Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 10/28401
Uitspraak in het geschil tussen:
X,
geboren op (…),
van Liberiaanse nationaliteit,
V-nummer: (…),
eiseres,
gemachtigde: mr. T.H.G. Schuringa, advocaat te Groningen,
en
DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL,
voorheen de Minister van Justitie/ de Staatssecretaris van Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. W. Steenstra, ambtenaar ten departemente.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. Op 4 februari 2010 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000) ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 16 juli 2010 afwijzend op de aanvraag beslist.
1.2. Op 12 augustus 2010 heeft eiseres hiertegen beroep ingesteld. Op 7 oktober 2010 zijn de gronden van beroep ingediend.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres toegezonden en haar in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 14 december 2010. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
Feiten en standpunten van partijen
2.1. Eiseres heeft ter ondersteuning van haar aanvraag van 4 februari 2010, samengevat, het volgende aangevoerd. Eiseres is afkomstig uit Monrovia in Liberia. Eiseres is in september 2009 door haar vader uitgehuwelijkt aan (…), een oudere, rijke man. (...) had al twee vrouwen. Toen (...) hoorde dat eiseres Christen was wilde hij dat zij zich zou bekeren. Eiseres mocht ook niet naar de kerk. Voorts wilde hij dat eiseres zich liet besnijden. In de kerstvakantie is eiseres met (...) en zijn eerste vrouw naar Guinee afgereisd, zogenaamd om naar de ouders van (...) te gaan, maar in werkelijkheid om eiseres te laten besnijden. In de plaats Jilla aan de grens met Guinee werd eiseres door een aantal vrouwen meegenomen naar het bos waar zij zou worden besneden. Eiseres wist te vluchten en is uiteindelijk naar een vriendin gegaan. Deze bracht eiseres in contact met een man genaamd John die eiseres kon helpen om te vluchten. Met de hulp van deze John is eiseres met het vliegtuig naar Nederland gereisd, waar zij asiel heeft aangevraagd.
2.2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van het eerste lid van artikel 31 Vw 2000 in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder f, van dat artikel. Verweerder heeft geoordeeld dat afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres, omdat zij toerekenbaar geen of onvoldoende reisdocumenten dan wel andere bescheiden, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag heeft overgelegd. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat eiseres niet in staat is gebleken om gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen omtrent de reisroute te geven. Eiseres weet niet met welke vliegtuigmaatschappij zij heeft gevlogen, zij kent niet de vluchtnummers en stoelnummers, ze kent niet de kleuren van de vliegtuigen of van de uniformen van de bemanning, ze weet niet op welk tijdstip de tussenlanding in Abidjan in Ivoorkust is geweest en ze kent niet de nationaliteit van de reisagent. Voorts heeft verweerder een aantal elementen uit het asielrelaas opgesomd, op basis waarvan is geoordeeld dat het relaas de vereiste positieve overtuigingskracht mist. Eiseres heeft tegenstrijdige, wisselende en bevreemdingwekkende verklaringen afgelegd over haar problemen met (...), bijvoorbeeld over de datum waarop zij bij (...) is gaan wonen, over de personen die met haar naar Jilla zijn afgereisd en over de gebeurtenissen in het bos waar eiseres zou worden besneden. Eiseres heeft deze tegenstrijdigheden in haar zienswijze op het voornemen van verweerder om haar aanvraag af te wijzen niet weg kunnen nemen. Eiseres heeft er nog op gewezen dat zij de diverse tolken tijdens de gehoren niet goed heeft kunnen verstaan, maar verweerder is uit de verslagen van de gehoren niet anders gebleken dan dat eiseres heeft aangegeven de tolken goed te kunnen verstaan en begrijpen. Verweerder is voorts niet gebleken dat eiseres vanwege haar gezondheidstoestand niet in staat is geweest te worden gehoord. Verweerder is uit de verslagen van de gehoren niet anders gebleken dan dat eiseres in staat is geweest te worden gehoord. Verweerder acht het relaas daarom ongeloofwaardig.
2.3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij onder zeer grote stress naar Nederland is gereisd en voorts dat zij tijdens de reis ziek was. Om die reden was eiseres niet in staat gedetailleerde verklaringen af te leggen over haar reis naar Nederland. Eiseres heeft er voorts op gewezen dat zij meerdere malen heeft aangegeven de tolk niet goed te kunnen verstaan en heeft gevraagd om een tolk die het Engels uit Liberia spreekt. Uit de verslagen van de gehoren blijkt ook van de communicatieproblemen tussen eiseres en de ingeschakelde tolken.
Het is dus zeer goed mogelijk dat de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres het gevolg zijn geweest van bedoelde communicatieproblemen met de tolken. Eiseres heeft voorts in de diverse door haar ingediende correcties en aanvullingen op de gehoren de diverse door verweerder genoemde tegenstrijdigheden weggenomen. Verweerder geeft in zijn bestreden besluit niet duidelijk aan op grond van welke elementen uit het relaas van eiseres hij nog van mening is dat eiseres vage en bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd. Eiseres blijft van mening dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat zij zich tijdens de gehoren niet fit voelde en dit destijds ook heeft verwoord. Verweerder heeft zijn bestreden besluit naar de mening van eiseres dan ook onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.
Beoordeling van het beroep
2.4. Ingevolge artikel 31, eerste lid, Vw 2000, wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlenen vormen. Het is derhalve aan de vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover verweerder aannemelijk te maken. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van dit artikel, wordt bij het onderzoek naar de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2.5. Niet in geschil is dat eiseres ter staving van haar aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden heeft overgelegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van haar aanvraag. Waar het betreft de identiteitspapieren merkt de rechtbank op dat dit eiseres ook niet is tegengeworpen. Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij geen reisdocumenten heeft overgelegd en voorts dat zij geen consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaringen over de reis heeft verstrekt.
2.6. Nu eiseres geen documenten inzake de reisroute heeft overgelegd is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij daadwerkelijk op de gestelde wijze heeft gereisd. Dit bewijs kan alsnog worden geleverd door consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaringen over de reis te verstrekken. Verweerder heeft echter in redelijkheid kunnen oordelen dat de verklaringen die eiseres over de reisroute heeft afgelegd niet aan deze eisen voldoen. Het vorenstaande doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
2.7. In het licht van het voorgaande dient, volgens het door verweerder op grond van artikel 31 Vw 2000 gevoerde beleid, het relaas niet alleen consistent en niet onaannemelijk te zijn, doch mogen daarin ook geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.
2.8. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 27 januari 2003 in zaak nr. 200206297/1, AB 2003, 286), behoort de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door de asielzoeker in zijn asielrelaas naar voren gebrachte feiten tot de verantwoordelijkheid van verweerder en kan die beoordeling slechts terughoudend worden getoetst. De maatstaf bij die te verrichten toetsing is niet het eigen oordeel van de rechter over de geloofwaardigheid van het relaas, maar de vraag of grond bestaat voor het oordeel dat verweerder, gelet op de motivering neergelegd in het voornemen en het bestreden besluit, bezien in het licht van de verslagen van de gehouden gehoren, de daarop aangebrachte correcties en aanvullingen en het gestelde in de zienswijze, niet in redelijkheid tot zijn oordeel over de geloofwaardigheid van het relaas kon komen. Dit laat onverlet dat de rechter de besluitvorming aan de eisen van met name zorgvuldigheid en motivering die het recht daaraan stelt moet toetsen.
2.9. In de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, hoofdstuk C14/3.3, heeft verweerder als beleid neergelegd dat het relaas in beginsel geloofwaardig wordt bevonden, indien de asielzoeker op alle vragen zo volledig mogelijke heeft geantwoord, het relaas innerlijk consistent en niet onaannemelijk is en strookt met wat er over de algemene situatie in het land van herkomst bekend is.
2.10. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat het asielrelaas van eiseres een aantal tegenstrijdigheden bevat, welke tegenstrijdigheden eiseres niet heeft kunnen wegnemen.
Waar het dit standpunt betreft overweegt de rechtbank als volgt.
2.11. Eiseres heeft allereerst aangevoerd dat zij de diverse tolken tijdens de gehoren niet goed heeft kunnen verstaan. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat hem uit de verslagen van de gehoren niet anders is gebleken dan dat eiseres heeft aangegeven de tolken goed te kunnen verstaan en begrijpen. De rechtbank kan zich met dit standpunt van verweerder niet verenigen. Zij overweegt daartoe dat haar uit het verslag van het eerste gehoor is gebleken dat eiseres tijdens dat gehoor al heeft aangegeven problemen te hebben met het verstaan en begrijpen van de tolk. Voorts is al in een vroeg stadium aangegeven dat eiseres wenst te worden gehoord door een tolk die Engels spreekt zoals het in Liberia wordt gesproken. Ook het verslag van het nader gehoor van 9 februari 2010 bevat aanwijzingen van de communicatieproblemen tussen eiseres en de tolk. Het verslag bevat woorden waarvan eiseres kort na het horen al heeft aangegeven dat deze onjuist zijn vertaald. Voorts blijkt uit het verslag van het nader gehoor dat ook de gehoorambtenaar tijdens dat gesprek het idee had dat eiseres en de tolk elkaar niet goed konden verstaan. Alhoewel deze problemen op zichzelf onvoldoende zijn voor het oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid, acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat deze communicatieproblemen een rol hebben gespeeld waar het betreft de door verweerder gestelde tegenstrijdigheden in het asielrelaas van eiseres.
2.12. Verweerder heeft aangevoerd dat eiseres tegenstrijdige, wisselende en bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd over de datum waarop zij bij (...) is gaan wonen. Verweerder heeft gesteld dat eiseres aanvankelijk verklaringen heeft afgelegd waaruit blijkt dat zij in de eerste week van september 2009 bij (...) is ingetrokken om vervolgens te verklaren dat zij op 20 september 2009 bij (...) is gaan wonen. Eiseres heeft, in de correcties en aanvullingen op de gehoren en in haar zienswijze, uiteengezet dat zij niet heeft verklaard dat zij in de eerste week van september 2009 bij (...) is gaan wonen, maar dat zij heeft verklaard dat zij het eerste weekend waarin zij bij (...) woonde van (...) niet naar de kerk mocht gaan.
Eiseres heeft gesteld dat zij nimmer heeft verklaard dat zij in de eerste week van september 2009 bij (...) is gaan wonen. In zijn thans bestreden besluit heeft verweerder gesteld, naar aanleiding van voormelde uiteenzetting van eiseres, dat eiseres de door hem geconstateerde tegenstrijdigheden niet weg heeft kunnen nemen. De rechtbank acht deze motivering van verweerder onvoldoende. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt, ook niet op de zitting, waarom hij, ondanks voormelde nadere uiteenzetting van eiseres, nog van mening is dat hetgeen eiseres heeft verklaard over de datum waarop zij bij (...) is gaan wonen nog tegenstrijdigheden bevat.
2.13. Verweerder heeft verder aangevoerd dat eiseres tegenstrijdige en wisselende verklaringen heeft afgelegd over de personen die met haar naar Jilla zijn afgereisd. Eiser heeft tijdens het nader gehoor van 9 februari 2009 aanvankelijk verklaard dat zij met (...) en (…) (zijn tweede vrouw) naar Jilla is afgereisd en later dat zij met (...) en (…) (zijn eerste vrouw) is afgereisd, aldus verweerder. De rechtbank is uit het verslag van het nader gehoor niet anders gebleken dan dat eiseres haar verklaring dat zij met (...) en (…) is afgereisd tijdens hetzelfde gehoor en bijna direct (drie vragen later) al heeft rechtgezet. De rechtbank merkt daarbij nog op dat uit hetzelfde verslag blijkt dat de bij het gehoor aanwezige medewerkster van VWN tijdens dat gehoor heeft verklaard: “U stelde de vraag dat betrokkene heeft verklaard dat zij met (…) is vertrokken. Ik heb op pagina 2 staan dat het (…) en (...) waren en dat (…) thuis bleef.” Ook op dit onderdeel is verweerder blijven vasthouden aan zijn stelling dat eiseres tegenstrijdig verklaringen heeft afgelegd en dat zij deze niet heeft kunnen wegnemen. Ook deze motivering van verweerder acht de rechtbank onvoldoende.
