Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie 's-Gravenhage
AmO
Rolnummer: 860388 \ RL EXPL 09-14244
12 augustus 2010
Vonnis in de zaak van:
1. [eiseres],
2. [eiser],
mede optredende als de wettelijke vertegenwoordigers van hun zoon [belanghebbende],
beiden wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigden: mrs. R. Bos en C.J.W. de Bont,
tegen
de besloten vennootschap TUI Airlines Nederland B.V.,
mede handelend onder de naam ArkeFly,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijswijk,
gedaagde partij,
gemachtigde: mrs. R.L.S.M. Pessers en A.K. Sjouw.
Partijen worden hierna aangeduid als "[eisers]" en "ArkeFly".
1. Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken:
- het exploot van dagvaarding van 27 mei 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging eis, met producties;
- de conclusie van dupliek;
- de akte tevens houdende akte overlegging productie van [eisers], met een productie;
- de nadere conclusie van ArkeFly, met producties;
- de nadere conclusie van [eisers], met producties;
- de antwoordconclusie van ArkeFly;
- de rolbeslissing van 20 mei 2010, waarbij ArkeFly is verzocht vertalingen in het geding te brengen van door haar overgelegde, in een buitenlandse taal gestelde stukken;
- de antwoordconclusie van ArkeFly, met producties;
- de reactie op overlegging vertaling producties van [eisers].
2.
Feiten
[eisers] en hun zoon [belanghebbende] hebben via een touroperator een reis geboekt naar Curaçao, Nederlandse Antillen.
De vlucht van Amsterdam (Schiphol Airport) in Nederland naar Curaçao (Aeropuerto Hato), Nederlandse Antillen, zou worden uitgevoerd met een vliegtuig van ArkeFly onder vluchtnummer OR 361.
De geplande vertrektijd vanuit Amsterdam op 26 november was 8.20 uur (lokale tijd); de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op Curaçao was diezelfde dag om 15.30 uur (lokale tijd).
De afstand van de vlucht bedroeg 7841 kilometer.
Op 24 november 2008 is ArkeFly gebleken dat zij onvoldoende capaciteit had om alle op 26 november 2008 door haar ingeplande vluchten volgens schema uit te voeren. Zij heeft naar aanleiding daarvan besloten de geboekte vlucht te laten uitvoeren door een ander toestel dan oorspronkelijk was ingepland. Dit toestel moest eerst een andere vlucht afmaken en kon daardoor niet op tijd in Amsterdam zijn om de geboekte vlucht volgens de oorspronkelijke planning uit te voeren.
[eisers] en hun zoon zijn op 27 november 2008 om omstreeks 10.00 uur - dus met een vertraging van ruim 18 uur - op Curaçao geland.
3. Vordering
[eisers] vorderen - na eiswijziging, waartegen ArkeFly zich niet heeft verzet - dat Arkefly bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.157,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 december 2008 tot de dag der algehele voldoening, althans dat ArkeFly zal worden veroordeeld tot vergoeding van schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Dit alles wordt gevorderd onder veroordeling van Arkefly in de proceskosten.
Naast de hiervoor vermelde feiten wordt de vordering - zakelijk weergegeven - gegrond op onder meer de volgende stellingen.
De geboekte vlucht is uitgevoerd met een zodanig langdurige vertraging dat daardoor aanspraak bestaat op compensatie op de voet van artikel 7 van de in deze toepasselijke EG-Verordening 261 /2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening). Verwezen wordt naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (thans geheten: Hof van Justitie, hierna aan te duiden als: HvJ), van 19 november 2009 in de zaak met nummers C-432/07 en C 402/07, NJ 2010/137, LJN: BK4714.
De aanspraak op compensatie bedraagt in dit geval € 600,- per persoon, dus in totaal voor [eisers] en hun zoon (3 x € 600,- =) € 1.800,-. ArkeFly heeft de verschuldigde vergoeding niet willen voldoen.
Althans, [eisers] en hun zoon hebben aanspraak op compensatie of vergoeding van werkelijk geleden schade op grond van het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 8, 14 en 15 van de Verordening, dan wel op grond van artikel 8:1396 BW en/ of artikel 6:212 BW, of op grond van artikelen 19 en 22 van het Verdrag van Montreal (d.d. 28 mei 1999, Trb. 2001/91).
[eisers] zijn, als wettelijk vertegenwoordigers van hun zoon, bevoegd de compensatie ook namens deze te vorderen.
4. Verweer
Arkefly heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] in hun vordering, althans tot afwijzing daarvan, onder hun veroordeling in de proceskosten. ArkeFly voert daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aan.
- [eisers] kunnen geen compensatie vorderen voor hun zoon, omdat deze zoon al tijdens het uitvoeren van de vlucht meerderjarig was. De zoon moet voor zichzelf opkomen;
- De Verordening geeft [eisers] geen aanspraak op compensatie, omdat er in deze geen sprake is van een annulering, maar van een vertraging. De Verordening voorziet niet in een compensatie op de voet van artikel 7 in het geval van vertraging. Het HvJ heeft in het Sturgeon-arrest weliswaar anderszins geoordeeld, maar dit arrest kan niet worden gevolgd omdat het in strijd is met het eerder door het HvJ gewezen IATA-arrest van 10 juni 2006 (NJ 2006/372, LJN: AU9523) en de Verordening (bij de uitleg die het HvJ in het Sturgeon-arrest daaraan heeft gegeven) in strijd is met het Verdrag van Montreal en verschillende communautaire rechtsbeginselen. Het Sturgeon-arrest geeft aanleiding tot het stellen van nadere prejudiciële vragen aan het HvJ. Een beslissing in deze zaak zou met het oog daarop (nogmaals) moeten worden aangehouden.
5. Beoordeling
De vordering ten behoeve van de zoon
[eisers] vorderen onder meer compensatie voor hun zoon die is geboren op 19 augustus 1990. Ten tijde van het instellen van de vordering op 27 mei 2009, was deze zoon al meerderjarig. [eisers] hadden toen dus al hun bevoegdheid verloren om als wettelijk vertegenwoordigers voor hun zoon op te treden. Nu [eisers] naar aanleiding van het verweer van ArkeFly geen nadere feiten en omstandigheden hebben gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij op andere gronden dan minderjarigheid van de zoon bevoegd zijn als procespartij voor hem op te treden, moet de kantonrechter tot uitgangspunt nemen dat een dergelijke bevoegdheid ontbreekt. Dit betekent dat [eisers] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering voor zover deze betrekking heeft op de eventuele aanspraken van hun zoon.
Aanspraak op compensatie
De kantonrechter stelt vast dat in de situatie die in deze zaak aan de orde is, de Verordening toepasselijk is. Partijen twisten daarover ook niet.
Aan de orde is de vraag of ArkeFly gelet op het bepaalde in de Verordening gehouden is [eisers] te compenseren voor het feit dat zij ongeveer 18 uur later dan de geplande aankomsttijd zijn aangekomen op de luchthaven van bestemming. Het HvJ heeft zich over deze rechtsvraag uitgelaten in de zaken die hebben geleid tot het hiervoor onder punt 316924864 genoemde arrest van 19 november 2009, dat hierna zal worden aangeduid als het "Sturgeon-arrest". In dat arrest heeft het HvJ - voor zover voor de onderhavige zaak van belang - beslist, dat op het in de Verordening toegekende recht op compensatie als bedoeld in artikel 7 ook aanspraak bestaat in het geval van een langdurige vertraging, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat deze vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden, dat wil zeggen van omstandigheden waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Van een langdurige vertraging is naar het oordeel van het HvJ sprake indien de eindbestemming drie of meer uren na de oorspronkelijk door de luchtvaartmaatschappij geplande aankomsttijd wordt bereikt.
De kantonrechter volgt Arkefly niet in haar standpunt dat het Sturgeon-arrest dwingt tot het stellen van nadere prejudiciële vragen aan het HvJ. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De nationale rechter is gebonden aan hetgeen het HvJ heeft beslist over de uitlegging of de geldigheid van een handeling van een instelling van de gemeenschap (zoals de Verordening). Het staat de nationale rechter weliswaar vrij om zich, zo deze dit nodig oordeelt, opnieuw tot het HvJ te wenden met nadere prejudiciële vragen, maar in zo'n geval kan niet de geldigheid van het gewezen arrest aan de orde komen (HvJ 5 maart 1986 (Wünsche), LJN BE6107). Het aan het HvJ voorleggen van de door ArkeFly geformuleerde vragen zou in feite neerkomen op het aan de orde stellen van de geldigheid van het Sturgeon-arrest, hetgeen zoals vermeld niet is toegestaan. Het Sturgeon-arrest is naar het oordeel van de kantonrechter voorts voldoende duidelijk en laat geen ruimte voor twijfel omtrent de geldigheid van de Verordening. De kantonrechter zal de onderhavige zaak derhalve thans afdoen en zich daarbij baseren op hetgeen is beslist in het Sturgeon-arrest.
Het verweer van ArkeFly, dat inhoudt dat het hier niet gaat om een annulering maar om een vertraging, baat haar niet. Uit de beslissing van het HvJ in het Sturgeon-arrest volgt immers dat in het geval van [eisers] - waarin de eindbestemming circa 18 uur later dan oorspronkelijk gepland is bereikt - ook aanspraak bestaat op de in artikel 7 van de Verordening vermelde compensatie.
Conclusies
Het verweer van ArkeFly faalt dus voor zover dat betrekking heeft op de vordering van [eisers] zelf. Nu voor het overige is voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van een op artikel 7 van de Verordening gebaseerde compensatie, is de vordering tot betaling van 2 maal € 600,- toewijsbaar.
De gevraagde wettelijke rente daarover is toewijsbaar met ingang van 2 januari 2009, nu ArkeFly blijkens de op dat punt niet weersproken stellingen van [eisers], op die datum door de brief van EUclaim van 18 december 2008 in verzuim is geraakt. Het aan rente meergevorderde, zal worden afgewezen.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar, aangezien ArkeFly de vordering in zoverre heeft weersproken en [eisers] in dat verweer geen aanleiding hebben gezien hun stellingen nader te onderbouwen.
ArkeFly zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun vordering voor zover die betrekking heeft op eventuele aanspraken van hun zoon [belanghebbende];
II. veroordeelt ArkeFly om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan [eisers] te voldoen, een bedrag van € 1.200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt ArkeFly in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 646,95, waarvan € 350,- aan salaris voor de gemachtigde;
IV. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de betalingsveroordelingen;
V. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. G.P. van Ham en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2010.