Uitspraak
22 februari 2011
Strafkamer
Nr. 09/01456 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 2 juli 2008, nummer 22/001384-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 2], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J. van Dam, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het zesde middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat het bewezenverklaarde medeplegen ontoereikend is gemotiveerd.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1.
zij op 9 mei 2003, in de gemeente Reimerswaal, opzettelijk, samen en in vereniging met (een) ander handeling(en), bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen , heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stof(fen) en met een vervoermiddel die waren aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b. van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen , anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, met name hebben zij en haar mededader met het samenstel van de duwboot [E] en de duwbakken [F] en [G] een aantal met gevaarlijke stoffen beladen (tank)containers vervoerd over het Schelde-Rijnkanaal, terwijl de navolgende voorschrift(en) van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (ADNR) niet in acht werd(en) genomen, immers in strijd met voorschrift - 1.4.2.2.1 heeft zij als vervoerder in het kader van 1.4.1, in voorkomend geval in het bijzonder, niet zich er van vergewist dat de voorgeschreven documenten aan boord van bovengenoemd samenstel werden meegenomen en - 1.4.2.2.3 werd toen door de vervoerder overeenkomstig 1.4.2.2.1 een overtreding van het ADNR werd vastgesteld doordat de schipper van bovengenoemd samenstel meldde dat niet alle voorgeschreven documenten aan boord aanwezig waren, de zen-ding verder vervoerd voordat aan de voorschriften was voldaan;
2.
zij op 29 maart 2003, in de gemeente Dordrecht, opzettelijk, samen en in vereniging met (een) ander (een) handeling bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen , heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stof(fen) en met een vervoermiddel die waren aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b. van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen , anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, met name hebben zij en haar mededader met het samenstel van de duwboot [A] en de duwbakken [B] en [C] een aantal met gevaarlijke stoffen beladen (tank)containers vervoerd over de Dordtsche Kil, terwijl het navolgende voorschrift van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (ADNR) niet in acht werd genomen, immers heeft in strijd met voorschrift
- 1.4.2.2.1 zij als vervoerder in het kader van 1.4.1, in voorkomend geval in het bijzonder, niet zich er van vergewist dat de voorgeschreven documenten aan boord van bovengenoemd samenstel werden meegenomen;
3.
zij op 5 juni 2003, in de gemeente Tholen, opzettelijk, samen en in vereniging met (een) ander (een) handeling bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen , heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stof(fen) en met een vervoermiddel die waren aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b. van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen , anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, met name hebben zij en haar mededader met het samenstel van de duwboot [E] en de duwbakken [F] en [G] een aantal met gevaarlijke stoffen beladen tankcontainers vervoerd over het Schelde-Rijnkanaal, terwijl het navolgende voorschrift(en) van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (ADNR) niet in acht werd genomen, immers heeft in strijd met voorschrift
- 1.4.2.2.1 zij als vervoerder in het kader van 1.4.1, in voorkomend geval in het bijzonder, niet zich er van vergewist dat de voorgeschreven documenten aan boord van bovengenoemd samenstel werden meegenomen."
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de vertegenwoordiger van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"De aan de bedrijven [D] BV, [verdachte 2] en [medeverdachte 3] ter beschikking staande schepen worden gezamenlijk geëxploiteerd. Deze schepen worden voor een aantal maanden of een nog langere termijn ten behoeve van een opdrachtgever ingezet. Met de opdrachtgevers worden hiertoe loon- en prijsafspraken gemaakt. Het vervoer wordt uitgevoerd en de betaling daarvoor wordt ontvangen op basis van standaard vervoerscondities voor de Rijnvaart. Deze situatie bestond al voordat de bedrijven met [medeverdachte 2] (- het hof begrijpt [medeverdachte 2]; medeverdachte -) begonnen. [Medeverdachte 2] zorgt ervoor dat alle ladingstromen op elkaar afgestemd worden.
Onze bedrijven krijgen de informatie van de zeevervoerder en wij zorgen ervoor dat die informatie bij de schepen terechtkomt. De opdrachtgevers geven aan de planners informatie over de stoffen die in hun opdracht vervoerd moeten worden. Dat betreft bijvoorbeeld informatie over de aard van de te vervoeren stoffen. Die gegevens worden door de planners gecontroleerd. De planners moeten weten welke goederen aan boord komen. Als er bij de planners informatie beschikbaar is over gevaarlijke stoffen dan wordt door de planners preventief beoordeeld of die stoffen vervoerd mogen worden. Ze geven hun bevindingen daaromtrent door aan de schipper. De planners proberen te vermijden dat er problemen ontstaan bij het beladen van een schip. De schipper krijgt de documenten van de planning, in dit geval één van de planners van [medeverdachte 2]."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 9 mei 2003 vond op het Schelde-Rijnkanaal, binnen de gemeente Reimerswaal een controle plaats op de bepalingen van de Wet (Vervoer) Gevaarlijke Stoffen aan boord van de duwboot [E] met daarvoor gekoppeld de duwbakken [F] en [G]."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3] en andere daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
d. een containerdossier, voor zover inhoudende:
"dat de vervoerde (tank) containers [001] en [002] waren beladen met de onder het regime van het ADNR vallende gevaarlijke stof ethyleendiamine, en dat de ADNR vervoersdocumenten ten aanzien van die containers ontbraken.
Lading [G]
GNCODE
Soort ladingGevaarlijke stof
Benaming goed document geen document
Benaming goed wetgeving anorganische nitraten, n.e.g.
Hoeveelheid 9999 kg
Container
Nummer [003]
Controlegetal oké ja
Gevaarlijke stoffen
Regime ADNR
Containernummer [003]
Vervoersnaam ontbreekt
Geen vervoerdocument 5.4.1.1.1"
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik ben schipper aan boord van de [E]. De [E] vormt op dit moment samen met de duwbakken [F] en [G] een eenheid. De lading heb ik in Antwerpen geladen. [Verdachte 2] is de opdrachtgever via [medeverdachte 2] voor deze containers met gevaarlijke stoffen. Omstreeks 18.00 uur op die dag (9 mei 2003) kreeg ik per fax een aantal documenten aan boord. Dat waren documenten die de gevaarlijke stoffen moeten begeleiden. Daar stonden een beperkt aantal gevaarlijke stoffen op. Dat was op zich niet ongebruikelijk, we krijgen wel vaker op een later tijdstip documenten aangeleverd. Na controle van de vervoerdocumenten en de containers op het stuwplan zag ik dat ik vervoersdocumenten te kort kwam.
Ik vaar in directe opdracht van [medeverdachte 2] te Sliedrecht. Dat wordt door ons afgekort met [medeverdachte 2]. Omstreeks 21.00 uur heb ik contact opgenomen met [medeverdachte 2] en ik heb daar gesproken met [betrokkene 4] (het hof leest: [betrokkene 4]).
Zij gaf mij door dat alle vervoersdocumenten die zij in haar bezit had, aan boord van de [E] waren gebracht. Volgens haar waren er bij [medeverdachte 2] op het kantoor ook geen documenten meer. Ik heb omstreeks 22.00 uur nogmaals gebeld met [medeverdachte 2] te Sliedrecht. Ik kreeg de opdracht te gaan varen en [betrokkene 4] voegde daar aan toe "Ik hoop dat je onderweg geen controle krijgt" of woorden van gelijke strekking. Omstreeks 22.30 uur, ik was op dat moment al aan het varen, kreeg ik nog een telefoontje van [betrokkene 4]. Ik heb haar toen gevraagd wat ik moest doen; terug naar Antwerpen of doorvaren naar Rotterdam? Zij heeft mij toen gezegd "vaar toch maar door" of woorden van gelijke strekking. Ik ben doorgevaren. Omstreeks 23.30 uur kwam u, de waterpolitie, aan boord en u en uw collega zagen direct dat er gevaarlijke stoffen aan dek stonden. Toen u mij naar die papieren vroeg moest ik natuurlijk erkennen dat ik die niet had. Eigenlijk hoor ik de documenten al voor belading aan boord te hebben. Wij als schippers krijgen deze altijd te laat en als er dan niets komt is er meestal ook geen mogelijkheid meer om iets te corrigeren. Wij worden dan altijd moreel gedwongen om te gaan varen."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 5]:
"Ik ben in dienst van [verdachte 2] te Antwerpen. U vraagt mij wie de eindverantwoording heeft voor de papieren aan boord. Dat is [medeverdachte 2] in Sliedrecht. Ik verzamel de informatie, ik maak de vervoersdocumenten op en stuur deze per fax naar [medeverdachte 2]. Zij bepalen in welk schip deze containers worden vervoerd en zorgen ervoor dat de documenten aan boord komen. De beslissing om het schip uit Antwerpen te laten vertrekken heb ik genomen samen met [betrokkene 4] van [medeverdachte 2]. [betrokkene 4] was gebeld door de schipper van de [E] en wij hebben dat toen besproken. Het lossen van de containers zou betekenen dat de gehele lading uitgelost zou moeten worden. De meeste gevaarlijke stoffen containers stonden onderop. Wij hebben toen het risico genomen dat er niet gecontroleerd zou worden en wij hebben de opdracht gegeven om te gaan varen."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 6]:
"Ik ben als general manager verantwoordelijk voor alle werkzaamheden binnen het bedrijf [verdachte 2], gevestigd te Antwerpen. Ik ben verantwoordelijk voor de dagelijkse werkzaamheden met betrekking tot het vervoer op de lijn Rotterdam-Antwerpen. [Medeverdachte 2] te Sliedrecht is een operationele samenwerking tussen [D], [verdachte 2] en MTA. Ieder van die partijen heeft zijn schepen en binnen de samenwerking worden deze schepen centraal op een zo efficiënt mogelijke manier ingepland voor transport. ledere partner binnen de samenwerking heeft verantwoordelijkheid voor zijn eigen schepen en klanten. De participanten zijn commercieel volledig zelfstandig verantwoordelijk. [Medeverdachte 2] is alleen operationeel aansturend voor wat betreft planning en organisatie. Wij hebben één disponent in [medeverdachte 2] die wij daar detacheren. Verder hebben wij eenmaal per maand een vergadering waarin gesproken wordt met [betrokkene 7] en [betrokkene 8] van [D] BV, en met de andere partners. We hebben het dan over het verloop van de dagelijkse gang van zaken.
U vraagt mij wie op 9 mei 2003 de schipper van de [E] de opdracht heeft gegeven om te vertrekken. Ik ben op de hoogte van het feit dat één van onze mensen samen met [medeverdachte 2] een beslissing heeft genomen om de [E] te laten varen met de aangegeven lading aan boord. De verantwoordelijkheid ligt uiteindelijk bij ons bedrijf Rhinecontainer."
h. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 29 maart 2003 werd een controle uitgevoerd aan boord van de duwboot [A] met daarvoor gekoppeld de duw(bakken) [B] en [C]. Deze controle vond plaats op de Dordtsche Kil, binnen de gemeente Dordrecht."
i. een containerdossier, voor zover inhoudende:
"Opgemaakt naar aanleiding van de controle genoemd in voornoemd proces-verbaal, dat onder meer inhoudt dat de (tank)containers die met het samenstel van de duwboot [A] en de duwbakken [B] en [C] werden vervoerd waren beladen met de onder het regime van het ADNR vallende gevaarlijke stoffen propargite, sodium perborate piparezine, parfumerleen, methyl decilerate en peroxide en dat de schriftelijke instructies ten aanzien van die containers ontbraken."
j. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Voor de duwboot [A] waren gekoppeld de duwbakken [B] en [C]. De opdracht om te gaan laden/varen was van [medeverdachte 2] te Sliedrecht. Ik had voor het vervoer van die gevaarlijke stoffen geen schriftelijke instructies ontvangen. Ik heb een boek met gevarenkaarten maar de juiste zaten er niet in. Ik krijg er geen aanvullingen op. Ik krijg die kaarten ook niet automatisch meegestuurd. Ik heb dat gemeld. Ik weet niet of er iets mee gedaan is. U vraagt mij waarom ik ben gaan varen, terwijl de schriftelijke instructies niet aanwezig waren en dus de documentatie niet volledig was. Ik heb een gezin te onderhouden. Als ik niet vaar dan is het met me gedaan, want dan pleeg ik contractbreuk. Met andere woorden: ik voelde mij verplicht om te gaan varen. Als ik een melding geef dat er iets niet in orde is, bepaalt [medeverdachte 2] of de container mee gaat, of niet mee gaat dan wel wordt uitgelost. Ik ben dus de uitvoerende macht en zij zijn de organiserende macht."
k. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 5 juni 2003 werd aan boord van de duwboot [E] met daarvoor gekoppeld de duwbakken [F] en [G], varende op het Schelde-Rijnkanaal, ter hoogte van Tholen een controle uitgevoerd naar de aard en lading van het transport. Naar aanleiding van het aantreffen van drie tankcontainers met gevaarlijke stoffen aan boord van dit duwstel is een afzonderlijk containerdossier opgemaakt."
l. een containerdossier dat is opgemaakt naar aanleiding van de controle genoemd in voornoemd proces-verbaal, voor zover inhoudende:
"dat de (tank-)containers die met het samenstel van de duwboot [E] en de duwbakken [F] en [G] werden vervoerd waren beladen met de onder het regime van het ADNR vallende gevaarlijke stoffen ethylacrylaat, aminen of polyaminen, vloeibaar bijtend NEG, alkylfenolen en trimethylphenol en dat de ADNR vervoersdocumenten ten aanzien van die containers ontbraken."
m. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2], alsmede als vragen van deze verbalisanten:
"Ik ben schipper aan boord van de duwcombinatie [E] met de duwbakken [F] en [G].
V: Ik zie dat er diverse containers met gevaarlijke stoffen op het stuwplan staan. Heeft u daarvoor alle documenten aan boord?
Dat weet ik niet. Ik heb daar nog niet naar kunnen kijken.
V: Als u deze twee faxen leest wat denkt u dan?
Dat [medeverdachte 2] er een zooitje van maakt. Ze weten alles zo mooi te vertellen, maar ze wisten niet eens dat ik een container aan boord had staan, die wel op het stuwplan staat. Zij vertikken het om die documenten op tijd aan te leveren terwijl ze vaak al een dag van tevoren die informatie hebben liggen en dan sturen ze die formulieren na als je al halverwege bent. Ze dwingen je te gaan varen of om de wet te overtreden, maar dat zullen ze altijd glashard ontkennen.
V: Bent u op de hoogte van het missen van deze documenten?
Nee, ik heb het erg druk gehad aan boord. Ik had alles wel na moeten kijken maar dat is niet gebeurd."
2.3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Tot de bedrijfsactiviteiten van verdachte behoort het verzorgen van containervervoer van gevaarlijke stoffen over het water tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen. Om tot een zo efficiënt mogelijke benutting van scheepslaadruimte te komen hebben de ondernemingen [medeverdachte 3], [verdachte 2] en [D] B.V. in het kader van hun gemeenschappelijke onderneming, [medeverdachte 2] afgesproken dat zij over elkaars laadruimte kunnen beschikken ter voldoening van de vervoersopdrachten, die bij hen door de afzenders van de ladingen worden geplaatst. [Medeverdachte 2] zorgt ervoor dat alle ladingstromen op elkaar afgestemd worden.
Naar het oordeel van het hof is de eerst verantwoordelijke voor het fysieke vervoer de schipper. In beginsel is het dan ook de schipper die verantwoordelijk is voor het aan boord aanwezig hebben van de juiste documenten met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het begrip 'vervoerder' in de zin van de hier van toepassing zijnde regelingen is evenwel niet beperkt tot degene die het fysieke vervoer verricht: het omvat ook de ondernemingen die al dan niet op basis van een vervoersovereenkomst het vervoer uitvoeren. Naar het oordeel van het hof is de verdachte als zodanig aan te merken, en wel via deelneming in de gemeenschappelijke onderneming [medeverdachte 2]. Zij voert het vervoer uit samen met (de partners in) [medeverdachte 2] en de schipper. Op al deze personen rusten de verplichtingen die een vervoerder in het kader van voorschrift 1.4.1 heeft, zoals die nader zijn uitgewerkt in voorschriften 1.4.2 en 1.4.3. Ingevolge voorschrift 1.4.1.3 zijn de bepalingen van voorschriften 1.2.1, 1.4.2 en 1.4.3 inzake de definities van de betrokkenen en de voor hun geldende plichten niet van invloed op de voorschriften van het nationale recht inzake de juridische gevolgen (strafstelling, aansprakelijkheid enz.), die samenhangen met het feit of de bedoelde betrokkene bijvoorbeeld een rechtspersoon, een natuurlijk persoon, een voor eigen rekening werkzaam persoon, een werkgever of een werknemer is. De strafbaarstelling van art. 5 van de wet geldt voor een ieder ter zake van het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte 'medepleger' is. Het hof is van oordeel dat verdachte ook kan worden aangemerkt als medepleger van de onderhavige feiten, nu sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] en met de schipper, alsmede van een gezamenlijke uitvoering. Niet alleen is het schip de [E] ingezet door verdachte via [medeverdachte 2], maar ook heeft verdachte samen met [medeverdachte 2] met opzet de schipper van de [E] zonder de vereiste documenten laten varen op 9 mei 2003. Gelet op de nauwe samenwerking in het kader van [medeverdachte 2] en in de wetenschap dat dikwijls vervoersdocumenten ontbraken, heeft de verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat op 29 maart 2003 de schipper van de [A] en op 5 juni 2003 wederom de schipper van de [E] niet aan de controleverplichting van het ADNR konden voldoen. Deze feiten en omstandigheden maken dat verdachte ook als pleger bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de controle op de aanwezigheid van de vereiste documenten werd nagelaten op de laatstgenoemde data. Naar het oordeel van het hof is de onderhavige normschending door verdachte zowel als pleger (met [medeverdachte 2] en de schipper), als ook als medepleger, even ernstig is te noemen, gelet op de positie van de verdachte in de vervoersketen."
2.4. De verdachte is een rechtspersoon ten aanzien van wie is bewezenverklaard dat zij - kort gezegd - in drie gevallen opzettelijk samen en in vereniging met een ander gevaarlijke stoffen heeft vervoerd met een duwcombinatie zonder zich ervan te hebben vergewist dat de daartoe vereiste vervoersdocumenten aan boord waren. Daarnaast is bewezenverklaard dat zij - kort gezegd - in één geval samen en in vereniging met een ander, nadat was gemeld dat niet alle voorgeschreven documenten aan boord aanwezig waren, verder heeft vervoerd voordat aan de voorschriften was voldaan.
De nadere bewijsoverweging houdt in dat het Hof een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met de participanten en de schippers bewezen heeft geacht, aangezien de verdachte "wist" dat de vereiste documenten ontbraken en niettemin in één geval de schipper opdracht gaf te gaan varen zonder dat de ontbrekende documenten aanwezig waren. Uit die wetenschap heeft het Hof het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het medeplegen van de verboden gedragingen afgeleid. Op grond waarvan die wetenschap aan de verdachte rechtspersoon kan worden toegerekend, heeft het Hof echter niet nader aangeduid. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de gebezigde bewijsmiddelen niet inhouden dat de bij de verdachte verantwoordelijke personen over die wetenschap beschikten en de opdracht gaven of lieten geven. In zoverre kan uit de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen het Hof in zijn bewijsoverwegingen heeft vastgesteld niet zonder meer volgen dat de verdachte opzet heeft gehad. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
2.5. De klacht slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 22 februari 2011.