2.14. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat eiseres tegenstrijdige, wisselende en bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd over hetgeen in het bos waar eiseres zou worden besneden is gebeurd. Eiseres heeft volgens verweerder wisselend verklaard over het aantal meisjes dat met eiseres naar het bos werd gebracht en over het aantal vrouwen dat de meisjes begeleidden. Voorts heeft het verweerder bevreemd dat eiseres kon ontsnappen, terwijl er blijkens de verklaringen van eiseres, 10 begeleidsters in het bos aanwezig waren. Eiseres heeft in de aanvullingen en correcties en in haar zienswijze aangegeven hoeveel meisjes met haar in het bos waren en hoeveel begeleidsters er waren. Als verklaring voor het feit dat zij kon ontsnappen heeft eiseres gewezen op de consternatie die ontstond toen één van de meisjes die besneden werd gereanimeerd moest worden. De rechtbank acht deze verklaring van eiseres niet onaannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook op dit onderdeel onvoldoende gemotiveerd waarom geen waarde gehecht kan worden aan hetgeen eiseres in haar correcties en aanvullingen en haar zienswijze ter verduidelijking van hetgeen zij heeft verklaard over haar verblijf in het bos. In dat verband wijst de rechtbank er op dat waar het de verklaringen van eiseres over haar verblijf in het bos betreft de communicatieproblemen tussen eiseres en de tolk een rol lijken te hebben gespeeld. In het verslag van het nader gehoor staat dat eiseres kon ontsnappen omdat één van de meisjes een “borstcompressie” kreeg. Voorts meldt het verslag dat eiseres met een aantal “kennissen” naar het bos werd gebracht om te worden besneden. In haar correcties en aanvullingen op dit gehoor heeft eiseres gewezen op het feit dat sommige zaken die zij heeft verklaard onjuist zijn vertaald. De rechtbank is niet gebleken dat verweerder bij zijn oordeel dat eiseres tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over haar verblijf in het bos op enigerlei wijze de communicatieproblemen heeft meegewogen.
2.15. Verweerder heeft ten slotte op de zitting nog aangevoerd de verklaring van eiseres dat (...) in september 2009 over besnijdenis is begonnen en uiteindelijk pas in december 2009 daartoe iets heeft ondernomen bevreemdingwekkend te achten. De rechtbank merkt daarover op dat verweerder dit standpunt in zijn thans bestreden besluit niet heeft opgenomen. Onduidelijk is dan ook of deze verklaring van eiseres haar nu wel of niet wordt tegengeworpen. Ook in zoverre acht de rechtbank het bestreden besluit van eiseres onvoldoende gemotiveerd.
2.16. Alles bijeengenomen concludeert de rechtbank dat eiseres, in de correcties op de gehoren en in de zienswijze op het voornemen van verweerder om de aanvraag van eiseres af te wijzen, gedetailleerd is ingegaan op de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden en steeds met reacties op de vermeende tegenstrijdigheden is gekomen, waarvan verweerder onvoldoende heeft kunnen aangeven dat en waarom deze niet plausibel zouden zijn.
2.17. Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat het standpunt van verweerder dat de verklaringen van eiseres, afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, positieve overtuigingskracht missen niet deugdelijk is gemotiveerd.
2.18. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht .
2.19. De rechtbank acht verder termen aanwezig verweerder op de voet van artikel 8:75, eerste lid Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.
Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt de rechtbank de kosten in beroep op € 874,00.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen 12 weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, welke zijn vastgesteld op
€ 874,00.
Aldus gegeven door mr. G. Laman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H. Siebers als griffier op 3 maart 2011.
de griffier de rechter
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift, in aanvulling op de vereisten gesteld in artikel 6:5 Algemene wet bestuursrecht , één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Afschrift verzonden op: