Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Terugbetaling van debetsaldo bij VisaCard.

Ontbreken van handtekening op limietverhoging heeft niet tot gevolg dat het negatieve saldo niet aangevuld behoeft te worden.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDELBURG

" \* MERGEFORMAT

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 69207 / HA ZA 09-438

Vonnis van 29 september 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V.,

handelend onder de naam VISA CARD SERVICES,

gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Diemen,

eiseres,

advocaat: mr. J. van Londen te Rotterdam,

tegen

[gedaagde],

wonende te Ossenisse, gemeente Hulst,

gedaagde,

advocaat: mr. R.M.A. Lensen te Terneuzen.

Partijen zullen hierna ICS en [gedaagde] genoemd worden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 28 oktober 2009;

- het proces-verbaal van comparitie van 12 januari 2010;

- de conclusie van repliek;

- de conclusie van dupliek.

De zaak is vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer.

De feiten

ICS was tot 1 juli 2002 genaamd VSB International B.V., handelend onder de naam Visa Card Services (hierna: VSB).

Het geschil

ICS vordert [gedaagde] te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 8.468,11, te vermeerderen met de contractuele rente, althans de wettelijke rente, over € 8.354,35 vanaf 9 juli 2009, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.

ICS stelt dat sedert 20 september 2000 een creditcardovereenkomst tussen (de rechtsvoorgangster van) ICS en [gedaagde] bestaat. In de tussentijd hebben in ieder geval twee ophogingen van de kredietlimiet plaatsgevonden, waarbij de laatste overeenkomst een kredietlimiet van € 6.634,00 bevat. [gedaagde] is ernstig in gebreke gebleven met de voldoening van de maandelijkse termijnen. ICS heeft [gedaagde] aangemaand en in gebreke gesteld, maar [gedaagde] is niet tot (volledige) betaling overgegaan. Het debetsaldo per 10 juni 2009 bedraagt € 8.354,35. ICS maakt op grond van de algemene voorwaarden aanspraak op het restantverschuldigde en op de contractuele rente vanaf 11 juni 2009.

[gedaagde] voert als verweer het volgende aan.

Primair dient ICS niet ontvankelijk te worden verklaard. ICS heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt van een overeenkomst tussen partijen. [gedaagde] betwist ten stelligste dat de handtekeningen op de stukken betreffende de ophoging van de kredietlimiet van hem zijn.

Subsidiair betwist [gedaagde] de gevorderde hoofdsom. [gedaagde] heeft de Visa Card de laatste jaren niet meer gebruikt. Hij heeft dit telefonisch besproken met de uitgevende instelling. Hem is geadviseerd de creditcard in vier stukken te knippen, wat hij ook heeft gedaan. [gedaagde] heeft de Visa Card nooit gebruikt om geld op te nemen. Mogelijk is sprake van skimming of van een verkeerde administratie. Voorts betwist [gedaagde] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, zodat geen contractuele rente verschuldigd is.

De beoordeling

Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij in het geheel geen contractuele relatie met ICS is aangegaan. ICS heeft, ter onderbouwing van de stelling dat de eerste overeenkomst dateert van 2000, een door [gedaagde] op 16 september 2000 ondertekend ‘Aanvraagformulier voor The World Card van Visa’ in het geding gebracht. [gedaagde] heeft aangevoerd dat dit aanvraagformulier geen omschrijving geeft van de rechtspersoon die het aanvraagformulier heeft uitgegeven of van de rechtspersoon aan wie het aanvraagformulier is gericht. De rechtbank constateert dat op dit formulier tweemaal de naam Visa Card Services staat vermeld. Vast staat dat VSB destijds handelde en ICS thans handelt onder deze naam. Gelet hierop heeft [gedaagde], die niet heeft ontkend dat hij het betreffende aanvraagformulier heeft ondertekend, zijn verweer op dit punt onvoldoende onderbouwd. Dat geldt temeer nu [gedaagde] heeft erkend in 2000, op grond van een overeenkomst met ‘Visa’, een Visa Card met een limiet van fl. 1.500,00 te hebben gekregen. Derhalve staat vast dat partijen in 2000 een creditcardovereenkomst zijn aangegaan.

[gedaagde] heeft voorts uitdrukkelijk betwist dat de handtekeningen onder de ophogingen van de kredietlimiet van hem zijn. De rechtbank passeert dit verweer. Of de ophogingen van de kredietlimiet wel of niet zijn overeengekomen, doet niet af aan de verplichting van [gedaagde] om, op grond van de bestaande creditcardovereenkomst, aan ICS terug te betalen hetgeen aan krediet, ook boven de kredietlimiet, is opgenomen.

Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag welk bedrag [gedaagde] aan ICS verschuldigd is. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de Visa Card de laatste jaren niet meer heeft gebruikt en deze nooit heeft gebruikt om geld op te nemen. ICS heeft erop gewezen dat gedurende de gehele contractuele relatie automatische incasso’s vanaf het rekeningnummer 33.00.37.641 op naam van [gedaagde] hebben plaatsgevonden. Voorts zou ICS vanaf juli 2008, onder meer via de werkgever van [gedaagde], [gedaagde] hebben aangemaand om de achterstand aan te zuiveren, waarop zij een aantal betalingen heeft ontvangen: één betaling afkomstig van de werkgever van [gedaagde] onder vermelding van ‘[gedaagde]’, en twee betalingen afkomstig van het rekeningnummer 0136691730 op naam van [gedaagde] e/o. [gedaagde] heeft niet weersproken dat deze incasso’s en betalingen hebben plaatsgevonden. Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] (steeds) met de schuld op de creditcard bekend was dan wel bekend had kunnen zijn. Van omstandigheden op grond waarvan [gedaagde] desondanks niet voor het kredietsaldo aansprakelijk kan worden gehouden, is niet gebleken. Dat [gedaagde] nooit naar zijn bankafschriften kijkt, zoals hij ter comparitie heeft verklaard, is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. De omstandigheid dat [gedaagde] nooit geld met de Visa Card zou hebben opgenomen – wat daarvan ook zij – ontslaat hem als houder van de Visa Card niet van de verplichting om het opgenomen krediet terug te betalen. Immers, hoewel hij van de ontwikkeling van de schuld op de hoogte was, althans had kunnen zijn, is niet gesteld of gebleken dat hij hierover bij ICS heeft geklaagd of is overgegaan tot beëindiging van de kredietovereenkomst. Daarbij geldt dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door ICS, niet is komen vast te staan dat [gedaagde] zijn Visa Card op advies van ICS in vieren heeft geknipt. De door [gedaagde] genoemde alternatieve verklaringen voor de geldopnames zijn slechts als mogelijkheden gepresenteerd en zijn zonder onderbouwing, die ontbreekt, niet aannemelijk.

Als toelichting op de hoofdsom heeft ICS alle overzichten over de jaren 2001 tot en met 2009 van de betreffende Visa-rekening in het geding gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ICS hiermee, anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, haar vordering voldoende inzichtelijk gemaakt.

Ten aanzien van de gevorderde contractuele rente, welke deel uitmaakt van de hoofdsom van € 8.354,35 en vanaf 11 juni 2009 apart wordt gevorderd, overweegt de rechtbank als volgt. ICS heeft de rente berekend op grond van artikel 8.4 van de Algemene Voorwaarden Visa Card. Daarin is bepaald dat de hoogte van de rente steeds gelijk is aan het maximum toegestane percentage zoals vastgelegd in artikel 4 van het Besluit kredietvergoeding , wat neerkomt op de wettelijke rente verhoogd met 12 procentpunten. Volgens ICS golden deze algemene voorwaarden ten tijde van de eerste overeenkomst. [gedaagde] heeft de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden bij conclusie van dupliek betwist. Naar het oordeel van de rechtbank handelt [gedaagde] hiermee in strijd met een goede procesorde. Doordat hij dit verweer eerst bij de allerlaatste gelegenheid heeft gevoerd, heeft ICS hierop niet meer kunnen reageren. Niet gebleken is dat hij niet eerder, bij conclusie van antwoord of ter comparitie, hierop een beroep had kunnen doen. Derhalve passeert de rechtbank het verweer dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn.

Op grond van het bovenstaande zal de vordering van ICS ten aanzien van zowel de hoofdsom als de contractuele rente worden toegewezen. De rechtbank zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. De kosten aan de zijde van ICS worden begroot op:

- vast recht

- dagvaardingsexploot

- salaris advocaat

313,00

89,25

1.152,00

(3,0 punten * tarief I à € 384,00)

totaal

1.554,25

De door ICS gevorderde nakosten zijn toewijsbaar en zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

De beslissing

De rechtbank

- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ICS van € 8.468,11, vermeerderd met de contractuele rente – zijnde de wettelijke rente verhoogd met 12 procentpunten – over

€ 8.354,35 vanaf 9 juli 2009 tot aan de dag van algehele voldoening;

- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ICS tot op heden begroot op € 1.554,25;

- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

- veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 131,00 indien [gedaagde] binnen 14 dagen na uitspraak van dit vonnis betaalt, en op € 199,00 indien betekening na die 14 dagen heeft plaatsgevonden;

- wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mrs. M.M. Steenbeek, H.A. Witsiers en M.L. Ruiter en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature