Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 31 maart 2010
Zaaknummer : 200.024.373/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-4890
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. L.J.A. Sprenger te Leiden, thans mr. N.J.R.M. Elings te ’s-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat mr. W.R.S. Ramhit te Leiden.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 9 februari 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 19 december 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De grootmoeder heeft op 3 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 10 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.
De raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) heeft het hof bij brief van 2 juli 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 17 februari 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de grootmoeder, bijgestaan door haar advocaat. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad – bepaald dat de minderjarige, [naam], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats], bij de grootmoeder zal zijn iedere donderdag uit school tot 19.00 uur.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de grootmoeder en de minderjarige.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, kosten rechtens.
Ter terechtzitting heeft de moeder subsidiair verzocht om een onderzoek door de raad te gelasten en hangende het onderzoek de omgangsregeling terug te brengen tot een donderdagmiddag per maand na school tot 19.00 uur. In het geval het hof geen raadsonderzoek gelast, verzoekt de moeder meer subsidiair om de omgangsregeling te wijzigen in dier voege dat de grootmoeder omgang heeft met de minderjarige gedurende één dondermiddag per maand na school tot 19.00 uur.
3. De grootmoeder bestrijdt het beroep van de moeder en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair: het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met dien verstande dat de afspraken gemaakt bij proces-verbaal van 24 april 2009 tussen partijen blijven gelden;
- subsidiair: de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de grootmoeder gerechtigd is de minderjarige bij zich te hebben op donderdag, na het omgangsweekend met vader, na school tot 19.00 uur, en dat de moeder niet op het schoolplein of in de buurt daarvan aanwezig is op deze donderdag, zodat de omgang met de grootmoeder in volle vrijheid en onbelast kan plaatsvinden.
Ontvankelijkheid
4. De moeder is van mening dat de rechtbank de grootmoeder ten onrechte heeft ontvangen in haar verzoek, omdat er geen sprake is van “family life” tussen de grootmoeder en de minderjarige. De wekelijkse opvang van de minderjarige door de grootmoeder is volgens de moeder niet als zodanig te kwalificeren; dit betrof enkel een vorm van kinderopvang. Dat blijkt ook uit het feit dat de grootmoeder bij het uiteengaan van de vader en de moeder weigerde om de minderjarige nog langer op te vangen op de vaste donderdag en de moeder halsoverkop vervangende opvang moest regelen, hetgeen niet is gelukt.
5. De grootmoeder stelt dat er wel degelijk sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en de minderjarige. De contacten tussen de grootmoeder en de minderjarige waren zeer veelvuldig en intensief en de band tussen hen is mede daarom heel sterk. De minderjarige heeft bij de grootmoeder in huis een eigen kamer met alles erop en eraan.
6. Het hof overweegt als volgt. Onweersproken is komen vast te staan dat de grootmoeder de minderjarige ruim zes jaar wekelijks op de donderdag heeft opgevangen en dat de minderjarige daarnaast regelmatig bij de grootmoeder logeerde en bij haar verbleef als zij ziek was. Als gevolg van deze jarenlange intensieve contacten, is naar het oordeel van het hof een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootmoeder en de minderjarige ontstaan in de zin van artikel 1:377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en heeft de rechtbank de grootmoeder terecht ontvangen in haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling.
Omgang
7. De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het in het belang van de minderjarige is om contact te hebben met de grootmoeder en dat dit naast de omgangsregeling met de vader niet belastend voor haar zal zijn. De moeder is van mening dat het contact met de grootmoeder wel degelijk belastend voor de minderjarige is. Het gaat niet goed met de minderjarige. Zij is moe en heeft regelmatig hoofd- en buikpijn. De schoolarts heeft speltherapie geadviseerd. De verhoudingen tussen de families zijn inmiddels dusdanig verslechterd dat de politie er zelfs bij betrokken is geweest. Uit een sms afkomstig van de meerderjarige dochter van de grootmoeder – [naam] – die bij de grootmoeder inwoont, blijkt de animositeit jegens de moeder. Daarnaast stelt de moeder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het feit dat de vader thans bij de grootmoeder inwoont geen reden is om het verzoek van de grootmoeder af te wijzen. Het ziet ernaar uit dat het verblijf van de vader bij de grootmoeder niet zo tijdelijk is als werd gedacht. De vader heeft onvoldoende inkomsten om een kinderbijdrage te betalen en het bekostigen van andere woonruimte zal dan ook lastig worden. In het kader van de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige ziet de grootmoeder de minderjarige ook veelvuldig.
8. De grootmoeder is van mening dat het in het belang van de minderjarige is om enige structuur te behouden in deze voor haar uiterst moeilijke periode na het uiteengaan van de ouders.
De grootmoeder onderneemt leuke activiteiten met de minderjarige en belast haar niet met negatieve gedachten. De omgang is hangende de beroepsprocedure teruggebracht naar om de week een donderdagmiddag. Dit loopt goed en de grootmoeder wil graag dat deze regeling gehandhaafd blijft. De vader woont nu wel bij haar maar staat bij een woningbouwvereniging ingeschreven voor andere woonruimte.
9. Het hof is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat een onderzoek door de raad geïndiceerd is. De verhoudingen tussen partijen zijn danig verstoord en de minderjarige lijkt als gevolg daarvan tussen partijen klem te zitten. Hoewel onbestreden is dat de minderjarige graag contact heeft met de grootmoeder, acht het hof het voldoende aannemelijk dat de minderjarige ernstig te lijden heeft onder de spanningen tussen de ouders en tussen de moeder en de familie van de vader. Het hof zal derhalve de raad verzoeken onderzoek te doen, waarbij de raad de situatie van de minderjarige in kaart zal brengen en de mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen de minderjarige en de grootmoeder zal onderzoeken, met inachtneming van alle omstandigheden en het belang van de minderjarige.
10. Nu de minderjarige in het kader van de omgangsregeling met de vader – die bij de grootmoeder inwoont – reeds eens in de twee weken een weekend bij de grootmoeder verblijft, acht het hof het in het belang van de minderjarige om, hangende het raadsonderzoek, de omgangsregeling tussen de minderjarige en de grootmoeder terug te brengen tot één donderdagmiddag per vier weken.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, en, opnieuw rechtdoende:
verzoekt de raad voor de kinderbescherming een onderzoek in te stellen zoals hiervoor in rechtsoverweging 9 is uiteengezet en daaromtrent rapport en advies uit te brengen;
houdt de behandeling aan tot 28 augustus 2010 pro forma;
bepaalt een voorlopige omgangsregeling tussen de grootmoeder en de minderjarige van één donderdagmiddag per vier weken uit school tot 19.00 uur;
verklaart de voorlopige omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, de Haan-Boerdijk en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Quarles van Ufford-van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2010.