Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 09 - 5018, 5019, 5020, 5022, 5024, 5028, 5030, 5031, 5032, 6056, 6365, 6368, 6373, 10 - 99, 131, 132, 134, 136, 137, 139, 141, 142, 146 WW
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 augustus 2010
in de zaken van:
[eiser 1], wonende te [woonplaats],
[eiser 2], wonende te [woonplaats],
[eiser 3], wonende te [woonplaats],
[eiser 4], wonende te [woonplaats],
[eiser 5], wonende te [woonplaats],
[eiser 6], wonende te [woonplaats],
[eiser 7], wonende te [woonplaats],
[eiser 8] wonende te [woonplaats],
[eiser 9], wonende te [woonplaats],
[eiser 10], wonende te [woonplaats],
[eiser 11] wonende te [woonplaats],
[eiser 12], wonende te [woonplaats],
[eiser 13], wonende te [woonplaats],
[eiser 14], wonende te [woonplaats],
[eiser 15], wonende te [woonplaats],
[eiser 16], wonende te [woonplaats],
[eiserer 17], wonende te [woonplaats],
[eiser 18], wonende te [woonplaats],
[eiser 19], wonende te [woonplaats],
[eiser 20], wonende te [woonplaats],
[eiser 21], wonende te [woonplaats],
[eiser 22], wonende te [woonplaats],
[eiser 23], wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. J.H. Pelle, advocaat te Den Haag,
tegen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 22 april 2009 heeft verweerder geweigerd eisers uitkeringen ingevolge Hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet (WW) te verlenen.
Tegen deze besluiten hebben eisers bij brieven van 11 mei 2009 bezwaar gemaakt.
Bij besluiten van 1 september 2009 heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten hebben eisers bij brieven van 8 oktober 2009, aangevuld bij brieven van 15 juni 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken ingezonden en verweerschriften ingediend.
De beroep is behandeld ter zitting van 28 juni 2010, alwaar [eiser 5], [eiser 10], [eiser 14], [eiser 15], [eiser 18], [eiser 20], [eiser 21], [eiser 23] in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, voornoemd, en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door J.A.N. de Lange.
2. Overwegingen
2.1 Onder toepassing van artikel 8;13, eerste lid, Awb hebben de rechtbanken Alkmaar, Amsterdam en Zwolle – Lelystad de zaken verwezen naar de rechtbank Haarlem voor behandeling.
2.2 Eisers waren tot en met 31 oktober 2008 in dienst bij Maan Tax Ltd. Met ingang van 1 november 2008 zijn zij in dienst getreden bij TEMA BV. Maan Tax Ltd. is op 2 december 2008 failliet verklaard.
2.3 Eisers hebben verweerder verzocht de achterstallige loonbetalingsverplichtingen van Maan Tax Ltd. over te nemen.
2.4 Verweerder heeft dit geweigerd, omdat volgens verweerder sprake is van overgang van onderneming, waardoor de verkrijgende werkgever, TEMA BV, voor het door eisers gestelde achterstallige loon, e.d. aangesproken dient te worden.
2.5 Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat van overgang van onderneming geen sprake is. Daarbij hebben zij aangevoerd dat het standpunt van verweerder dat de identiteit van Maan Tax Ltd. gelijk is gebleven en vanaf 1 november 2008 aansluitend is voortgezet door TEMA BV, onjuist is. Weliswaar zijn door TEMA BV dezelfde taxi’s gebruikt, maar dit kon niet anders vanwege de langlopende leaseovereenkomsten, aldus eisers. Verder is slechts een deel van het personeel overgegaan naar TEMA BV. Voorts hebben eisers aangevoerd dat het klantenbestand wezenlijk en aanzienlijk is gewijzigd. Daarbij hebben zij gewezen op het contract van TEMA BV met Prestige. Hierdoor was het werkgebied van TEMA BV in belangrijke mate gebonden aan de regio Utrecht, terwijl Maan Tax Ltd. Amsterdam en Noord-Holland als werkgebied had. Hierdoor was de klantenkring van TEMA BV ook anders dan die van Maan Tax Ltd., aldus eisers.
2.6 De rechtbank overweegt als volgt.
2.7 Ingevolge artikel 61, eerste lid, van de WW - voor zover hier van belang - heeft een werknemer recht op uitkering op grond van hoofdstuk IV van de WW, indien hij van een werkgever, die in staat van faillissement is verklaard, loon te vorderen heeft.
2.8 Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) wordt het in strijd met de regeling van Hoofdstuk IV van de WW geacht om in geval van betalingsonmacht van een werkgever overname van betalingsverplichtingen te vragen indien de betrokken werknemers de mogelijkheid hebben gehad om op betrekkelijk eenvoudige wijze van een kredietwaardige derde-verkrijger betaling te verlangen van hetgeen de betalingsonmachtige werkgever hen schuldig is gebleven (CRvB 29 juni 2005, LJN AT9016).
2.9 Ingevolge artikel 7:662, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW), wordt onder overgang van een onderneming verstaan: overgang van een onderneming of een onderdeel daarvan ten gevolge van een overeenkomst, inzonderheid een overeenkomst tot verkoop, verhuur, verpachting of uitgifte in vruchtgebruik.
2.10 Artikel 7:663, eerste volzin, BW bepaalt dat door de overgang van een onderneming de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor de werkgever in die onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer van rechtswege overgaan op de verkrijger.
2.11 Voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een overgang van onderneming is beslissend of de identiteit van het bedrijf bewaard blijft. De overgang moet betrekking hebben op een duurzaam georganiseerde economische eenheid. Het begrip eenheid verwijst naar een georganiseerd geheel van personen en elementen waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend.
2.12 Om uit te maken of aan de voorwaarden voor de overgang van een economische eenheid is voldaan, moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de transactie kenmerken, zoals de aard van de betrokken onderneming of vestiging, de vraag of al dan niet materiële activa worden overgedragen, de waarde van immateriële activa op het tijdstip van de overdracht, de vraag of vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer wordt overgenomen, de vraag of de klantenkring wordt overgedragen, de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen en de duur van de eventuele onderbreking van de activiteiten. Het belang van elk van deze criteria verschilt noodzakelijkerwijs naar gelang van de uitgeoefende activiteit en de productiewijze of bedrijfsvoering. Waar een economische eenheid in bepaalde sectoren zonder materiële of immateriële activa van betekenis kan functioneren, kan het behoud van de identiteit van een dergelijke eenheid na de transactie per definitie niet afhangen van de overdracht van dergelijke activa (Hof van Justitie EG 24 januari 2002, RSV 2002/177).
2.13 Uit de stukken komt naar voren dat Maan Tax Ltd. werd bestuurd door [bestuurder 1] (vader) en [naam bestuurder 2] (dochter). Vanaf 21 oktober 2008 is het bestuur van Maan Tax Ltd. in handen van de stichting Juravo (enig bestuurslid [naam bestuurlid ]).
2.14 Uit een uittreksel van het register van de Kamer van Koophandel, dat zich onder de stukken bevindt, blijkt dat de naam TEMA BV vanaf 19 november 2008 wordt gevoerd. Daarvoor (vanaf 10 april 2008) heette de onderneming Maan Tax BV. Maan Tax BV werd bestuurd door [bestuurder 1], [naam bestuurder 2], [naam echtgenoot bestuurder 1] (echtgenoot van [naam bestuurder 2]) en L.T. Pijst (partner van [bestuurder 1]). Per 20 november 2008 is [naam echtgenoot bestuurder 1] enig bestuurder en vanaf 6 mei 2009 is [naam] enig aandeelhouder en bestuurder van TEMA BV.
2.15 Vaststaat dat de werknemers van Maan Tax Ltd. op 31 oktober 2008 voor het laatst voor Maan Tax Ltd. hebben gewerkt. Uit het door verweerder opgestelde overzicht blijkt dat een grote meerderheid van de werknemers van Maan Tax Ltd. per 1 november 2008 in dienst getreden is bij TEMA BV (23 van de 26 werknemers).
2.16 Geconcludeerd kan worden dat de ondernemingen Maan Tax Ltd. en TEMA BV dezelfde werkzaamheden verrichtten, geleid werden door dezelfde personen en dat een grote meerderheid van het personeel al voor het faillissement van Maan Tax Ltd. in dienst getreden is bij TEMA BV. Verder is gebruik gemaakt van dezelfde taxi’s. Een en ander is nog om te kunnen concluderen dat de onderneming van Maan Tax Ltd. is overgenomen door TEMA BV. Daarvoor is ook nodig dat althans een deel van de klantenkring van Maantax Ltd. is overgegaan.
2.17 Met betrekking tot de vraag of de klantenkring is overgedragen stelt de rechtbank vast dat verweerder weliswaar heeft vastgesteld dat het leerlingenvervoer voor de gemeente Zeevang is voortgezet door TEMA BV, maar dat van de overige klanten van Maan Tax Ltd. niet is onderzocht of deze ook zijn overgenomen door TEMA BV. De rechtbank acht de bestreden besluiten om deze reden onvoldoende deugdelijk onderbouwd en zal deze besluiten dan ook vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 Awb.
2.18 De rechtbank ziet echter aanleiding de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten geheel in stand te laten. Daartoe is het volgende overwogen.
2.19 Eisers hebben bij brief van 15 juni 2010 een overzicht van de ontwikkeling van de omzet van Maan Tax Ltd. in het jaar 2008 in het geding gebracht. Ter zitting is toegelicht dat de gegevens afkomstig zijn uit de administratie van ATC, omdat ATC ritten aan Maan Tax Ltd. toedeelde. Uit het overzicht komt naar voren dat Maan Tax Ltd. in de maanden augustus, september en oktober 2008 Achmea, de gemeente Zeevang (leerlingenvervoer) en Connexxion als klant had. Uit het overzicht blijkt voorts dat deze klanten ook na 1 november 2008 via ATC bij Maan Tax Ltd. omzet genereerden. Nu Maan Tax Ltd. met ingang van 1 november 2008 geen omzet heeft kunnen genereren, omdat alle activiteiten beëindigd waren, houdt de rechtbank het ervoor dat de omzet in de maanden november 2008 en december 2008 moet worden toegeschreven aan TEMA BV. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de gemeente Zeevang in de maanden november en december 2008 in dit overzicht nog als ‘klant’ van Maan Tax Ltd. is vermeld, terwijl TEMA B.V. deze ritten is gaan uitvoeren, zoals ook door Vlaming tijdens de hoorzitting is verklaard. Daaruit volgt dat voldoende aannemelijk is geworden dat de klantenkring die Maan Tax Ltd. eind oktober 2008 had, is overgedragen aan TEMA BV.
2.20 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat sprake is overgang van onderneming. Daaruit volgt dat verweerder terecht heeft geweigerd uitkeringen op grond van Hoofdstuk IV van de WW te verlenen.
2.21 Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb en in aanmerking genomen dat het hier gaat om samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht , verweerder te veroordelen tot een bedrag van € 1311,-- (2 punten voor beroepschrift en verschijnen ter zitting, vermenigvuldigd met 1,5, zaken van gemiddeld gewicht).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart de beroepen gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden besluiten van 1 september 2009;
3.3 bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten geheel in stand blijven;
3.4 veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1311,--, te betalen aan eisers met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
3.5 gelast dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door eisers betaalde griffierecht van € 41,-- aan ieder van de eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, voorzitter, en mrs. C.E. Heyning - Huydecoper en M. Mateman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uit gesproken op 6 augustus 2010.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.