Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Het verweer van de oud-notaris dat de omstandigheden hem gedwongen hebben tot het plegen van de hem verweten handelingen en dat hij slachtoffer geworden is van onverwacht hoge loonkosten, de tariefsverlagingen en daarna ook nog de kredietcrisis, dient te worden verworpen. Door het handelen en nalaten van de oud-notaris is het vertrouwen in de rechtsbedeling, in het bijzonder die welke aan het notariaat is opgedragen, in ernstige mate geschaad. Het hof acht, gelet op de aard en de ernst van de tuchtrechtelijk laakbare handelwijze van de oud-notaris, de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden.

Het verweer van de oud-notaris dat het geldende wettelijke systeem geen ruimte zou laten om een notaris die – eervol – ontslag heeft gekregen, nadien nog uit het ambt te ontzetten, wordt door het hof afgewezen. Het hof is van oordeel dat het feit dat de oud-notaris voorafgaand aan het opleggen van een maatregel zelf om zijn ontslag heeft verzocht, geen beletsel vormt om de oud-notaris alsnog de maatregel van ontzetting uit het ambt op te leggen. Artikel 103 Wna kent een dergelijke beperking niet en bovendien komt een ontzetting uit het ambt na ontslag een zelfstandige betekenis toe aangezien een notaris die uit zijn ambt is ontzet op grond van artikel 103 lid 7 Wna niet meer tot waarnemer kan worden benoemd en dus niet meer in aanmerking kan komen voor een (nieuwe) benoeming tot notaris.

Uitspraak



GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Beslissing van 8 maart 2011 in de zaak onder nummer 200.071.096/01 NOT van:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

APPELLANT,

gemachtigden:

1. mr. R. Wisse,

2. D. van der Veer RA,

t e g e n

[DE OUD-NOTARIS],

oud-notaris te [ ],

GEÏNTIMEERDE.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Van de zijde van appellant, hierna klager, is bij een op 29 juli 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, hierna de kamer, van 2 juli 2010, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, hierna de oud-notaris, gegrond heeft verklaard zonder oplegging van een maatregel.

1.2. Van de zijde van de oud-notaris is op 5 november 2010 een verweerschrift met producties en op 15 december een aanvullende productie ter griffie van het hof ingekomen.

1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 16 december 2010. De gemachtigden van klager alsmede de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2. De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. De feiten

3.1. Klager heeft op grond van de artikelen 110 lid 1 en 112 lid 2 van de Wet op het notarisambt , verder Wna, de taak en de bevoegdheid om toezicht te houden op de financiële positie van notarissen. Klager kan in dit kader van een notaris verlangen dat hij inzage verschaft in zijn kantoor- en privé-administratie en de daarmee verband houdende bescheiden.

3.2. Reeds in 2007 en in 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen de oud-notaris – verband houdende met de aanhoudende zorgwekkende financiële situatie van zijn kantoor en zijn privé-situatie - gevolgd door twee ambtshalve klachten van de voorzitter van de kamer in 2009. Dit heeft geleid tot een viertal uitspraken van de kamer waarbij in alle gevallen de klacht gegrond werd bevonden. Hierbij is aan de oud-notaris twee maal de maatregel van berisping opgelegd, eenmaal de maatregel van waarschuwing en eenmaal geen maatregel (in verband met een saneringsplan).

3.3. Klager heeft in 2010 opnieuw met de oud-notaris gesproken over zijn financiën, de bewaringspositie en de administratie. Klager heeft daarbij geconstateerd dat er sprake was en bleef van een ontoereikende financiële administratie, een verontrustende negatieve solvabiliteit, een verontrustende negatieve liquiditeit en bovendien een aanzienlijk negatief eigen vermogen van de notaris in privé. Dit is in strijd met de artikelen 23 en 24 Wet op het notarisambt, verder Wna, artikel 15 Verordening beroeps- en gedragsregels , verder Vbg, alsmede artikel 3 van de Administratieverordening.

Klager heeft voorts geconstateerd dat er sprake was van een uitermate verontrustende negatieve solvabiliteit van meer dan € 300.000,-. De voorlopige cijfers geven over 2009 een negatief resultaat aan van € 85.000,- en klager acht het aannemelijk dat het definitieve resultaat nog slechter zal zijn. De kortlopende schulden zijn vooralsnog becijferd op ten minste € 227.000,-. De bewaringspositie wordt periodiek afgeroomd tot vrijwel nihil en door een verkeerde betaling is er zelfs kortstondig sprake geweest van een negatieve bewaringspositie. Nu er geen zicht (meer) is op een samenwerkingsverband met een ander kantoor is een verbetering van de financiële positie vanuit de exploitatie niet aannemelijk geworden.

3.4. Klager heeft gelet op de hiervoor onder 3.3. geschetste situatie, aanleiding gezien tot het indienen van een nieuwe – de onderhavige - klacht tegen de oud-notaris waarbij tevens is verzocht om krachtens artikel 106 Wna bij wijze van ordemaatregel een onmiddellijke schorsing of andere voorlopige voorziening te treffen.

3.5. Bij beslissing van 12 april 2010 heeft de voorzitter van de kamer bij wijze van ordemaatregel de schorsing van de oud-notaris in de uitoefening van zijn ambt gelast met ingang van 13 april 2010 vanaf 12.00 uur tot de datum van de uitspraak van de kamer in onderhavige klachtzaak. Bij uitspraak van de kamer van 28 april 2010 is deze beslissing van de voorzitter van de kamer door de kamer bekrachtigd. Het verzoek van de oud-notaris tot opheffing van de schorsing krachtens artikel 106 lid 4 Wna, is door de voorzitter van de kamer bij beslissing van 29 april 2010 afgewezen.

3.6. Bij koninklijk besluit is aan de oud-notaris op zijn verzoek - met ingang van 1 juli 2010 - ontslag verleend.

3.7. Bij beslissing van 2 juli 2010 heeft de kamer de klacht van klager tegen de oud-notaris gegrond verklaard, doch heeft daarbij geoordeeld dat vanwege het ontslag van de oud-notaris niet moest worden overgegaan tot het opleggen van een maatregel.

4. Het standpunt van klager

4.1. Klager is van mening dat door de kamer terecht wordt overwogen dat een ingrijpende maatregel gepast en geboden is, maar dat vervolgens ten onrechte wordt overwogen om de oud-notaris vanwege een ingediend en ingewilligd ontslag geen maatregel op te leggen.

Artikel 98 lid 4 Wna luidt:

“Notarissen en kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn blijven aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig in het eerst lid bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.”

Het doet aan het opleggen van een maatregel niet af, dat de oud-notaris reeds op eigen initiatief zijn ontslag als notaris heeft aangevraagd en inmiddels is gedefungeerd. Het tuchtrecht heeft immers naast het opleggen van een maatregel aan de betrokken (oud-)(kandidaat-)notaris tevens als functie een uitstraling naar de beroepsgroep en de maatschappij.

Wanneer aan de oud-notaris thans geen maatregel wordt opgelegd, kan hij in de toekomst opnieuw tot notaris of waarnemer benoemd worden met alle gevolgen van dien. Mede gezien de leeftijd van de oud-notaris – ten tijde van de zitting in eerste aanleg 54 jaar – is de mogelijkheid van een opnieuw optreden in de notariële praktijk zeker niet ondenkbaar.

4.2. Naar de mening van klager is er in het geval van de oud-notaris geen sprake van een incidentele situatie maar van een structurele overtreding van de artikelen 23 en 24 Wna, artikel 15 Vbg, alsmede artikel 3 van de Administratieverordening. Er heeft een opeenvolging van klachten plaatsgevonden welke alle gegrond zijn bevonden en er lijkt bij de oud-notaris sprake van het ontbreken van enig besef dat een dergelijke situatie onacceptabel is. Omwille van de bescherming van belangen van derden en de eer en het aanzien van het notarisambt (en het vertrouwen daarin), acht klager het van groot belang dat voorkomen wordt dat de oud-notaris opnieuw als notaris of als waarnemer in de notariële praktijk actief wordt.

5. Het standpunt van de oud-notaris

5.1. De oud-notaris is van mening dat het geldende wettelijke systeem geen ruimte laat om een notaris die – eervol – ontslag heeft gekregen nadien nog uit het ambt te ontzetten. Indien nodig zou een notaris – die via een ontslag overduidelijk een maatregel heeft weten te voorkomen – immers achteraf na een uitspraak van de bevoegde instantie een aantekening kunnen krijgen dat hij niet meer als waarnemer en/of notaris werkzaam kan zijn. Volgens de oud-notaris is zijn handelen niet op zodanig grove wijze in strijd met de eer en waardigheid van het notarisambt geweest, dat hij achteraf zo’n aantekening zou moeten krijgen of zou moeten worden ontzet, zoals klager wenst. Hij heeft juist alles in het werk gesteld om zijn persoonlijke financiële situatie en de financiële positie van zijn kantoor te verbeteren. Hierbij is zijns inziens geen sprake geweest van gevaar voor benadeling van derden.

5.2. Naar de mening van de oud-notaris heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet heeft gehandeld in strijd met de eer en het aanzien van het notarisambt, gezien de door hem overlegde cijfers waaruit blijkt dat hij de beste oplossing heeft gekozen om de hoge loonkosten, de tariefsverlagingen en daarna ook nog de kredietcrisis het hoofd te bieden.

5.3. De oud-notaris voert verder aan dat hij door klager “in het verdachtenbankje” is gezet en reeds was veroordeeld door het optreden van klager nog voordat de kamer maar enig oordeel had kunnen geven. Deze handelwijze acht hij in strijd met artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens omdat er hier een verkeerde afweging is gemaakt tussen het publiek belang en het privé belang, en bovendien sprake is van strijd met de regels van een faire procesgang.

6. De beoordeling

6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen betreffende de klacht dan die vervat in de overwegingen van de uitspraak van de kamer, waarmee het hof – met uitzondering van de overweging “Aldus is een schorsing of een ontzetting uit het ambt niet meer aan de orde. Om die reden gaat de Kamer in het onderhavige geval niet over tot het opleggen van een maatregel.” - zich verenigt.

6.2. Met de kamer is ook het hof van oordeel dat de door klager tegen de oud-notaris ingediende klacht gegrond is.

6.3. Aan het door de kamer overwogene kan nog het volgende worden toegevoegd.

Het verweer van de oud-notaris dat de omstandigheden hem gedwongen hebben tot het plegen van de hem verweten handelingen en dat hij slachtoffer geworden is van onverwacht hoge loonkosten, de tariefsverlagingen en daarna ook nog de kredietcrisis, dient te worden verworpen. Door de structureel ontoereikende financiële administratie, de negatieve solvabiliteit, de negatieve liquiditeit en het aanzienlijk negatief eigen vermogen heeft de oud-notaris willens en wetens niet voldaan aan de op hem als notaris rustende wettelijke verplichtingen.

Door dit handelen en nalaten van de oud-notaris is het vertrouwen in de rechtsbedeling, in het bijzonder die welke aan het notariaat is opgedragen, in ernstige mate geschaad. En daarmee raakt dat handelen en nalaten de fundamenten van het rechtsverkeer. Het hof is van oordeel dat de oud-notaris de op hem als notaris rustende wettelijke verplichtingen te allen tijde en ongeacht de omstandigheden, waarin hij en/of zijn notariskantoor zich bevindt/bevinden, dient na te komen. Het hof acht, gelet op de aard en de ernst van de tuchtrechtelijk laakbare handelwijze van de oud-notaris, de maatregel van ontzetting uit het ambt passend en geboden.

6.4. Het verweer van de oud-notaris dat het geldende wettelijke systeem geen ruimte zou laten om een notaris die – eervol – ontslag heeft gekregen, nadien nog uit het ambt te ontzetten, wordt door het hof afgewezen.

Het hof is van oordeel dat het feit dat de oud-notaris voorafgaand aan het opleggen van een maatregel zelf om zijn ontslag heeft verzocht, geen beletsel vormt om de oud-notaris alsnog de maatregel van ontzetting uit het ambt op te leggen. Artikel 103 Wna kent een dergelijke beperking niet en bovendien komt een ontzetting uit het ambt na ontslag een zelfstandige betekenis toe aangezien een notaris die uit zijn ambt is ontzet op grond van artikel 103 lid 7 Wna niet meer tot waarnemer kan worden benoemd en dus niet meer in aanmerking kan komen voor een (nieuwe) benoeming tot notaris.

6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.

6.6. Het hiervoor overwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.

7. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de kamer voor wat betreft het niet opleggen van een maatregel;

- legt aan de notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt op, ingaande op woensdag 9 maart 2011, 00.00 uur;

- bevestigt de beslissing van de kamer voor het overige onder verbetering respectievelijk aanvulling van gronden, zoals hiervoor in de rechtsoverwegingen vermeld.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en G. Kleykamp en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 maart 2011 door de rolraadsheer.

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

Klachtzaak: 05 10 Wna

UITSPRAAK

inzake:

Het Bureau Financieel Toezicht,

gevestigd te Utrecht,

klager;

tegen:

[de oud-notaris],

notaris te [ ],

hierna te noemen de notaris.

1 Verloop van de procedure

Bij brief van 29 maart 2010 heeft klager een klacht ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Almelo, hierna te noemen de Kamer. Van de notaris is een schrijven van 27 april 2010 ontvangen. De notaris heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om schriftelijk verweer te leveren voorafgaande aan de behandeling ter zitting.

De klachtzaak is ter zitting van 11 mei 2010 behandeld. De notaris is in persoon verschenen. Klager is verschenen bij gemachtigden drs. H. Mannessen RA en mr. A.T.A. Tillema.

2 Toetsingskader

In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

Feiten

Klager, het Bureau Financieel Toezicht (BFT), heeft de wettelijke taak om toezicht te houden op de financiële positie van de notaris. Het gaat daarbij om het kantoorvermogen en om de privé situatie van de notaris.

Klager heeft in 2007 en in 2008 een klacht ingediend tegen de notaris. In 2009 is door de voorzitter van de Kamer ambtshalve een tweetal klachten ingediend tegen de notaris.

De klachten zijn bij uitspraken van 13 december 2007, 16 december 2008, 27 mei 2009 en 2 november 2009 gegrond verklaard.

Klager heeft in 2010 opnieuw met de notaris gesproken over de financiën, de bewaringspositie en de administratie. In eerdere stadia is gesproken over noodzakelijk geachte maatregelen.

De notaris en de Kamer beschikken in het kader van deze procedure onder meer over (afschriften van) de hierna genoemde stukken:

1. uitspraak van de Kamer van 13 december 2007.

2. uitspraak van de Kamer van 16 december 2008.

3. uitspraak van de Kamer van 27 mei 2009.

4. uitspraak van de Kamer van 2 november 2009.

5. gespreksverslag van 3 februari 2009, met bijlagen.

6. brief van de notaris van 23 februari 2009.

7. brief van de notaris van 25 februari 2009.

8. brief van de notaris van 13 maart 2009.

9. brief van het BFT van 17 maart 2009.

10. brief van de notaris van 29 maart 2009.

11. brief van het BFT van 13 juli 2009.

12. de verweren en overgelegde stukken in de ambtshalve ingediende klacht van 14 juli 2009.

De onderhavige klachtzaak heeft geleid tot de beslissing van de voorzitter van de Kamer van 12 april 2010, waarmee bij wijze van ordemaatregel is overgegaan tot het schorsen van de notaris in de uitoefening van het ambt van notaris. Met een tweede beslissing van 12 april 2010 is een waarnemer benoemd.

4 Standpunten

Zakelijk weergegeven en kort samengevat zijn de volgende standpunten ingenomen.

De ingediende klacht

Klager heeft aangegeven dat bij onderzoek is geconstateerd dat sprake is van een ontoereikende (financiële) administratie. In dat verband is vermeld dat sprake is van onvoldoende bewaking en incasso. Een voorziening voor incourantheid is niet getroffen. Ook is geen overzicht van de liquiditeitspositie voorhanden. De notaris verstrekt hiervoor onvoldoende informatie aan de accountant. De te betalen kosten kunnen niet worden bepaald. Betaling vindt veelal eerst plaats nadat meerdere aanmaningen zijn ontvangen of nadat sprake is van een overeengekomen betalingsregeling.

Voorts is vermeld dat er sprake is van grote achterstanden bij afdrachten van loonbelasting en omzetbelasting. Bovendien ontbreekt een toereikende loonadministratie. Daarbij is geconstateerd dat niet alle bankrekeningen in de financiële administratie zijn opgenomen. Zo ontbreekt informatie over een bankrekening van een door de notaris opgerichte Besloten Vennootschap (BV) met daarop een tijdelijk saldo.

Verder is gewezen op de omstandigheid dat de accountant van de notaris heeft aangegeven dat de vertrouwensbasis met de notaris niet meer aanwezig is. De opdracht tot het samenstellen en beoordelen van de jaarrekening 2009 van het notariskantoor is teruggegeven. Ook alle overige administratieve ondersteuning is beëindigd.

Het voorgaande leidt voor klager tot de slotsom dat niet meer wordt voldaan de vereisten van artikel 24 Wna en het bepaalde in de administratieverordening.

Voor zover het gaat om resultaat, bewaring, liquiditeit en eigen vermogen van het kantoor, wijst klager erop dat de ontoereikende financiële administratie met zich brengt dat geen exacte cijfers beschikbaar zijn inzake resultaat, liquiditeit en eigen vermogen. De voorlopige cijfers geven over 2009 een negatief (€ 85.000,=) resultaat aan en het wordt aannemelijk geacht dat het definitieve resultaat aanmerkelijk slechter zal zijn. Verder zijn de kortlopende schulden voorlopig becijferd op tenminste € 227.000,=. Klager rekent deze zeer verontrustende negatieve liquiditeitspositie de notaris aan en wijst er op dat de positie in strijd is met artikel 15, tweede lid, Verordening beroeps- en gedragsregels (Vbg) en artikel 3 van het Reglement Verslagstaten 2010.

Wel kan de bewaringspositie worden bepaald. Daarbij is aangegeven dat de bewaringspositie periodiek wordt afgeroomd tot vrijwel nihil. Door een verkeerde betaling is kortstondig sprake geweest van een negatieve bewaringspositie. Dit is in strijd met artikel 25, eerste lid, Wna en de toelichting Vbg en de toelichting behorende bij het Reglement Verslagstaten 2010.

Voor zover het gaat om het kantoorvermogen is ook sprake van een de notaris aan te rekenen uitermate verontrustende negatieve solvabiliteit van meer dan € 300.000,= , hetgeen in strijd is met artikel 15 Vbg. Bovendien is ook sprake van een negatief eigen vermogen van de notaris in priv é.

Ook is gewezen op het ontbreken van reserveringen voor het verschil tussen de verkoopopbrengst van het kantoorpand en de (lagere) fiscale boekwaarde van dit pand. Verder bestaat er geen zicht (meer) op een samenwerkingsverband met een ander kantoor. Een verbetering van de financiële positie vanuit de exploitatie wordt niet realistisch geacht.

Standpunt van de notaris

De notaris benadrukt dat hij ten onrechte als niet capabel wordt neergezet. Het gebruiken van cliëntengelden is voor de notaris onbestaanbaar. Bovendien brengt de schorsing met zich dat besprekingen over het samengaan met een ander kantoor, hetgeen tot een aanmerkelijke kostenbesparing zou leiden, niet kunnen worden afgerond. Ook het benoemen van een waarnemer schaadt de financiële continuïteit van het kantoor. Bij dit alles stelt de notaris zich op het standpunt dat de rapportage van klager sterk achter loopt bij de dagelijkse economische realiteit van de onderneming. De notaris geeft aan dat hij al vanaf 2007 doende is met het reorganiseren van het kantoor. Ook wijst de notaris op de vrijwillige verkoop van zijn woonhuis en op de verkoop van het kantoorpand. De notaris geeft verder aan dat hij nog steeds het vertrouwen heeft van zijn vroegere accountant. Ter zitting heeft de notaris uitvoerig betoogd dat hij sedert lange tijd doende is om orde op zaken te stellen. Ook heeft de notaris aangegeven dat er sprake was van mankementen in het softwarepakket van zijn boekhouding. De notaris wijst erop dat hij het BFT altijd volledige inzage heeft gegeven in zijn administratie. Van een structureel tekort schieten in de administratie is nooit sprake geweest. Door het wisselen van accountant is sprake van een tijdelijk niet bijgewerkte administratie.

5 Overwegingen

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Artikel 23, eerste lid, Wna bepaalt dat het de notaris verboden is, rechtstreeks of middellijk, handelingen te verrichten waarvan hij redelijkerwijs moet verwachten dat zij ertoe kunnen leiden, dat hij te eniger tijd niet zal kunnen voldoen aan zijn financiële verplichtingen.

In artikel 24, lid 1 en lid 2, Wna is het volgende bepaald.

1. De notaris is verplicht van zijn kantoorvermogen en van alles betreffende zijn werkzaamheden, daaronder begrepen het beheer van gelden van derden al dan niet vallend onder artikel 25, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.

2. Het in het vorige lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op het privé-vermogen van de notaris, daaronder mede begrepen het vermogen van een gemeenschap van goederen waarin hij is gehuwd.

Artikel 15 Vbg luidt als volgt.

1. Aan de notaris toevertrouwde gelden dienen te allen tijde ten volle in geldmiddelen aanwezig te zijn; de notaris moet er onmiddellijk en zonder enige beperking over kunnen beschikken. Het vorenstaande dient te blijken uit de administratievoering.

2. De notaris moet daarnaast alle kortlopende schulden, zowel zakelijk als privé, terstond kunnen betalen.

De Kamer stelt vast dat in de eerdere uitspraken (genoemd onder feiten, nrs. 1 tot en met 4) is geoordeeld, dat sprake is van een zorgwekkende ontwikkeling in de financiële situatie van het kantoor van de notaris en in het privévermogen van de notaris, waarop onvoldoende adequaat is gereageerd door de notaris. Daarbij is aangegeven dat de notaris handelt in strijd met het bepaalde in de artikelen 23 en 24 Wna en artikel 15 Vbg.

De Kamer neemt de door klager aangedragen feiten aangaande de financiële positie van de notaris als vaststaand aan. Door de notaris is op geen enkele wijze geconcretiseerd of anderszins aangetoond dat de constateringen van klager niet juist zijn. Bovendien hecht de Kamer er aan om in dit verband te benadrukken dat klager geen enkel belang heeft bij een onjuiste weergave van de bevindingen. Het is aan de notaris om niet slechts algemene beschouwingen te geven, maar om, indien er naar zijn mening sprake is van een onjuiste weergave, deze concreet te benoemen en te weerleggen. Echter, zoals al aangegeven, heeft de notaris dat nagelaten.

Naar het oordeel van de Kamer is thans gebleken dat niet alleen geen omkeer is gekomen in de negatieve ontwikkeling van de financiële positie, maar dat sprake is van een verdere verslechtering en dat zelfs door de notaris geen duidelijk inzicht kan worden gegeven in de financiële stand van zaken. Naar het oordeel van de Kamer is dit op zich al zeer verwijtbaar en klemt dit temeer in de situatie waarin van de notaris wordt verwacht dat hij de nodige maatregelen treft.

Tevens is de Kamer van oordeel dat de notaris verwijtbaar heeft gehandeld doordat in maart 2010 sprake is geweest van een negatieve bewaringspositie. Het moge zo zijn dat dit kortstondig is geweest en dat de notaris direct na de constatering tot aanzuivering is overgegaan, echter de notaris dient dit te allen tijde te voorkomen. Ook in dit verband moet worden geconstateerd dat het noodzakelijke overzicht bij de notaris ontbreekt.

Voor zover de notaris zich op het standpunt stelt dat de bevindingen van klager door de actualiteit zijn achterhaald, volgt de Kamer de notaris niet. Van een trage verwerking van informatie bij klager is op geen enkele wijze gebleken. Door de notaris is ook in dit verband niets geconcretiseerd. Bovendien is de stelling van de notaris al achterhaald door zijn mededeling ter zitting dat hij nog niet weet wat het resultaat over 2009 is en dat hij ook geen cijfers heeft over het eerste kwartaal van 2010, terwijl de wettelijk bepalingen voorschrijven dat deze cijfers op 1 mei 2010 beschikbaar moesten zijn.

Gelet op het voorgaande is de Kamer van oordeel dat de notaris heeft gehandeld en handelt op een wijze die - wederom - in strijd is met het bepaalde in artikel 23 en 24 Wna, alsmede artikel 15 Vbg.

De klacht is derhalve gegrond.

Hierop past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. In dit verband is naar het oordeel van de Kamer van belang dat geen sprake is van een incidentele situatie. De Kamer constateert dat de notaris ondanks de gegeven mogelijkheden, geen blijk geeft van inzicht in de ernst van de situatie. Voor zover dit inzicht wel bestaat is van belang dat de notaris geen enkel concreet overzicht of realistisch onderbouwde prognose geeft inzake de wijze waarop uit de financiële problematiek kan worden gekomen. Ook is, anders dan voorheen, niet meer gebleken van (door de Kamer noodzakelijk geachte) bijstand door een financieel adviseur en/of juridisch adviseur. Bovendien is de situatie bijzonder ernstig en ontbreekt het vertrouwen in de notaris omdat niet alleen sprake is van een verdere verslechtering van de financiële positie op alle fronten, maar inmiddels tevens geen inzichtelijke (financiële) administratie meer aanwezig blijkt te zijn. In dit laatste schuilt ook het niet acceptabele gevaar dat, ook al is dat ongewild door de notaris, een negatieve bewaringspositie ontstaat.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de Kamer van oordeel dat een ingrijpende maatregel gepast en geboden is. De Kamer is echter ook bekend met het feit dat de notaris zijn ontslag heeft ingediend en dat dit is ingewilligd met ingang van 1 juli 2010. Aldus is een schorsing of een ontzetting uit het ambt niet meer aan de orde. Om die reden gaat de Kamer in het onderhavige geval niet over tot het opleggen van een maatregel.

Mitsdien wordt beslist als volgt.

6 Beslissing

De Kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo

- verklaart de klacht gegrond;

- vanwege het ontslag is aan het opleggen van een maatregel niet toegekomen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, plaatsvervangend voorzitter, mr. G. van Eerden, mr. W.J. Hordijk, mr. F.M.J. Mulder en mr. G. Numan, leden en door de voorzitter in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2010.

De secretaris, De voorzitter,

Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Afschrift verzonden: 2 juli 2010


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature