Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 324704 CV EXPL 10-1396
Uitspraakdatum: 9 juni 2010
Vonnis in de zaak van:
[naam], te [plaats]
eisende partij
verder ook te noemen: [eiser]
gemachtigde: J.P.J. Franssen
tegen
[naam], handelend onder de naam [...], te [plaats]
gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.C. Pels
Het procesverloop
[Eiser] heeft bij dagvaarding van 18 februari 2010 een vordering ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. Na beraad heeft de kantonrechter bij vonnis van 14 april 2010 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Die zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2010, waar [eiser] en [gedaagde] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is vandaag uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1. Op 24 maart 2009 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen, die inhoudt dat [eiser] van [gedaagde] een auto heeft gekocht, te weten een Volkswagen Passat, voor een koopprijs van € 14.250,01.
2. Kort na de aankoop zijn er problemen opgetreden met de auto. [eiser] heeft door derden in maart 2009, mei 2009 en augustus 2009 reparaties laten verrichten aan de auto. De kosten van deze reparaties bedroegen € 1.289,49.
3. Bij brief van 18 september 2009 heeft [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat bij nader onderzoek was gebleken dat er een defect was aan het roetfilter van de auto. [eiser] heeft [gedaagde] verzocht het gebrek kosteloos te repareren. In een brief van 25 september 2009 heeft [gedaagde] gesteld dat hij niet in gebreke is gebleven. Bij brief van 28 oktober 2009 heeft [eiser] aan [gedaagde] bericht dat hij binnen vijf dagen moet aangeven of hij bereid is alle kosten van de uitgevoerde en nog uit te voeren reparaties te vergoeden. Namens [gedaagde] is bij brief van 13 november 2009 te kennen gegeven dat hij zich niet aansprakelijk acht voor de gevorderde reparatiekosten.
4. Op 23 december 2009 heeft [eiser] de auto laten repareren door een derde, waarbij het roetfilter is vervangen. [Eiser] heeft voor deze laatste reparatie € 1.688,29 betaald.
Het geschil
5. [Eiser] vordert betaling van een bedrag van € 2.977,78 van [gedaagde]. Daarbij stelt [eiser] – kort weergegeven – dat de auto een defecte roetfilter heeft en daarom niet aan de overeenkomst tussen partijen beantwoordt. Volgens [eiser] mocht hij op grond van artikel 21, zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de reparaties aan de auto door derden laten verrichten en kan hij de kosten daarvan, te weten het gevorderde bedrag van € 2.977,78, op [gedaagde] verhalen. Ook vordert [eiser] betaling van wettelijke rente.
6. [Gedaagde] voert aan – zakelijk weergegeven – dat bij verkoop nog geen sprake was van een gebrek aan het roetfilter. Ook stelt [gedaagde] dat [eiser] wist dat gebreken aan de auto voor zijn eigen rekening kwamen, nu hij de auto bewust zonder garantie en met een korting heeft gekocht. Verder neemt [gedaagde] het standpunt in dat [eiser] gelet op artikel 21, zesde lid, van Boek 7 van het BW verplicht was om hem in kennis te stellen van het gebrek en hem in staat had moeten stellen dat gebrek zelf te repareren. Nu [eiser] dit niet, althans niet tijdig heeft gedaan, meent [gedaagde] dat hij de kosten van door derden uitgevoerde reparaties niet hoeft te betalen. Voor zover hij al enig bedrag zou moeten betalen, betwist hij de noodzaak van vervanging van het roetfilter en acht hij de gemaakte kosten onevenredig hoog.
De beoordeling
7. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de auto beantwoordt aan de overeenkomst tussen partijen. Uit artikel 17, tweede lid, van Boek 7 van het BW volgt dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Bij de beoordeling daarvan zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [eiser] gelet op het bouwjaar van de auto en de koopprijs in redelijkheid verwachten dat het roetfilter goed zou functioneren. Daarbij is ook van belang dat de reparatiekosten van het roetfilter aanzienlijk zijn gebleken en dat niet is betwist de stelling van [eiser] dat normaal gebruik van de auto vanwege het defecte roetfilter niet mogelijk was. Ter zitting heeft [gedaagde] ook erkend dat [eiser] er vanuit mocht gaan dat het roetfilter goed werkte. De auto beantwoordt vanwege het defecte roetfilter dus niet aan de overeenkomst.
8. Het verweer van [gedaagde] dat het gebrek aan het roetfilter ten tijde van de koop nog niet bestond, wordt verworpen. Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een consumen¬tenkoop als bedoeld in artikel 5 van Boek 7 van het BW . Gelet op artikel 18 van Boek 7 van het BW wordt bij een consumentenkoop vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart. Niet in geschil is dat het gebrek aan het roetfilter zich binnen zes maanden na aflevering van de auto heeft geopenbaard. Dit betekent dat moet worden uitgegaan van het vermoeden dat dit gebrek bij aflevering al bestond. De aard van de zaak verzet zich er naar het oordeel van de kantonrechter niet tegen om van dit vermoeden uit te gaan. Ter zitting heeft [gedaagde] gesteld dat hij tegenover dit vermoeden geen bewijzen heeft dat het gebrek ná aflevering is ontstaan en dat hij geen behoefte heeft aan nadere bewijslevering. Gelet daarop moet als vaststaand worden aangenomen dat het gebrek al ten tijde van de aflevering bestond.
9. De stelling van [gedaagde] dat [eiser] heeft afgezien van garantie en dat het gebrek aan de auto dus voor rekening van [eiser] komt, gaat niet op. Op zichzelf zijn partijen het erover eens dat geen garantie is overeengekomen. Echter, gelet op artikel 6 van Boek 7 van het BW is bij een consumentenkoop het bepaalde in artikel 17 van Boek 7 van het BW dwingend recht, hetgeen wil zeggen dat daarvan niet ten nadele van [eiser] kan worden afgeweken. Ook bij gebreke aan garantie kan [eiser] er dus aanspraak op maken dat de auto de eigenschappen heeft die hij mocht verwachten. Dat er geen garantie is overeengekomen, brengt daarom niet mee dat het gebrek aan het roetfilter voor rekening van [eiser] komt.
10. [gedaagde] heeft verder naar voren gebracht dat hij niet verplicht is om de reparatiekosten te betalen, omdat [eiser] hem op grond van artikel 21, zesde lid, van Boek 7 van het BW in kennis had moeten stellen van het gebrek en hem in staat had moeten stellen dat gebrek zelf te repareren. Daarover overweegt de kantonrechter het volgende. Artikel 21, zesde lid, van Boek 7 van het BW bepaalt dat indien bij een consumentenkoop de verkoper niet binnen een redelijke tijd nadat hij daartoe door de koper schriftelijk is aangemaand, aan zijn verplichtingen tot herstel van de afgeleverde zaak heeft voldaan, de koper bevoegd is het herstel door een derde te doen plaatsvinden en de kosten daarvan op de verkoper mag verhalen. Vast staat dat [eiser] [gedaagde] voor het eerst bij brief van 18 september 2009 heeft aangemaand de auto te herstellen. [eiser] heeft de reparaties voorafgaand aan die datum dus laten verrichten zonder [gedaagde] de gelegenheid tot herstel te hebben gegeven. Dat betekent dat [eiser] de kosten van reparaties die hij vóór 18 september 2009 door derden heeft laten verrichten, gelet op artikel 21, zesde lid, van Boek 7 van het BW niet kan verhalen op [gedaagde].
11. [eiser] heeft aangevoerd dat hij ondanks het bepaalde in artikel 21, zesde lid, van Boek 7 van het BW de reparatiekosten toch op [gedaagde] kan verhalen, ook al heeft hij niet tijdig aangemaand. Naar de kantonrechter begrijpt, stelt [eiser] ter ondersteuning hiervan dat [gedaagde] bij verkoop en aflevering moet hebben geweten van het gebrek aan het roetfilter, zodat het onredelijk is dat [gedaagde] zich erop beroept dat hij niet eerst is aangemaand. In reactie hierop heeft [gedaagde] ontkend dat hij wist van dat gebrek en heeft hij erop gewezen dat uit de door hem overgelegde onderhoudshistorie van de auto niet blijkt van problemen met het roetfilter voorafgaand aan de aflevering. Gelet op deze reactie lag het op de weg van [eiser] om zijn stelling nader te onderbouwen. Dat heeft [eiser] echter niet gedaan. De enkele opmerking van [eiser] dat [gedaagde] de auto voor een relatief lage prijs zou hebben ingekocht, is in dit verband geen voldoende onderbouwing. Dit brengt mee dat er geen reden is om te oordelen dat het beroep van [gedaagde] op het ontbreken van een voorafgaande aanmaning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor zover [eiser] heeft betoogd dat hij op grond van artikel 74 van Boek 6 van het BW aanspraak heeft op volledige schadevergoeding vanwege de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, overweegt de kantonrechter dat ook in het kader van dat artikel in beginsel een voorafgaande schriftelijke aanmaning nodig is voordat verzuim intreedt en aanspraak op schadevergoeding kan worden gemaakt.
12. De kosten van de reparatie op 23 december 2009 van € 1.688,29 moeten wel door [gedaagde] aan [eiser] worden vergoed. Deze kosten zijn immers gemaakt nadat [gedaagde] was aangemaand door [eiser]. Bovendien mocht [eiser] uit de brief van [gedaagde] van 13 november 2009 afleiden dat [gedaagde] niet bereid was het roetfilter kosteloos te herstellen. [eiser] was daarom bevoegd de reparatie door een derde te laten uitvoeren en kan de kosten daarvan op grond van artikel 21, zesde lid, van Boek 7 van het BW op [gedaagde] verhalen. Overigens is niet in geschil dat [eiser] in de zin van artikel 23 van Boek 7 van het BW tijdig na ontdekking van het gebrek aan het roetfilter daarvan kennis heeft gegeven aan [gedaagde].
13. De stelling van [gedaagde] dat vervanging van het roetfilter niet noodzakelijk was, treft geen doel. Vast staat dat de auto tot aan de vervanging van het roetfilter problemen bleef vertonen, terwijl daarnaast ter zitting door [eiser] is gesteld en door [gedaagde] niet is betwist dat vervanging van het roetfilter de problemen met de auto heeft opgelost. Ook [gedaagde] is er blijkens zijn brieven van 25 september 2009 en 27 oktober 2009 kennelijk vanuit gegaan dat het roetfilter defect was en vervangen moest worden. Verder acht de kantonrechter de gevorderde kosten van de reparatie van 23 december 2009 niet onevenredig hoog. [gedaagde] heeft zelf blijkens zijn brief van 27 oktober 2009 exclusief werkplaatsuren al een bedrag van € 1.350,- genoemd voor vervanging van het roetfilter. Daarvan uitgaande valt niet in te zien waarom het bedrag van € 1.688,29 te hoog zou zijn, hetgeen door [gedaagde] ook niet nader is onderbouwd.
14. De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om aan [eiser] te betalen € 1.688,29, te weten de kosten van de reparatie van 23 december 2009. De vordering van [eiser] om voor recht te verklaren dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, zal worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat [eiser] nog een zelfstandig belang heeft bij toewijzing van die vordering, naast de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.688,29.
15. Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, moeten beide partijen de eigen proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.688,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 18 februari 2010 tot de dag van voldoening.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 9 juni 2010 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter