Uitspraak
201003226/1/H2 en 201003228/1/H2.
Datum uitspraak: 22 december 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CZ Zorgkantoor B.V., gevestigd te Tilburg,
appellante,
en
het College voor zorgverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2009 heeft het college vastgesteld dat het maximum van de reserve uitvoering AWBZ voor het jaar 2006 voor de besloten vennootschap OZ Zorgkantoor B.V. met € 6.334.673 is overschreden.
Bij besluit van 28 mei 2009 heeft het college vastgesteld dat het maximum van de reserve uitvoering AWBZ voor het jaar 2006 voor CZ Zorgkantoor met € 2.705.671 is overschreden.
Bij besluiten van 23 februari 2010 heeft het college de door CZ Zorgkantoor hiertegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten heeft CZ Zorgkantoor bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brieven van 29 april 2010.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 14 september 2010, waar CZ Zorgkantoor, vertegenwoordigd door mr. W.I. Koelewijn, advocaat te Den Haag, en F.G.M. Schalkwijk, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van Dijen, drs. L.J.M. de Heij en drs. A. Dinkelman, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het Eerste Protocol) heeft iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Deze bepalingen tasten ingevolge dit artikel, voor zover hier verder van belang, op geen enkele wijze het recht aan, dat een staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Grondwet kan onteigening alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander naar bij of krachtens de wet te stellen voorschriften.
Ingevolge artikel 91, eerste lid, Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: de Wet fsv) doet het College zorgverzekeringen jaarlijks uitkeringen uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (hierna: het AFBZ) ter dekking van de noodzakelijke uitgaven, gedaan voor de uitvoering van de in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: de AWBZ) geregelde verzekering, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
Ingevolge artikel 21, tweede lid, van de Ziekenfondswet , zoals deze bepaling luidde na 1 januari 2005 worden de beheerskosten van een ziekenfonds aangemerkt als kosten voor de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet, voor zover zij niet worden gedekt door vergoedingen voor beheerskosten die het ziekenfonds ontvangt anders dan voor de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet. Indien het ziekenfonds is aangewezen als een rechtspersoon, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de AWBZ , worden de beheerskosten die het in of in verband met die hoedanigheid maakt en de vergoeding die het daarvoor ontvangt voor de toepassing van de eerste volzin buiten beschouwing gelaten.
Ingevolge artikel 43b, derde lid, houdt een ziekenfonds een reserve Ziekenfondswet aan. Bij ministeri ële regeling wordt een maximum aan deze reserve gesteld. Indien het college vaststelt dat de reserve Ziekenfondswet het gestelde maximum te boven gaat, stort het ziekenfonds het door het college vastgestelde bedrag van de overschrijding binnen vier weken in de Algemene Kas.
Ingevolge artikel 3 van het Besluit financiering uitvoeringsorganisatie Bijzondere Ziektekostenverzekering (hierna: het Besluit fubz), ingetrokken met ingang van 1 januari 2005, geeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het college jaarlijks een aanwijzing ter zake van de voor alle […] verbindingskantoren […] voor dat kalenderjaar ten laste van het AFBZ besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten.
Ingevolge artikel 3 van het Besluit financiering uitvoeringsorganisatie Bijzondere Ziektekostenverzekering AWBZ (hierna: het Besluit fubz AWBZ) geeft de minister het college jaarlijks een aanwijzing ter zake van de voor […] verbindingskantoren […] voor dat kalenderjaar ten laste van het AFBZ beheerskostenbudget [besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten].
Ingevolge artikel 5, vijfde lid, houdt het verbindingskantoor een reserve uitvoering AWBZ aan.
Ingevolge artikel 6 mag de reserve uitvoering AWBZ ultimo enig jaar, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, voor verbindingskantoren maximaal 20 % van het beheerskostenbudget van dat jaar bedragen. Indien het College zorgverzekeringen vaststelt dat de reserve het gestelde maximum te boven gaat, stort het verbindingskantoor of het centraal administratiekantoor het door het College zorgverzekeringen vastgestelde bedrag van de overschrijding binnen vier weken in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.
Ingevolge artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: het Besluit wfsv) stelt het college jaarlijks, in het kader van de verdeling van de voor het kalenderjaar krachtens artikel 4.3 beschikbaar gestelde middelen, afzonderlijk voor ieder verbindingskantoor en voor het centraal administratiekantoor het beheerskostenbudget vast.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de vaststelling van het beheerskostenbudget, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van door het college vast te stellen beleidsregels. Ten aanzien van die beleidsregels is artikel 4.4, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het vijfde lid houdt een verbindingskantoor een reserve uitvoering AWBZ aan.
Ingevolge het zesde lid wordt het saldo van baten en lasten over enig boekjaar van een verbindingskantoor voor de beheerskosten die het in of in verband met die hoedanigheid maakt, toegevoegd aan, onderscheidenlijk ten laste gebracht van de reserve, bedoeld in het vijfde lid. Daarbij blijven onverantwoorde uitgaven buiten beschouwing, tenzij de zorgautoriteit anders besluit.
Ingevolge artikel 4.6 bedraagt de reserve uitvoering AWBZ, bedoeld in artikel 4.5, vijfde lid, ultimo enig jaar, voor verbindingskantoren maximaal 20 % […] van het beheerskostenbudget voor dat jaar. Indien het college vaststelt dat de reserve het gestelde maximum te boven gaat, stort het verbindingskantoor of het centraal administratiekantoor het door het college vastgestelde bedrag van de overschrijding binnen vier weken in het AFBZ.
Ingevolge artikel 2 van de Nadere regeling besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2005 (hierna: de Nadere regeling) zijn de als verbindingskantoren aangewezen ziekenfondsen verplicht om de som van de exploitatiesaldi besteedbare middelen beheerskosten AWBZ over de jaren 2001, 2002, 2003 en 2004 voor het einde van 2005 te storten in de wettelijke reserve AWBZ 2005. Deze storting bepaalt de primo stand wettelijke reserve AWBZ 2005. Deze stand wordt in de jaarrekening over het jaar 2005 opgenomen.
2.2. Het college heeft de stand van de wettelijke reserve uitvoering AWBZ voor OZ Zorgkantoor, waarvan CZ Zorgkantoor met ingang van 1 januari 2007 de rechtsopvolgster is, per 31 december 2006 vastgesteld op € 8.994.591. Daarbij heeft het college de saldi van de baten en lasten over de boekjaren 2001 tot en met 2004 voor de beheerskosten die OZ Zorgkantoor in of in verband met de hoedanigheid van verbindingskantoor, in de praktijk aangeduid als zorgkantoor, heeft gemaakt, betrokken. Het college heeft vervolgens vastgesteld dat het maximum van deze reserve voor het jaar 2006 voor OZ Zorgkantoor ten hoogste € 1.798.918 bedraagt, zodat de reserve met een bedrag van € 6.334.673 wordt overschreden.
Het college heeft de stand van de wettelijke reserve uitvoering AWBZ voor CZ Zorgkantoor per 31 december 2006 vastgesteld op € 5.527.589. Daarbij heeft het college de saldi van de baten en lasten over de boekjaren 2001 tot en met 2004 voor de beheerskosten die CZ Zorgkantoor in of in verband met de hoedanigheid van zorgkantoor heeft gemaakt, betrokken. Het college heeft vervolgens vastgesteld dat het maximum van deze reserve voor het jaar 2006 voor CZ Zorgkantoor ten hoogste € 2.821.918 bedraagt, zodat de reserve met een bedrag van € 2.705.671 wordt overschreden.
2.3. Ter zitting heeft CZ Zorgkantoor de beroepsgrond dat het college de reservestand per 31 december 2006 onjuist heeft berekend, ingetrokken. Het geschil spitst zich toe op de vraag, of het college de saldi van de baten en lasten over de boekjaren 2001 tot en met 2004 voor de beheerskosten die OZ Zorgkantoor en CZ Zorgkantoor in of in verband met de hoedanigheid van zorgkantoor hebben gemaakt, heeft mogen betrekken bij de vaststelling van de reserve uitvoering AWBZ van CZ Zorgkantoor.
CZ Zorgkantoor betoogt, dat het college heeft miskend dat voor de zorgkantoren geen wettelijke verplichting bestaat tot het storten van de exploitatiesaldi over 2001 tot en met 2004 in de reserve uitvoering AWBZ. Daartoe voert zij in de eerste plaats aan dat de scheiding tussen Zfw-reserve en reserve uitvoering AWBZ voor 1 januari 2005 niet bestond en onder meer uit de toelichting bij artikel 5, zesde lid, van het Besluit wfsv blijkt dat het is toegestaan, maar niet verplicht, om de exploitatiesaldi over de jaren 2001 en 2004 eenmalig te storten in de reserve uitvoering AWBZ. Voorts voert zij daartoe aan dat de Nadere regeling waarin de verplichting was opgenomen de exploitatiesaldi over de jaren 2001-2004 in de reserve uitvoering AWBZ te storten, onverbindend was. Daarbij wijst zij erop dat de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deze Nadere regeling heeft gebaseerd op het Besluit fubz. Op het moment dat de aanwijzing bij de Nadere regeling werd gegeven was het Besluit fubz evenwel reeds ingetrokken, zodat er geen wettelijke grondslag voor die aanwijzing was, aldus CZ Zorgkantoor. Verder kon het college op grond van het Besluit fubz, alsook het Besluit fubz AWBZ, slechts een aanwijzing geven over de hoogte van het totale beheerskostenbudget. Ten slotte was de Nadere regeling ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar reeds ingetrokken, zodat op dat moment ook geen grond meer bestond voor de verplichting de exploitatiesaldi over de jaren 2001 tot en met 2004 in de reserve uitvoering AWBZ te storten, aldus CZ Zorgkantoor.
2.3.1. Tot 1 januari 2005 dienden toenmalige ziekenfondsen die waren aangewezen als verbindingskantoor de middelen die zij ontvingen uit het AFBZ ter dekking van de noodzakelijke beheerskosten die zij in de hoedanigheid van verbindingskantoor maakten, voor zover deze niet werden besteed aan noodzakelijke beheerskosten voor de uitvoering van de AWBZ, op grond van artikel 21, gelezen in samenhang met artikel 43b, van de Ziekenfondswet , zoals die bepalingen luidden voor 1 januari 2005, te storten in de reserve Ziekenfondswet, teneinde schommelingen in de beheerskosten van jaar op jaar op te vangen en aldus te voorkomen dat ieder jaar een verrekening diende plaats te vinden van tekorten en overschotten. Op grond van een op 13 maart 2001 tussen de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport), Zorgverzekeraars Nederland en het college gesloten convenant inzake taken en beheerskosten van zorgkantoren, is, vooruitlopend op wijziging van de wet, afgesproken dat het exploitatiesaldo van het beheerskostenbudget voor de AWBZ dient te worden geoormerkt als reserve uitvoering AWBZ. Niet in geschil is dat OZ Zorgkantoor en CZ Zorgkantoor de uit het AFBZ ontvangen middelen van het beheerskostenbudget die in de reserve Ziekenfondswet moesten worden gestort, over de jaren 2001 tot en met 2004 hebben geoormerkt als reserve uitvoering AWBZ. Ook is niet in geschil dat zij, hoewel zelf geen partij bij het convenant, uitvoering hebben gegeven aan hun taken overeenkomstig de in het convenant gemaakte afspraken.
Bij de wet tot Wijziging van de Ziekenfondswet en de Wet financiering volksverzekeringen mede in verband met het scheiden van de financiering van de beheerskosten Zfw en AWBZ, in werking getreden op 1 januari 2005, is een formele scheiding aangebracht tussen de beheerskosten AWBZ en Zfw. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van die wijziging (Kamerstukken II, 2002/03, 28 678, nr. 3, blz. 1) is in een bestuurlijk overleg tussen de staatssecretaris en Zorgverzekeraars Nederland op 30 augustus 2000 besloten de tekorten op de beheerskostenbudgetten AWBZ tot en met het jaar 2000 eenmalig af te dekken. Het saldo van baten en lasten voor de beheerskosten die een verbindingskantoor in of in verband met die hoedanigheid maakt, wordt op grond van artikel 5 van het Besluit fubz AWBZ toegevoegd aan, onderscheidenlijk ten laste gebracht van de reserve uitvoering AWBZ. Uit artikel 6 van het Besluit fubz AWBZ volgt dat de reserve uitvoering AWBZ die OZ Zorgkantoor en CZ Zorgkantoor ultimo enig jaar mogen aanhouden maximaal 20% van het beheerskostenbudget voor dat jaar bedraagt en dat indien het college vaststelt dat de reserve het gestelde maximum te boven gaat, zij het door het college vastgestelde bedrag van de overschrijding binnen vier weken in het AFBZ moeten storten. Zoals onder meer blijkt uit de nota van toelichting bij het Besluit fubz AWBZ (Stb. 2005, 128, blz. 9), is het uitgangspunt bij de invoering van de reserve uitvoering AWBZ, dat deze reserve wordt gemaximeerd omdat ziekenfondsen geen financieel voor- of nadeel dienen te hebben van het voeren van een zorgkantoor. Voorts blijkt uit deze nota van toelichting dat de ziekenfondsen vooruitlopend op de aangekondigde wetswijziging, waarbij de wettelijke reserve Zfw formeel is gesplitst in een wettelijke reserve Zfw en een reserve uitvoering AWBZ, deze splitsing in hun administratie hebben doorgevoerd, zoals afgesproken in het convenant van 13 maart 2001. De minister heeft dit opgenomen in een aanwijzing aan het college in artikel 2 van de Nadere regeling.
2.3.2. Uit de artikelen 21, tweede lid, en 43b, derde lid, van de Ziekenfondswet volgt dat per 1 januari 2005 sprake is van een reserve Ziekenfondswet die wettelijk niet langer mede betrekking heeft op gelden, afkomstig uit de vergoeding voor beheerskosten in het kader van de uitvoering van de AWBZ in de hoedanigheid van verbindingskantoor. In samenhang hiermee bestaat per 1 januari 2005 een wettelijk, in artikel 5, vijfde lid, van het Besluit fubz AWBZ, voorziene reserve uitvoering AWBZ. Laatstbedoelde reserve wordt ingevolge artikel 6 van het Besluit fubz AWBZ gemaximeerd per ultimo 2005. Om laatstvermelde bepalingen te kunnen toepassen, diende het college vast te stellen wat de omvang was van de reserve uitvoering AWBZ per ultimo 2005 en 2006. Hiertoe is bepalend welke betekenis toekomt aan de in evenvermelde bepalingen opgenomen "reserve Ziekenfondswet" en "reserve uitvoering AWBZ" op het moment van inwerkingtreding van het nieuwe wettelijke stelsel per 1 januari 2005. De omvang van beide reserves per deze datum vormt immers het beginpunt voor de berekening van de omvang van deze reserves per ultimo 2005 en 2006. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of de door het college aan voormelde begrippen gegeven uitleg in rechte houdbaar is, meer in het bijzonder of het college bij de bepaling van de omvang van de reserve uitvoering AWBZ per 1 januari 2005 de over de jaren 2001 tot en met 2004 als "reserve uitvoering AWBZ" geoormerkte bedragen mocht beschouwen als deel uitmakend van de per 1 januari 2005 wettelijk in het leven geroepen "reserve uitvoering AWBZ". De Afdeling is van oordeel dat dit het geval is.
Anders dan CZ Zorgkantoor betoogt, valt uit de door CZ Zorgkantoor bedoelde passage in paragraaf 6 van de nota van toelichting op het Besluit fubz AWBZ niet af te leiden dat de door het college gehanteerde uitleg niet kan worden gevolgd. Uit bedoelde passage volgt dat het Besluit fubz AWBZ de storting van voorheen tot de reserve Ziekenfondswet behorende gelden in de reserve uitvoering AWBZ mogelijk maakt. De tekst van de toelichting dwingt er niet toe het college gehouden te achten de zorgkantoren een keuzemogelijkheid te bieden ter zake van het al dan niet storten van de geoormerkte gelden in de reserve uitvoering AWBZ.
Nu reeds in het convenant van 13 maart 2001 is afgesproken dat de toenmalige ziekenfondsen die waren aangewezen als zorgkantoren in de zin van artikel 16 van de AWBZ de exploitatiesaldi van de beheerskosten die zij in dat kader maakten, zouden administreren als toevoeging dan wel onttrekking aan de reserve uitvoering AWBZ, was voor CZ Zorgkantoor voorzienbaar dat de exploitatiesaldi van het beheerskostenbudget over de jaren 2001 tot en met 2004 werden begrepen onder de reserve uitvoering AWBZ.
Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het college de saldi van de baten en lasten over de boekjaren 2001 tot en met 2004 voor de beheerskosten die in of in verband met de hoedanigheid van op grond van artikel 16 AWBZ aangewezen zorgkantoor zijn gemaakt, ten onrechte op de wijze waarop dat is geschied, heeft betrokken bij de vaststelling van de hoogte van de reserve uitvoering AWBZ per 1 januari 2005.
2.4. CZ Zorgkantoor betoogt voorts dat, indien ervan moet worden uitgegaan dat artikel 4.6 van het Besluit wfsv ook betrekking heeft op de exploitatiesaldi over 2001 tot en met 2004, deze bepaling in strijd is met artikel 14 van de Grondwet en met artikel 1 van het Protocol en in zoverre onverbindend is. Daartoe voert CZ Zorgkantoor aan dat, anders dan artikel 14 van de Grondwet vereist, geen formeelwettelijke grondslag bestaat voor de onteigening en dat ook geen schadeloosstelling heeft plaatsgevonden. De ontneming is disproportioneel, nu een overschrijding aanstonds tot ontneming leidt, artikel 4.6 van het Besluit wfsv geen mogelijkheid biedt om in het concrete geval te bezien of de ontneming gerechtvaardigd is en omdat de efficiënt werkende verbindingskantoren door terugstorting in het AFBZ moeten betalen voor inefficiënt werkende verbindingskantoren.
2.4.1. In artikel 14 van de Grondwet is niet nader omschreven wat moet worden verstaan onder "onteigening". Daarin is bepaald dat onteigening naar bij of krachtens de wet te stellen voorschriften plaatsvindt. Voor de uitleg van het begrip "onteigening" dient daarom aansluiting te worden gezocht bij hetgeen de wetgever daaromtrent heeft bepaald.
Uit de algemene bepalingen van de Onteigeningswet, waaronder de artikelen 3 en 4, kan worden afgeleid dat slechts sprake is van onteigening ingeval van ontneming van het recht van eigendom, alsmede van andere zakelijke rechten. De totstandkomingsgeschiedenis van de Onteigeningswet (Kamerstukken II 1850-1851, L, 3) biedt steun voor die uitleg. Ingevolge Titel V van de Onteigeningswet vallen naast het recht van eigendom en overige zakelijke rechten slechts octrooien van uitvindingen onder de werking van deze wet.
Gelet op de reikwijdte van de Onteigeningswet, is de Afdeling van oordeel dat slechts sprake is van "onteigening" in de zin van artikel 14 van de Grondwet in geval van ontneming van het recht van eigendom, alsmede van andere zakelijke rechten en van ontneming van een octrooi op een uitvinding. Eigendom is ingevolge artikel 1, eerste lid, van boek 5, gelezen in samenhang met artikel 2 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek het meest omvattende recht dat een persoon op een voor de menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object kan hebben. Derhalve kan niet staande worden gehouden dat door de toepassing van artikel 4.6 van het Besluit wfsv op de gelden die hier in geding zijn, onteigening in de zin van artikel 14 van de Grondwet plaatsvindt.
2.4.2. Artikel 1 van het Eerste Protocol garandeert het recht van eigendom. Als eigendom in de zin van dit artikel worden door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beschouwd rechten en belangen die een vermogenswaarde vertegenwoordigen. In de eerste zin van de eerste alinea, is het recht op ongestoord genot van de eigendom neergelegd. De tweede zin van de eerste alinea heeft betrekking op de regels voor onteigening. In de tweede alinea wordt het recht van de staat erkend tot de regulering van gebruik van de eigendom in het algemeen belang. Artikel 1 van het Eerste Protocol laat onverlet dat wettelijke voorschriften die noodzakelijk kunnen worden geacht met betrekking tot het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang worden vastgesteld en toegepast.
Voor zover de door CZ Zorgkantoor aangehouden reserve uitvoering AWBZ, die de som is van de exploitatiesaldi van de beheerskosten, waarbij de beheerskosten volledig worden vergoed uit het van het college verkregen beheerskostenbudget, moet worden beschouwd als eigendom in voormelde zin, is geen sprake van ontneming, maar van regulering van de eigendom. Daarbij is van belang dat de reserves hier aan de orde bestaan uit de exploitatiesaldi van publieke middelen die zijn verstrekt ter dekking van de beheerskosten die de zorgkantoren in de hoedanigheid van verbindingskantoor hebben gemaakt in het kader van de uitvoering van de AWBZ. Deze reserves dienen te voorkomen dat door fluctuaties in de beheerskosten van jaar op jaar ieder jaar verrekening plaatsvindt van tekorten en overschotten.
Zoals is overwogen onder 2.3.1 en 2.3.2, is de inmenging voorzien bij wet als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol. De Afdeling is van oordeel dat de toegepaste maximering gerechtvaardigd is in het algemeen belang, nu met de regeling is beoogd de besteedbare middelen voor de gezondheidszorg efficiënt te besteden en te voorkomen dat zorgverzekeraars financieel voordeel opbouwen met deze voor specifieke doeleinden toegekende gelden. Het betoog van CZ Zorgkantoor dat de afroming van de reserve niet proportioneel is, slaagt niet. Daarbij is van belang dat de gelden hier aan de orde slechts aan CZ Zorggroep zijn verstrekt ter dekking van de voor de uitvoering van de AWBZ gemaakte kosten en ook de opgebouwde reserves met ingang van 1 januari 2005 slechts bedoeld zijn ter dekking daarvan. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat het besluit van 23 februari 2010 onevenredig belastend is geweest in vergelijking met van andere budgethouders, aangezien CZ Zorgkantoor niet in een uitzonderingspositie verkeerde ten opzichte van de overige zorgkantoren.
Nu het betoog ter zake van schending van artikel 1 van het Eerste Protocol reeds gelet hierop niet slaagt, kan thans in het midden blijven of CZ Zorgkantoor, dat publiekrechtelijke taken ter zake van de uitvoering van de AWBZ heeft, zich kan beroepen op het Eerste Protocol.
2.4.3. Het betoog faalt.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010
362.