Uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
DE KANTONRECHTER TE EINDHOVEN
In de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. F.S. Landa, advocaat te Breda,
t e g e n :
1. de vennootschap onder firma Inventarisatiebureau Intelco, gevestigd te [vestigingsplaats];
2. [gedaagde sub 2], vennoot van gedaagde sub 1, wonende te [woonplaats], mede woonplaats hebbende te [woonplaats];
3. [gedaagde sub 3], vennoot van gedaagde sub 1, wonende te [woonplaats], mede woonplaats hebbende te [woonplaats];
4. [gedaagde sub 4], vennote van gedaagde sub 1, wonende te [woonplaats], mede woonplaats hebbende te [woonplaats];
gedaagden;
gemachtigde: mr. J.G.A. Linssen, advocaat te Tilburg,
heeft de kantonrechter het navolgende vonnis gewezen.
Als vervolg op het door de kantonrechter tussen partijen gewezen vonnis d.d. 12 maart 2009.
1. Het verdere verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
de akte van de zijde van Intelco;
het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 juni 2009;
de akte van de zijde van Intelco;
het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 juli 2009;
de akte van de zijde van [eiseres];
het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 november 2009;
de akte van de zijde van Intelco;
de antwoordakte van de zijde van [eiseres];
de akte overlegging producties van de zijde van [eiseres];
de antwoordakte van de zijde van Intelco.
2. De verdere beoordeling
2.1 In punt 2.5 van het bovenvermelde tussenvonnis zijn de stellingen van Intelco, op grond waarvan volgens haar het rechtsvermoeden van artikel 7:610a van het Burgerlijk Wetboek is weerlegd, samengevat in zes punten. In punt 2.6 is overwogen dat [eiseres] tegen de onder 1, 2 en 3 samengevatte stellingen van Intelco verweer heeft gevoerd en in punt 2.7 heeft de kantonrechter overwogen dat Intelco zou moeten worden toegelaten tot bewijs nopens de betwiste stellingen, samengevat in de zojuist vermelde punten 1, 2 en 3 om tot een verantwoorde beantwoording te kunnen komen van de vraag of hier van een arbeidsovereenkomst moet worden gesproken.
2.2 Intelco heeft als getuigen laten horen de heren [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [getuige H], allen vennoot van Intelco, en verder [getuige V], [getuige R] en [getuige D], allen werkzaam of in het geval van [getuige D] werkzaam geweest, voor Intelco.
In contra-enquête heeft [eiseres] zichzelf als getuige laten horen en verder de heren [ploegleider B], [ploegleider S] en [ploegleider V], die alle drie tot niet zo lang geleden voor Intelco hebben gewerkt, laatstelijk als ploegleider, evenals [eiseres].
2.3 Vervolgens hebben beide partijen nog aanvullend schriftelijk bewijs in het geding gebracht.
2.4 [gedaagde sub 2], de eerste getuige, heeft onder meer als volgt verklaard:
" Ik heb samen met mijn twee collega's, die direct als getuigen komen, in januari 1988 dit bedrijf opgericht. Ik kan mij herinneren dat omstreeks 1997 het contract met [eiseres] tot stand is gekomen. Zij woonde bij mij in de straat en wij gingen amicaal met elkaar om. Ik heb haar toen verteld wat de aard van het werk was en ook wat de aard van het contract was. Dat was, zoals wij dat noemen, een contract op basis van een voorovereenkomst dat in werking treedt op het moment dat de betrokkene in de auto stapt en dat eindigt op het moment dat hij weer uitstapt. Het kan dan gaan om vier uur, maar bijvoorbeeld ook om tien uur dat er gewerkt is. Wij vertellen dat altijd tegen nieuwe mensen, individueel, maar ook bij groepsbijeenkomsten. Wij hebben ongeveer 150 oproepkrachten. Gewerkt wordt er vooral in het weekend, soms ook op maandag en dinsdag. Er zijn pieken in het werk rond de jaarwisseling en zo weer in de zomer, maar er zijn ook rustige perioden bijvoorbeeld februari en maart. Op een vrijdag wordt het werk gepland van het weekend een week daarop. 's Maandags wordt dan rondgebeld, tegenwoordig via de e-mail , naar wie er voor dat weekend kan en wil komen werken.
Wij hebben op dit moment zeven ploegleiders. Een tijd geleden waren dat er meer. Ook die ploegleiders worden op de zojuist genoemde maandag gebeld of ze beschikbaar zijn. In een weekend zijn we onderweg met twee tot tien ploegen. Er zijn altijd wel genoeg ploegleiders. Wij weten op wie we kunnen rekenen en indien nodig gaan ik en mijn vennoten ook mee. Er is echte vrijheid bij de oproepkrachten om gevolg te geven aan onze oproep of niet. Zelfs op de vrijdagavond voor het weekend dat er gewerkt moet worden en zelfs tijdens dat weekend zelf, tijdens het werk zelf, kunnen mensen zich terugtrekken. Dat geldt ook voor de ploegleiders. Wij hebben zelf een soort loonschaal opgesteld waarin een uurloon is bepaald dat net iets boven het minimumloon ligt en waarin ook een bedrag is verdisconteerd voor vakantiegeld en vakantiedagen. Er is ook voorzien in een periodieke verhoging per jaar. Dat geldt om (lees: "gaat om", kantonrechter) enkele dubbeltjes. De ploegleiders krijgen een grotere verhoging: vijftig cent extra per uur en per jaar. Wij hebben ook een aantal mensen op wie we ook een beroep kunnen doen om te chaufferen. Die mensen krijgen ook een kleine extra beloning, te weten vijf cent per kilometer.
[eiseres] was ploegleider, ik weet niet meer sinds wanneer. Er vonden zo nu en dan vergaderingen plaats met de ploegleiders. Bij die vergaderingen werd het reilen en zeilen van het werk besproken. Aparte functioneringsgesprekken met individuele oproepkrachten werden niet gehouden. U vraagt mij of ik een functioneringsgesprek met [eiseres] bij mij thuis kan herinneren, maar dat is niet het geval. Omstreeks 2006, toen [eiseres] huwelijksproblemen had, heeft zij mij gevraagd om in vaste dienst te komen. Ik heb dat voorgelegd aan mijn twee compagnons, maar besloten werd om niet op die vraag in te gaan. Wij hadden toen alleen een secretaresse in vaste dienst en wij wilden dat zo houden (...............). Ziekte werd door de oproepkrachten bij ons niet gemeld, ook niet door [eiseres]. Mensen verklaarden zich in geval van ziekte gewoonweg niet beschikbaar of herriepen een eenmaal toegezegd werk omdat ze ziek waren geworden. Ik kan mij herinneren dat dit laatste bij [eiseres] eenmaal is gebeurd. "
Het door [gedaagde sub 2] geschetste beeld wordt door alle andere getuigen bevestigd, met dien verstande, dat vooral de in contra-enquête gehoorde getuigen (maar zij niet alleen) hebben verklaard dat een volstrekte vrijheid om nee te zeggen tegen een verzoek om te komen werken, niet bestond. Van de zijde van Intelco werd met enige nadruk gevraagd om in de drukke periode rond Kerstmis in ieder geval beschikbaar te zijn en meer in het algemeen moesten de oproepkrachten vrezen minder vaak opgeroepen te worden naarmate zij vaker op een uitnodiging nee verkochten. Voor de chauffeurs, de ploegleiders en zeker voor de kadergroep daaruit, waartoe [eiseres] behoorde, was de feitelijke en morele binding aan de bedrijfsleiding wat groter, zoals volgt met name uit de getuigenverklaringen van [eiseres], [ploegleider B], [ploegleider S] en [ploegleider V], maar ook deze getuigen hebben verklaard dat zij steeds een uitnodiging om te werken als ploegleider, als chauffeur en zelfs voor continuprojecten zoals bij Schuitema en Coca-Cola konden afwijzen zonder daarvoor strikt gesanctioneerd te worden.
2.5 De kantonrechter oordeelt het heel goed te verdedigen om de flexibele en in zekere zin vrijblijvende werkrelatie tussen Intelco en haar oproepkrachten als een arbeidsovereenkomst aan te merken. Er werd gewerkt gedurende een zekere tijd en tegen loon en ook in die zin in dienst van Intelco, dat, indien gewerkt werd, dat werk moest worden uitgevoerd volgens de door Intelco gegeven instructies.
2.6 Nochtans oordeelt de kantonrechter dat er in dit geval niet van een arbeidsovereenkomst moet worden gesproken en wel omdat - de getuigenverklaringen bevestigen het - van beide kanten uitdrukkelijk geen arbeidsovereenkomst werd bedoeld, noch bij het aangaan van de relatie, noch nadien. De partijbedoeling is weliswaar niet doorslaggevend voor de kwalificatie van een werkrelatie - het beschermingskarakter van het arbeidsrecht noopt ertoe terdege te onderzoeken of met name de werknemer zijn wil in volle vrijheid heeft kunnen vormen -, maar in de bedrijfsopzet van Intelco is het afzien van arbeidsovereenkomsten zó wezenlijk dat hier aan de partijbedoeling een groot gewicht moet worden toegekend, terwijl het zeker in de relatie tussen Intelco en [eiseres] zo is dat laatstgenoemde geacht moet worden in volle vrijheid te hebben kunnen beslissen over de aangeboden arbeidsvoorwaarden. In deze procedure stelt [eiseres] wel dat zij niet goed op de hoogte was van haar juridische positie, maar bijvoorbeeld uit de door Intelco bij akte overgelegde brief van mevrouw [gedaagde sub 2] d.d. 13 november 2009, waarvan de inhoud door [eiseres] niet is betwist, blijkt dat [eiseres] wel degelijk de voor- en de nadelen van de werkvoorwaarden bij Intelco kon afwegen en ook heeft afgewogen tegen de voor- en nadelen van een vast arbeidscontract.
2.7 Samen met het in het bovenvermelde tussenvonnis reeds overwogene leidt het voorgaande tot de conclusie dat de vorderingen van [eiseres], niet alleen tegen gedaagde sub 4, maar ook tegen de gedaagden sub 1, 2 en 3 moeten worden afgewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet [eiseres] worden verwezen in de kosten van het geding.
3. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van Intelco gevallen en tot op heden begroot op € 1.600,-- wegens gemachtigdensalaris en € 110,-- wegens getuigentaxe.
Aldus gewezen door mr. W.E.M. Leclercq, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 29 april 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.