Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 216624 / HA ZA 10-1907
Vonnis in verzet van 12 januari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUONELL B.V.,
gevestigd te Maarheeze gemeente Cranendonck,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B. van der Horst te Maarheeze
tegen
de vennootschap naar Deens recht
SENSORLINE APS,
gevestigd te Vedbaek gemeente Rudersdal Denemarken,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.J.G. Abeln te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Duonell en Sensorline genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door deze rechtbank op 9 juni 2010 tussen Duonell en Sensorline bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer 203181 / HA ZA 09-2740
- de verzetdagvaarding (aan te merken als de conclusie van antwoord), tevens houdende preliminair verweer en incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid
- de conclusie van antwoord in het incident tevens houdende preliminaire verweren en akte overlegging producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald ten aanzien van de preliminaire verweren en in het incident.
2. Het geschil in verzet
2.1. Sensorline vordert dat de rechtbank haar zal ontheffen van de veroordeling, tegen haar uitgesproken bij het vonnis van deze rechtbank op 9 juni 2010 tussen Duonell als eiseres en Sensorline als gedaagde gewezen en primair zich onbevoegd te verklaren met betrekking tot alle vorderingen van Duonell, subsidiair de nietigheid uit te spreken van het betekende exploot van dagvaarding, met niet-ontvankelijk verklaring van Duonell in haar vorderingen en meer subsidiair deze vorderingen aan Duonell alsnog te ontzeggen.
2.2. Duonell voert in de incidentele procedure een aantal preliminaire verweren.
2.3. De rechtbank dient eerst in te gaan op de preliminaire verweren (waaronder ook het verweer van Sensorline dat de inleidende dagvaarding nietig is althans dat Duonell niet-ontvankelijk is) alvorens zij toekomt aan de vraag of zij bevoegd is tot kennisneming van de vorderingen van Duonell.
3. De preliminaire verweren van Duonell
3.1. Duonell is van mening dat de verzetdagvaarding nietig moet worden verklaard, omdat in het petitum en in de rest van de dagvaarding de precieze aanduiding (zaak- en rolnummer) ontbreekt van het vonnis waarvan Sensorline ontheffing vordert. Aldus is het exploit niet, althans niet voldoende, bepaalbaar. Dit is een substantieel gebrek als bedoeld in artikel 65 Rv aldus Duonell.
3.2. De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 66 Rv. brengt de niet-naleving van voorschriften met betrekking tot de betekening /inhoud van exploten slechts nietigheid mee voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd door het gebrek onredelijk is benadeeld. Bij de rechtbank is slechts één zaak bekend waarin op 9 juni 2010 vonnis is gewezen tussen Duonell als eiseres en Sensorline als gedaagde. Uit de overige verweren van Duonell blijkt dat zij weet op welk vonnis de vordering in verzet van Sensorline betrekking heeft, zodat zij niet onredelijk is benadeeld door het ontbreken van zaak- en rolnummer in de verzetdagvaarding. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer van Duonell.
3.3. Duonell voert aan dat Sensorline niet in verzet kan komen, aangezien ten onrechte verstek is verleend. Sensorline heeft zich immers op 20 april 2010 bij de (verkeerde) Nederlandse rechtbank gemeld. Het vonnis dient als vonnis op tegenspraak te worden beschouwd, waartegen hoger beroep had moeten worden ingesteld.
3.4. De rechtbank is van oordeel dat de door Duonell overgelegde brief van de Deense raadsman van Sensorline aan de rechtbank Amsterdam van 20 april 2010 niet kan worden beschouwd als een verschijning in rechte. Verschijning in een civiele procedure dient ingevolge artikel 79 lid 2 Rv immers plaats te vinden door een advocaat, waarmee blijkens artikel 1 van de Advocatenwet wordt bedoeld een in Nederland op het tableau van advocaten ingeschreven advocaat. Zelfs als bedoelde brief aan de rechtbank ’s-Hertogenbosch zou zijn gericht, zou deze brief niet zijn beschouwd als een verschijning in rechte van Sensorline. De rechtbank constateert (andermaal) dat zich op de inleidende dagvaarding geen advocaat voor Sensorline heeft gesteld. Derhalve betreft het vonnis geen vonnis op tegenspraak. Dit verweer van Duonell wordt daarom eveneens verworpen.
3.5. Duonell voert aan dat Sensorline niet meer in verzet kan komen, aangezien zij op 16 juni 2010 gedeeltelijk uitvoering heeft gegeven aan het vonnis door opgave te doen van de verkopen en aanwezigheid van het aantal inbreukmakende producten in Nederland, België en Luxemburg. Sensorline heeft hiermee ondubbelzinnig de houding van berusting aangenomen, althans op de punten van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten van Duonell. Subsidiair is Duonell van mening dat Sensorline niet meer in verzet kan komen omdat de fictie van voltooide tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 144 onder c Rv van toepassing is. Door de afgifte van de verklaring door Sensorline moet het vonnis op dat punt geacht worden ten uitvoer te zijn gelegd, aldus Duonell.
3.6. De rechtbank overweegt het volgende. In de door Duonell overgelegde “verklaring” van Sensorline van 16 juni 2010 ontkent Sensorline dat sprake is van verkopen en aanwezigheid van inbreukmakende producten. Deze verklaring valt naar het oordeel van de rechtbank geenszins te beschouwen als berusting van Sensorline in het vonnis. Gelet op artikel 143 lid 3 Rv van gt de termijn waarbinnen Sensorline verzet moest doen aan op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd. Artikel 144 Rv geeft slechts een aantal gevallen waarin het vonnis geacht moet worden te zijn ten uitvoer gelegd. Als de verklaring van 16 juni 2010 moet worden beschouwd als tenuitvoerlegging van het vonnis is op die dag de termijn van acht weken aangevangen waarbinnen Sensorline als buitenlandse gedaagde verzet kon doen. Het verzet is op 9 juli 2010, derhalve tijdig gedaan. De rechtbank verwerpt dan ook de stelling van Duonell dat Sensorline niet meer in verzet kan komen.
4. Het preliminaire verweer van Sensorline
4.1. Sensorline is van mening dat de inleidende dagvaarding nietig moet worden verklaard althans dat Duonell niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen. Sensorline voert daaromtrent het volgende aan. Zij is gevestigd en houdt kantoor in Denemarken en zij heeft geen vestiging te Nederland. De betekening van de dagvaarding diende daarom plaats te hebben conform artikel 56 Rv . jo. artikel 8 Herziene EG-betekeningsverordening. De taal van de Europese Lidstaat Denemarken is Deens. Sensorline heeft geweigerd het eerst alleen in het Nederlands gestelde exploot in ontvangst te nemen. Sensorline heeft ook geweigerd het exploot, vergezeld van een Engelse vertaling , in ontvangst te nemen, aangezien dit geen taal is die zij begrijpt in de zin van de Herziene EG-betekeningsverordening. Zij heeft zich weliswaar in de correspondentie met Duonell bediend van het Engels, maar uit die correspondentie blijkt dat haar beheersing van het Engels zeer onvolkomen is. Sensorline begrijpt de Engelse taal onvoldoende om de inhoud van een in die taal vertaalde “internationale” dagvaarding in een gecompliceerde zaak als de onderhavige wezenlijk en in alle onderdelen te begrijpen. De strekking van artikel 8 Herziene EG-betekeningsverordening is de bescherming van de ge ëxploteerde, in die zin dat hij in staat moet worden gesteld de dagvaarding integraal en volledig te begrijpen en niet (deels) naar de inhoud daarvan te hoeven gissen, zodat hij zich aldus naar behoren kan voorbereiden op een deugdelijke verdediging tegen de daarin vervatte vorderingen.
De advocaat van Duonell heeft voorts geweigerd aan de raadsman van Sensorline een kopie te verstrekken van de betekende dagvaarding en van de daarbij behorende producties. Sensorline is daardoor tot heden toe verstoken gebleven van de mogelijkheid om kennis te nemen van de inhoud van de dagvaarding zoals die is betekend en van de producties. Zij moet haar verweer daarom baseren op een concept van de dagvaarding in de Nederlandse taal, dat de advocaat van Duonell haar in het verleden heeft doen toekomen. Sensorline kan niet vaststellen of en in hoeverre de tekst daarvan overeenkomt met de inhoud van de betekende dagvaarding. Haar is ten onrechte de mogelijkheid onthouden zich op een redelijke wijze tegen de vorderingen te verweren. Sensorline meent dat de vorderingen reeds om deze reden dienen te worden afgewezen.
4.2. Duonell voert aan dat de dagvaarding bij herhaling is betekend bij Sensorline en dat Sensorline niet bereid bleek domicilie te kiezen bij haar Nederlandse advocaat. Het feit dat de advocaat van Sensorline niet over de betekende dagvaarding beschikt is niet aan Duonell te wijten, aldus Duonell.
4.3. De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 8 lid 1 Herziene EG-betekeningsverordening kan degene voor wie het stuk is bestemd weigeren het stuk waarvan betekening moet worden verricht in ontvangst te nemen op het ogenblik van de betekening, indien het niet is gesteld in of niet vergezeld gaat van een vertaling in een taal die hij begrijpt of (één van) de officiële ta(a)l(en) van de aangezochte lidstaat. Blijkens punt 10 van de considerans van de Herziene EG-betekeningsverordening moet de mogelijkheid de betekening of kennisgeving van stukken te weigeren, tot buitengewone gevallen worden beperkt, teneinde de doeltreffendheid van de verordening te waarborgen. Derhalve moet niet te snel worden aangenomen dat Sensorline de dagvaarding terecht heeft geweigerd, maar moet sprake zijn van een buitengewoon geval.
Het Hof van Justitie EG (HvJEG) heeft in zijn arrest van 8 mei 2008 (NJ 2009/69) een aantal vragen beantwoord met betrekking tot de uitleg van artikel 8 lid 1 EG Betekeningsverordening nr. 1348 /2000. Artikel 8 lid 1 is in de Herziene EG-betekeningsverordening enigszins gewijzigd, maar de overwegingen van het HvJEG in genoemd arrest hebben hun betekenis niet verloren voor de beantwoording van de vragen hoe in de onderhavige zaak artikel 8 lid 1 Herziene EG-betekeningsverordening moet worden begrepen en of Sensorline al dan niet terecht de van een Engelse vertaling vergezeld gaande dagvaarding heeft geweigerd.
Gelet op de overwegingen van het HvJEG in genoemd arrest dient de rechtbank te onderzoeken of Sensorline de taal waarin de inleidende dagvaarding is gesteld zodanig begrijpt, dat zij, indien zij de dagvaarding niet zou hebben geweigerd, aan de hand van de dagvaarding in staat zou zijn geweest in Nederland haar rechten geldend te maken en met name het voorwerp en de grond van de tegen haar ingestelde vordering te achterhalen en te begrijpen dat er een gerechtelijke procedure is ingeleid. De rechtbank dient daarbij alle door Duonell verstrekte aanwijzingen te onderzoeken.
De rechtbank heeft (en had toen verstek werd verleend) aanwijzingen dat Sensorline de Engelse taal begrijpt, gelet op de met stukken onderbouwde stelling van Duonell dat partijen steeds in het Engels hebben gecorrespondeerd. Weliswaar is voor het voeren van correspondentie niet zo een diepgaande kennis van een taal vereist als voor het voeren van verweer in rechte, maar het gaat er niet om dat Sensorline zelf eventuele juridische termen in extenso begrijpt en zelf het verweer zou moeten kunnen voeren. Het gaat erom of zij de (in het Engels vertaalde) dagvaarding in zoverre kon begrijpen dat zij met zekerheid kon vaststellen wat het voorwerp en de grond van de vordering van Duonell was en kon begrijpen dat zij werd uitgenodigd om in rechte te verschijnen, teneinde haar rechten geldend te maken. Bij de beantwoording van die vraag dient de rechtbank overeenkomstig het gelijkwaardigheidsbeginsel uit te gaan van de mate waarin een met Sensorline vergelijkbare justitiabele die woonachtig is in Nederland een in het Engels gestelde dagvaarding kan begrijpen. Naar het oordeel van de rechtbank moet een justitiabele die in staat is een zakelijke correspondentie in de Engelse taal te voeren geacht worden in staat te zijn een in het Engels gestelde dagvaarding in vorenstaande zin te begrijpen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Sensorline de in het Engels gestelde dagvaarding onterecht geweigerd. De betekening is derhalve geschied overeenkomstig artikel 56 Rv. jo. artikel 8 lid 1 Herziene EG-betekeningsverordening. Er bestaat op deze grond geen aanleiding om de inleidende dagvaarding nietig te verklaren of Duonell niet-ontvankelijk te verklaren.
4.4. Duonell erkent kennelijk dat zij de dagvaarding zoals die is betekend en de producties niet aan de advocaat van Sensorline heeft willen verstrekken. De rechtbank constateert dat het door Sensorline in het geding gebrachte concept van de dagvaarding waarover zij beschikt afwijkt van de dagvaarding zoals die is betekend en waarover zij niet beschikt. Aldus is Sensorline niet in staat zich op een redelijke wijze tegen de vorderingen te verweren. De rechtbank acht dit echter geen reden om de dagvaarding nietig te verklaren of Duonell niet-ontvankelijk te verklaren noch om de vorderingen af te wijzen. De zaak zal naar de rol worden verwezen, opdat Duonell alsnog de dagvaarding zoals deze is betekend, de Engelse vertaling daarvan en de producties aan Sensorline zal verstrekken, waarna Sensorline zonodig haar stellingen kan aanpassen aan de dagvaarding, zoals deze is betekend.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 26 januari 2011, opdat Duonell alsnog de dagvaarding zoals deze is betekend, de Engelse vertaling daarvan en de producties aan Sensorline zal verstrekken, waarna Sensorline op de rol van vier weken daarna zonodig haar stellingen kan aanpassen aan de dagvaarding, zoals deze is betekend.
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2011.