Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzoek om voorlopige voorziening tegen de reguliere bouwvergunning voor het geheel oprichten van een restaurant op het perceel Opwettenseweg ongenummerd te Nuenen wordt afgewezen.

Het onderhavige bouwplan maakt deel uit van een gebied gericht traject rondom de Opwettense Watermolen.

Hoewel de procedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO is doorlopen en heeft geresulteerd in een door GS afgegeven verklaring van geen bezwaar, heeft verweerder wel de bij deze procedure behorende planologische afweging gemaakt, maar bij het verlenen van de bouwvergunning geen vrijstelling meer verleend vanwege het van kracht zijn van het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied”.

GS hebben ten aanzien van dit nieuwe bestemmingsplan goedkeuring onthouden aan het betreffende planvoorschrift, maar niet aan de bestemming. Dat betekent dat er voor het onderhavige bouwplan geen bebouwingsvoorschriften krachtens het bestemmingsplan gelden. Derhalve komt, gelet op het bepaalde in artikel 9 van de Ww , aan de Bouwverordening aanvullende werking toe.

De voorzieningenrechter stelt aan de hand van de plankaart vast dat het bouwplan niet in strijd is met de geldende bestemming en de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. Gesteld noch gebleken is dat het bouwplan in strijd is met de in de Bouwverordening gegeven voorschriften. De bezwaren van verzoekster voornamelijk zijn ingegeven uit angst dat er door verwezenlijking van het onderhavige bouwplan voor haar perceel geen bouwmogelijkheden meer zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit gegeven bovenstaande overwegingen niet anders maken.

Uitspraak



RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 10/1708

Uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 juli 2010

inzake

[verzoekster]

te [woon[woonplaats]]

verzoekster,

gemachtigde [gemachtigde]

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

Aan het geding heeft als partij deelgenomen [belanghebbende], te [woon[woonplaats]]

vergunninghouder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2010 heeft verweerder aan vergunninghouder reguliere bouwvergunning verleend voor het geheel oprichten van een restaurant op het perceel kadastraal bekend gemeente [woon[woonplaats]] sectie D, nr. 3745, plaatselijk bekend Opwettenseweg ongenummerd.

Tegen dit besluit heeft verzoekster op 27 mei 2010 een bezwaarschrift ingediend.

Bij brief van gelijke datum heeft verzoekster tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De zaak is behandeld op de zitting van 1 juli 2010, waar verzoekster is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Verder is verschenen de vergunninghouder.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. Voor zover de toetsing aan dit criterium meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in die procedure.

Feiten en omstandigheden.

3. Het onderhavige bouwplan maakt deel uit van een gebied gericht traject rondom de Opwettense Watermolen. In het kort komt het project neer op de volgende onderdelen: restauratie van de Opwettense Watermolen; herbouw van de voormalige droogschuur met een restaurantfunctie; nieuwbouw van een bed & breakfastgebouw; landschappelijke inrichting van de omgeving van de Watermolen; inrichting van de ecologische hoofdstructuur en de realisatie van een vistrap bij de stuw. En verder: het oprichten van een zorgboerderij met zorgwoningen; het oprichten van een potstal ten behoeve van een kleinschalige biologische rundveehouderij; het aanbieden van dagbesteding in de vorm van werkzaamheden op de boerderij; en tot slot mogelijkheden voor horeca, streekproducten en een museum.

4. Het perceel, waarop het bouwplan is gesitueerd, was gelegen in het inmiddels niet meer geldende bestemmingsplan “Landelijk Gebied 1974” en had daarin de bestemming “Gebied van natuurwetenschappelijke en landschappelijke betekenis met agrarisch gebruik” (artikel 3 van de planvoorschriften ). Het oprichten van een restaurant was in strijd met dit bestemmingsplan.

5. Op 25 maart 2008 heeft verweerder besloten medewerking te verlenen aan het bouwplan door het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De procedure daartoe is opgestart.

6. Op 2 oktober 2008 is het bestemmingsplan “Buitengebied” vastgesteld, waarin het perceel de bestemming “Bijzondere doeleinden uit te werken” (artikel 13 van de planvoorschriften ) heeft.

7. Op 26 mei 2009 hebben gedeputeerde staten van Noord-Brabant (GS) besloten omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan “Buitengebied”. Daarbij is goedkeuring onthouden aan artikel 13 van de planvoorschriften en is het aanlegvergunningstelsel, neergelegd in artikel 12, lid 12.6 van toepassing verklaard op de gebieden Hooidonk en Opwetten.

8. De aanvraag om bouwvergunning dateert van 26 november 2009.

9. Op 9 maart 2010 hebben GS de verklaring van geen bezwaar ten behoeve van het project Opwettense Watermolen te [woonplaats] afgegeven. GS hebben daarbij overwogen dat sprake is van behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en een toevoeging aan het recreatieve product en tevens van een versterking van natuur en landschap waar het project onderdeel van uitmaakt. Er is sprake van een uit provinciale planologische optiek aanvaardbaar project.

10. Verzoekster is eigenares van een onbebouwd, aan het thans in geding zijnde perceel grenzend stuk grond, gelegen aan het [adres] te [woonplaats]. Verzoekster heeft het voornemen op haar perceel een woning te bouwen.

Wettelijk/ planologisch kader.

11. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet (Ww) -voor zover in deze zaak van belang- mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd indien:

b. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij de bouwverordening; en

c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.

12. In genoemd artikel zijn de weigeringsgronden voor een bouwvergunning limitatief en imperatief opgesomd, hetgeen betekent dat de bouwvergunning moet worden verleend indien géén van de weigeringsgronden zich voordoet.

13. Ingevolge het ten tijde van de aanvraag om bouwvergunning geldende bestemmingsplan “Buitengebied” heeft het betreffende perceel de bestemming ‘Bijzondere doeleinden nader uit te werken’. Bij besluit van 26 mei 2009 hebben GS goedkeuring onthouden aan het bij deze bestemming behorende planvoorschrift (artikel 1 3 ). Daarbij zijn de op de plankaart aangegeven bestemming en de daarbij behorende verklaring in de legenda in stand gelaten.

14. Ingevolge het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Ww blijven de voorschriften van de bouwverordening van toepassing indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt.

Standpunt verweerder.

15. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er geen strijdigheid is met het bestemmingsplan “Buitengebied”. Aangezien goedkeuring is onthouden aan de voorschriften van het bestemmingsplan “Buitengebied” zijn voor de betreffende gronden geen (bebouwings)voorschriften van kracht. Op grond van het bepaalde in artikel 9 van de Ww blijven de voorschriften van de Bouwverordening van toepassing als het bestemmingsplan geen voorschriften bevat. Het bouwplan voldoet aan de voorschriften van de Bouwverordening van verweerders gemeente.

Standpunt verzoekster.

16. Verzoekster is van mening dat verweerder ten onrechte de bouwvergunning heeft verleend. Verzoekster stelt dat de ontwikkelingen haaks staan op de zogenaamde “natuurontwikkelingsdoelstelling” die verweerder heeft opgelegd aan het perceel van verzoekster. In de raadsvergadering van 2 april 2009 is het verzoek van verzoekster om medewerking te verlenen aan de oprichting van een woonhuis aan het [adres] door toepassing van de zelfstandige projectprocedure aan de orde geweest. Inhoudelijk ontmoette het plan geen bezwaren. Het plan is op 30 november 2009 om formele redenen teruggetrokken, maar kan volgens verzoekster niet worden genegeerd bij de behandeling van onderhavige kwestie.

Met uitzondering van de periode vanaf 2 april 2009 heeft verweerder al die jaren gepoogd, door niet mee te werken aan de plannen van verzoekster, de handen vrij te houden voor de brede ontwikkeling van het perceel Opwettense Watermolen met inbegrip van de ontsluiting en parkeermogelijkheden via/aan het [adres]. Verzoekster is van mening dat verweerder de ogen sluit voor de illegaal gedempte sloot aan de voorzijde van het perceel van verzoekster aan het [adres] en dat verweerder niet optreedt tegen de illegaal tot stand gebrachte ontsluiting via het [adres]. Tevens is illegaal een afsluitbare poort aangebracht aan het begin van het pad/noodweg.

17. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

18. In de eerste plaats begrijpt de voorzieningenrechter het thans bestreden besluit aldus dat, hoewel de procedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO is doorlopen en heeft geresulteerd in een door GS afgegeven verklaring van geen bezwaar, verweerder wel de bij deze procedure behorende planologische afweging heeft gemaakt, maar bij het verlenen van de bouwvergunning geen vrijstelling meer heeft verleend vanwege het van kracht zijn van het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied”.

Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat, nu GS goedkeuring hebben onthouden aan het betreffende planvoorschrift, maar niet aan de bestemming, er voor het onderhavige bouwplan geen bebouwingsvoorschriften krachtens het bestemmingsplan gelden. Derhalve komt, gelet op het bepaalde in artikel 9 van de Ww , aan de Bouwverordening aanvullende werking toe.

19. De voorzieningenrechter stelt aan de hand van de plankaart vast dat het bouwplan niet in strijd is met de geldende bestemming en de op de plankaart aangegeven bouwvlakken.

Gesteld noch gebleken is dat het bouwplan in strijd is met de in de Bouwverordening gegeven voorschriften. Verzoekster heeft nog aangevoerd dat deze bouwplannen haaks staan op de “natuurontwikkelingsdoelstelling”, maar heeft deze stelling niet nader onderbouwd.

Uit het verhandelde ter zitting begrijpt de voorzieningenrechter dat de bezwaren van verzoekster voornamelijk zijn ingegeven uit angst dat er door verwezenlijking van het onderhavige bouwplan voor haar perceel geen bouwmogelijkheden meer zijn. Verzoekster heeft desgevraagd verklaard dat zij al vanaf 1997 bezig is met de ontwikkeling van haar perceel en dat zij daartoe een uitgewerkt bouwplan, voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, heeft ingediend, maar dit plan enige tijd geleden weer heeft ingetrokken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit gegeven bovenstaande overwegingen niet anders maken.

20. Hetgeen verzoekster meer of anders heeft aangevoerd heeft geen betrekking op het thans in geding zijnde bouwplan, zodat deze grieven geen bespreking behoeven. Wel merkt de voorzieningenrechter nog op dat ter zitting is komen vast te staan dat de strook grond van vergunninghouder, die langs het perceel van verzoekster richting het [adres] is gelegen, géén uitweg betreft maar een noodpad. Verweerder heeft hiervoor géén uitritvergunning verleend.

21. Bovenstaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verweerder op goede gronden bouwvergunning heeft verleend en dat het besluit in bezwaar stand kan houden.

Het verzoek om een voorlopige voorziening zal dan ook worden afgewezen.

22. Gelet daarop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken dan wel te bepalen dat het griffierecht aan verzoekster dient te worden vergoed.

23. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter,

- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Aldus gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van A.J.H. van der Donk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2010.

?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature