Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580801-09
Uitspraak d.d.: 10 november 2010
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats, 1988],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. N.P. Scholte, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 oktober 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2009, te Elspeet, gemeente Nunspeet, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand
heeft gesticht in/aan, althans in de nabijheid van, een personenauto ( BMW
530D), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
toen aldaar opzettelijk een jerrycan gevuld met benzine en/of naar die auto
zijn/is gelopen en/of heeft/hebben (vervolgens) uit die jerrycan een
hoeveelheid benzine, gegoten, althans op de grond laten lopen over/in, althans
in de nabijheid van, die auto en/of met een aansteker die benzine heeft/hebben
aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die auto
en/of zich in die auto bevindende goederen en/of een nabij die auto staande
auto ( Volkswagen Golf) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van
die auto bevindende auto('s) en/of woning aan de [adres] en/of een of
meer goederen staande in een woning en/of winkel aan de [adres], in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor zich in de woning aan de [adres] bevindend(e)
perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Er is aangifte gedaan van brandstichting van een auto, die voor een woning/bedrijf stond geparkeerd. Uit onderzoek is gebleken dat vóór de auto benzine in brand is gestoken als gevolg waarvan de auto in brand is geraakt. Uit de transacties van het nabij gelegen tankstation blijkt dat er vlak voor de brand benzine is getankt en door verdachte is afgerekend.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit geconcludeerd.
Standpunt van de verdachte
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat geen sprake is van opzettelijke brandstichting. Subsidiair heeft hij gesteld, dat indien het feit bewezen kan worden verklaard, geen sprake is van gemeen gevaar voor goederen of personen. Voorts heeft hij de verklaring van getuige [getuige A] in twijfel getrokken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer A] is eigenaar van de BMW personenauto 530D, kleur zwart, voorzien van kenteken [kenteken].2 Op zaterdag 28 november 2009 omstreeks 3.00 uur heeft hij de auto onbeschadigd geparkeerd voor zijn woning aan de [adres] te Elspeet, gemeente Nunspeet. Omstreeks 4.12 uur ging het alarm van de auto af. Hij keek naar buiten en zag dat zijn auto in lichterlaaie stond.3 De brand had hoofdzakelijk gewoed in en rond het motorcompartiment van de auto.4 Onder het voertuig lag een plas dieselolie. De kunststof bumper was geheel weggebrand.5
Naast de auto van aangever stond de auto van zijn zus [slachtoffer B], een Volkswagen Golf, met het kenteken [kenteken]. Ten gevolge van het uitbranden van zijn auto liep de rechterkant van de auto van zijn zus schade op. De lak en de bumpers van die auto zijn beschadigd.6
Getuige [slachtoffer A] heeft verklaard dat de auto van haar broer rechts naast die van haar stond geparkeerd met een tussenruimte van ongeveer twee meter. Nadat de brand van de auto van haar broer was geblust, zag zij dat de hele rechter zijkant van haar auto schade had opgelopen.7
Getuige [getuige A] is postcommandant bij de brandweer Elspeet.8 Hij zag dat met name de voorzijde van de BMW in brand stond. Het gevaar bestond dat het pand [adres] in brand zou raken. De onderkant van het balkon werd al door het vuur geraakt. Als de brandweer niet zo snel ter plaatse was geweest, was dat pand zeker in brand geraakt en hadden de daarin aanwezige personen en goederen gevaar gelopen.9 In de woning waren vijf personen aanwezig die sliepen en wakker werden van het alarm.10 Later bleek dat het balkon van de woning aan de zijde van het pand waar de auto's geparkeerd stonden rookschade had opgelopen.11 In het pand is ook een (decoratie)bedrijf gevestigd.12
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat onder andere [verdachte A] bij haar in de kroeg was op 28 november 2009 om 3.00-3.15 uur.13 Omstreeks 3.45 uur wilden [verdachte A] en [verdachte B] nog een pilsje, maar toen ze dat niet kregen, zeiden ze "we gaan". [getuige B] hoorde dat [verdachte A] of [verdachte B] zei: "Kom op, ik ben nog fit, we gaan nog even wat keeten". 14
Getuige [getuige C] heeft verklaard dat hij op 28 november 2009 omstreeks 3.00 uur tussen woningen in de bebouwde kom werd vastgepakt door twee jongens.15 Deze jongens zeiden "We gaan je in de fik steken". Vervolgens zag hij dat één van de jongens (de kleine van de twee) een licht vergeelde jerrycan van ongeveer 5 à 10 liter bij zich droeg.16
Uit de transacties van tankstation van taxibedrijf [taxibedrijf] in Elspeet blijkt dat op 28 november 2009 om 4.05.13 uur 5.44 liter euro loodvrij is getankt en is betaald met een pinpas, die hoort bij rekeningnummer [nummer].17 Uit gegevens van de bank blijkt dat bedoeld rekeningnummer ([nummer]) op naam staat van [verdachte A], [adres], geboren op [1988].18
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op vrijdag 27 november 2009 een personeelsfeest in Garderen had en dat hij daarna -omstreeks 22.45 uur- bij de Blokhut in Elspeet was. [verdachte B] en hij dronken hun glas leeg en zijn weggegaan. [verdachte B] en hij zeiden toen iets tegen elkaar van: "We hebben nog helemaal geen zin, we willen nog iets gaan doen."19
Op een gegeven moment kwam verdachte op het idee om iets in de fik te steken. Dan moet je denken aan een brandstof, aldus verdachte.20 [verdachte B] vond dat ook een goed idee. [verdachte B] en hij zijn naar de schuur van de woning van verdachte gelopen om te kijken of daar een jerrycan stond. Er stond een jerrycan met mengsmering er in. Die jerrycan namen ze mee en ze liepen richting het dorp.21
Onderweg kwamen ze [getuige C] tegen. Als aan verdachte wordt gevraagd of ze gezegd hebben hem in de fik te willen steken, dan antwoord hij dat dat mogelijk is. Hij weet dat niet meer.
[verdachte B] zei dat ze bij [taxibedrijf] aan de [adres] een nachttank hadden. Verdachte vond dat een goed idee, want met de inhoud die er in zat zou de benzine binnen een halve minuut zijn verbrand. Het moest wel iets opvallen.22 Verdachte heeft met zijn Rabobankpas betaald. [verdachte B] zei tegen hem dat ze wel zijn bankgegevens hadden, waarop verdachte zei dat dat niet erg was. Bij de pomp heeft [verdachte B] getankt en verdachte betaald.23
[verdachte B] en verdachte hadden afgesproken dat ze de benzine zouden achterlaten bij bakkerij [bakkerij] aan de [adres] in Elspeet. Ze wilden de werknemers aldaar laten schrikken als zij opeens een steekvlam zouden zien. Ze zijn naar de oprit van bakkerij [bakkerij] gelopen. Toen ze daar aankwamen zagen ze twee auto's voor het decoratiehuis staan. Er stond een zwarte BMW van [slachtoffer A] en nog een andere auto.24 De auto's stonden bijna tegen het decoratiehuis.
Verdachte schroefde de dop van de jerrycan af. Hij bevond zich ongeveer in het midden tussen de auto van [slachtoffer A] en het raam van de bakkerij. Hij legde de jerrycan op zijn zij en zag dat er benzine uitliep. De benzine stroomde richting de bakkerij. Verdachte stak vervolgens met een aansteker van [verdachte B] de benzine aan.25 De benzine begon te branden. De brandende benzine stroomde teveel in de richting van de bakkerij. Toen heeft verdachte een schop gegeven tegen de jerrycan, in de richting van de BMW, om te voorkomen dat de brand te dicht bij de bakkerij zou komen.26 Opeens zag hij een steekvlam, nadat hij tegen de jerrycan aan had getrapt en zag dat de BMW vlam vatte. Vervolgens riep verdachte "rennen" en toen zijn ze in paniek naar de woning van verdachte gerend.
Verdachte heeft ter terechtzitting deze verklaring bevestigd.27
Medeverdachte [verdachte B] heeft verklaard dat hij op vrijdagavond 27 november 2009 samen met verdachte was. Op een gegeven moment kwam verdachte op het idee om iets in de fik te steken. Ze wilden vuur veroorzaken, maar niet iets specifieks in brand steken.28 Ze zijn toen naar de woning van verdachte gelopen. [verdachte B] bleef tegenover de woning wachten en verdachte kwam terug met een jerrycan.
Toen kwamen ze [getuige C] tegen.29
[verdachte B] weet niet meer wie er op het idee is gekomen om te gaan tanken bij [taxibedrijf] aan de [adres], maar ze zijn daar samen naar toe gelopen. [verdachte B] wist dat je daar met een pinpas kon betalen. [verdachte B] denkt dat hij getankt heeft. Verdachte heeft betaald.30
Ze wilden bij bakkerij [bakkerij] vuur maken om de medewerkers te laten schrikken. [verdachte B] denkt dat hij de jerrycan heeft opengedraaid omdat hij die droeg. De plek waar ze de benzine uit de jerrycan lieten lopen was tussen het pand van bakker [bakkerij] en de geparkeerde auto's. Verdachte stak de benzine aan, met de aansteker van [verdachte B].
Hij weet nog dat verdachte daarna zei: "rennen".31
Ten aanzien van het opzettelijk brandstichten
Gelet op voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte en medeverdachte opzettelijk brand hebben gesticht. Verdachten hebben met een aansteker benzine in contact met vuur gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat benzine gaat branden, als je het in aanraking met vuur brengt; dat hebben beiden ook verklaard. De omstandigheid dat de auto en de naast gelegen woning schade hebben ondervonden kan dan wel niet de bedoeling zijn geweest, maar dat hadden zij wel kunnen voorzien. Het opzet behoeft overigens niet gericht te zijn op het te weeg brengen van de gevolgen, maar slechts op het brandstichten. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman dat geen opzet aanwezig is.
Ten aanzien van gevaar voor goederen en personen
De rechtbank leidt uit de bevindingen van het sporenonderzoek, de bevindingen van verbalisanten met betrekking tot de schade aan de woning en de verklaring van de getuige [getuige A], af dat zowel sprake is van gevaar voor goederen als gevaar voor personen. De raadsman heeft de verklaring van [getuige A] weliswaar in twijfel getrokken, maar nu diens verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan zijn verklaring. De rechtbank verwerpt dit verweer eveneens.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte en medeverdachte naar de auto zijn toegelopen en dat zich goederen in de auto bevonden, zal de rechtbank verdachte van die gedachtestreepjes vrijspreken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 november 2009, te Elspeet, gemeente Nunspeet, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in/aan, althans in de nabijheid van, een personenauto (BMW 530D), immers hebben verdachte en zijn mededader
toen aldaar opzettelijk een jerrycan gevuld met benzine en hebben vervolgens uit die jerrycan een hoeveelheid benzine op de grond laten lopen in de nabijheid van die auto en met een aansteker die benzine aangestoken , ten gevolge waarvan die auto en een nabij die auto staande auto (Volkswagen Golf) geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van die auto bevindende woning aan de [adres] en een of meer goederen staande in een woning en winkel aan de [adres], en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in de woning aan de [adres] bevindende personen te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
1. De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest gevorderd met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft hij een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd.
2. De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij bepleit geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een werkstraf.
3. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij zijn handelen geen oog heeft gehad voor het gevaar dat hij daarmee voor de goederen en personen in de directe omgeving van de in brand gestoken benzine realiseerde, in het bijzonder het gevaar voor de personen in de woning boven de decoratiewinkel. Dat de gevolgen voor personen en de schade aan het pand uiteindelijk beperkt zijn gebleven, is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte. De personen hebben op tijd hun woning kunnen verlaten, omdat zij wakker werden van het autoalarm. Nadat de brand in de auto is ontstaan zijn verdachte en medeverdachte weggerend richting het huis van [verdachte A]. Daar hoorden zij dat de brandweer ter plaatse was, maar hebben zij verder geen actie ondernomen of mensen gealarmeerd. Ook dagen na het incident hebben verdachte en medeverdachte zich niet bij de politie gemeld, ondanks het feit dat door mensen in hun nabijheid vragen werden gesteld over de brand. De familie [slachtoffer A en B] heeft lange tijd in onzekerheid verkeerd over de aanleiding van de brand. Nu later blijkt dat geen sprake was van een persoonlijke vete, bevreemdt het de rechtbank dat verdachte en medeverdachte zich niet gemeld hebben bij de politie dan wel bij de familie [slachtoffer A en B].
Verdachte en medeverdachte hadden zich bewust moeten zijn van het feit dat het in brand steken van benzine verdergaande gevolgen met zich kan brengen, waardoor gevaar voor mensen en goederen kan ontstaan. De kennelijke staat van dronkenschap van beiden heeft evenmin bijgedragen aan dat besef. Het is zelfs zo dat beiden in enige mate een plan doordacht hadden nu zij thuis een jerrycan zijn gaan ophalen, die vervolgens bij het tankstation hebben gevuld met benzine en ze naar een specifieke plek zijn gelopen om daar de benzine in brand te steken.
5. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte.
6. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsrapport van
30 juni 2010, waaruit blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Geadviseerd wordt een werkstraf op te leggen.
7. De rechtbank benadrukt dat de bewezenverklaarde brandstichting een ernstig feit is. Verdachte heeft inmiddels zijn verantwoordelijkheid genomen en spijt betuigd. Hij is geschrokken van gevolgen van zijn daad en lijkt er in zoverre van geleerd te hebben dat de kans op herhaling niet snel aan de orde zal zijn. De rechtbank vindt het daarom in tegenstelling tot de officier van justitie niet nodig om nog een stok achter de deur in de zin van een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Sinds het bewezenverklaarde feit is bijna een jaar verstreken. Verdachte studeert inmiddels aan de Hogeschool en heeft zijn leven voor het overige ook op de rit. Gelet daarop is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) passend. De rechtbank zal, mede gelet op de ernst van het feit, wel de gevorderde (maximale) werkstraf op leggen.
Vorderingen benadeelde partij
De benadeelde partijen [slachtoffer A] en [slachtoffer B] hebben zich ten aanzien van het ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 11.424,93 respectievelijk € 1.350,-- gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft in beginsel gesteld dat de vordering van [slachtoffer A] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 10.174,93 en de vordering van [slachtoffer B] tot een bedrag van € 1.350,--. Voorts vordert hij ten aanzien van beiden oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. In tweede termijn heeft hij zich ten aanzien van de vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vorderingen, nu de auto's van beide partijen WA-casco verzekerd zijn.
De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu deze vorderingen niet zo eenvoudig van aard zijn dat zij kunnen worden afgedaan in het strafproces. Immers, beide partijen hebben verklaard dat de auto's WA-casco verzekerd waren. Als dat inderdaad zo is, dan is hun schade mogelijk al gedekt door hun verzekeraar. De benadeelde partijen kunnen hun vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht .
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Heenk en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2010.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009097732-42, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 9 maart 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 42).
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 42).
4 Proces-verbaal van sporenonderzoek (pagina 49).
5 Proces-verbaal van sporenonderzoek (pagina 49).
6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 42).
7 Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [slachtoffer A] (pagina 46).
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 87).
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 87).
10 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 56).
11 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 56).
12 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A] (pagina 41).
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 89).
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 90).
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 81).
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 81).
17 Een schriftelijk bescheid, inhoudende de kassabon van de pintransactie (pagina 78).
18 Een schriftelijk bescheid, inhoudende gegevens van de tenaamstelling van de bankrekening (pagina 77).
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (pagina 96).
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (pagina 96).
21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (pagina 96).
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (pagina 97).
23 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (pagina 97).
24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (pagina 97).
25 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (pagina 100).
26 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (pagina 100).
27 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 oktober 2010.
28 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 115).
29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 115).
30 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 108).
31 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (pagina 116).