (BWBES) gelijk is aan zijn salaris over één maand, NAF. 2.300,- bruto derhalve. Dat bedrag is toewijsbaar.

2.11 Aangezien de dienstbetrekking niet geëindigd is door de schuld van [werknemer] of door een hem toe te rekenen omstandigheid, heeft [werknemer] aanspraak op de cessantiauitkering als bedoeld in artikel 3 van de Cessantiawet BES . Gelet op de duur van zijn dienstverband is die vergoeding gelijk aan twee weken loon, derhalve in totaal NAF. 1.120,- bruto.

2.12 De omstandigheid dat HVBC, na bemiddeling van de Directie Arbeidszaken, aan [werknemer] heeft aangeboden zijn werkzaamheden te hervatten en dat [werknemer] niet op dat aanbod is ingegaan, staat niet in de weg aan zijn aanspraak op een vergoeding wegens onregelmatig ontslag en cessantia.

2.13 Voor toewijzing van een nadere (schade)vergoeding is geen grondslag gesteld of gebleken. Voor zover [werknemer] de volledige schadevergoeding als bedoeld in artikel 7A:1615o lid 3 BWNA en BWBES heeft willen vorderen, wordt dit afgewezen aangezien [werknemer] niet gesteld heeft waaruit zijn schade bestaat, waarbij het Hof overweegt dat inkomensschade geen onderdeel van volledige schadevergoeding kan zijn omdat die ook geleden zou zijn bij een regelmatige opzegging.

2.14 Het Hof zal over de toewijsbare bedragen de wettelijke rente toewijzen, gelet op het bepaalde in artikel 7A:1615r lid 5 BWNA en BWBES, met ingang van 14 april 2009, zijnde de dag waarop de dienstbetrekking is geëindigd.

2.15 Beslist zal worden als navermeld. HVBC zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Gelet opde mate waarin partijen over en weer in het gelijk en het ongelijk zijn gesteld zullen de kosten tussen hen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, worden gecompenseerd. Aan [werknemer] zal, gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, gratis admissie worden verleend.

Beslissing:

Het Hof:

verleent [werknemer] toestemming kosteloos te procederen;

vernietigt het vonnis waarvan beroep,

en opnieuw rechtdoende:

veroordeelt HVBC om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [werknemer] te betalen een schadevergoeding gelijk aan het maandloon van NAF. 2.300,- bruto, te vermeerderen een cessantiavergoeding van NAF. 1.120,- bruto, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2009 tot de dag der algehele voldoening;

veroordeelt HVBC in de kosten van het geding aan de zijde van [werknemer] gerezen, tot op heden voor de eerste aanleg begroot op NAF. 128,50 aan oproepingskosten, NAF. 750,- terzake aan in debet gesteld griffierecht - te voldoen aan de giffier van het GEA - en NAF. 500,- voor salaris gemachtigde, en in het hoger beroep begroot op NAF. 120,- aan oproepingskosten, NAF. 1.500,- terzake in debet gesteld griffierecht - te voldoen aan de griffier van het GEA - en NAF. 1.000,- voor salaris gemachtigde;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, P.E. de Kort en J.P. de Haan, leden van het Hof, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 22 maart 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature