Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 16 april 2010 – in navolging van het eerdere vonnis van 9 april 2010 – bepaald dat het Peter R. de Vries verboden is om de heimelijk gemaakte opnamen van Koos H. uit te zenden.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 456618 / KG ZA 10-747 SR/MB

Vonnis in kort geding van 16 april 2010

in de zaak van

[eiser],

woonplaats kiezende te [woonplaats],

eiser in conventie bij conceptdagvaarding,

verweerder in reconventie,

advocaten mr. T. de Bont te Alkmaar en mr. P.P.C.M. Waarts te Amsterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SBS BROADCASTING B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ENDEMOL NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Aalsmeer,

3. P.R. DE VRIES,

wonende te Amsterdam/Hilversum,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

vrijwillig verschenen,

advocaat mr. J.A. Schaap te Amsterdam.

1. De procedure

Ter terechtzitting van 16 april 2010 heeft eiser, verder ook [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte conceptdagvaarding. Gedaagden, verder gezamenlijk ook SBS c.s. en afzonderlijk ook SBS, Endemol en Peter R. de Vries, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. SBS c.s. heeft in reconventie gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte akte. [eiser] heeft tegen de eis in reconventie verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Op verzoek van SBS c.s. en met instemming van [eiser] heeft een klein gedeelte van de zitting in beslotenheid plaatsgevonden. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is na afloop van de zitting mondeling uitspraak gedaan. De inhoud daarvan en de motivering (in verkorte vorm) zijn vastgelegd in een zogenoemd kopstaartvonnis en het daaraan gehechte proces-verbaal. In het kopstaartvonnis is meegedeeld dat de uitwerking daarvan zou volgen op 22 april 2010. Het onderstaande bevat die uitwerking, inclusief de in het proces-verbaal reeds opgenomen motivering.

Ter zitting (zowel tijdens het openbare als tijdens het besloten gedeelte) waren aanwezig:

- aan de zijde van eiser: mrs. T. de Bont en P.P.C.M. Waarts;

- aan de zijde van SBS c.s.: [persoon 1] en [persoon 2], bedrijfsjuristen van SBS,

[persoon 3], bedrijfjurist van Endemol en Peter R. de Vries, alsmede

mr. J.A. Schaap.

2. De feiten

In conventie en in reconventie

2.1. [eiser], ook bekend als [eiser], is door het gerechtshof te ’s-Gravenhage op 14 oktober 1982 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, wegens het ontvoeren, misbruiken en vermoorden van drie meisjes. Zijn tegen die uitspraak gerichte cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen. Hij verblijft momenteel op de zogenoemde ‘longstay’-afdeling van een Tbs-kliniek. [eiser] heeft tijdens zijn berechting bij de rechtbank en het gerechtshof te ’s-Gravenhage alle hem ten laste gelegde feiten ontkend.

2.2. In 1983, toen het cassatieberoep van [eiser] nog liep, zijn met medewerking van [eiser] in het blad Panorama drie artikelen verschenen over de zaak, waarbij foto ’s van [eiser] zijn geplaatst en dagboekfragmenten van [eiser] zijn aangehaald. In die artikelen komt ook een brief voor van 9 juni 1977 van een (inmiddels overleden) rechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage waarin deze [eiser] aanbiedt om rijlessen voor hem te regelen en die ook te betalen.

2.3. In 1997 heeft [eiser] alsnog een bekentenis ter zake van de drie moorden afgelegd. Nadien is [eiser] overgeplaatst naar een Tbs-kliniek, op basis van artikel 13 Wetboek van Strafrecht, dat een dergelijke plaatsing mogelijk maakt, indien de psychische gesteldheid van een gedetineerde daartoe aanleiding geeft.

2.4. In 2003 is aan de zaak van [eiser] een uitzending gewijd van het televisieprogramma Netwerk. In datzelfde jaar verscheen van de hand van de voormalige hoofdredacteur van dagblad Het Parool, Sietse van der Zee, het boek Zuidwal, dat eveneens als onderwerp heeft de misdrijven van [eiser], waaronder ook een aantal onopgeloste zaken waarmee hij in verband is gebracht. In het boek komt ook de kwestie met de Haagse rechter ter sprake en wordt uitdrukkelijk de vraag gesteld bij hoeveel onopgeloste moorden [eiser] mogelijk verder nog betrokken is.

2.5. Eind maart 2010 heeft Peter R. de Vries, misdaadverslaggever van SBS, op zijn website ([website]) bekend gemaakt dat ten behoeve van zijn televisieprogramma heimelijk (met een verborgen camera) opnamen van [eiser] zijn gemaakt in de Tbs-kliniek waar hij toen verbleef. De opnamen zijn gemaakt tijdens acht bezoeken aan [eiser] door een jeugdvriend van hem, [persoon 4] (verder: [persoon 4]). Uit mededelingen op deze website blijkt dat de opnamen en/of daaruit verkregen informatie zullen worden gebruikt in de uitzendingen van 4, 11 en 18 april 2010. Endemol is de producent van het programma van Peter R. de Vries. Op de website stonden ook (recente) foto’s van [eiser].

2.6. [eiser] heeft SBS en Endemol op 1 april 2010 in kort geding bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank gedagvaard en gevorderd dat het SBS en Endemol, op straffe van verbeurte van dwangsommen, zou worden verboden enig beeld- of geluidsmateriaal en/of informatie afkomstig uit de heimelijke opnamen, althans uit de contacten met [persoon 4], uit te zenden en/of anderszins openbaar te maken. Daarnaast heeft [eiser] veroordeling gevorderd van SBS en Endemol tot afgifte van de uitzendbanden/beeldopnamen van de heimelijke opnamen, zonder behoud van kopieën.

2.7. In een tussenvonnis van 2 april 2010 gewezen in de onder 2.6 bedoelde zaak is het verbod op de voorgenomen uitzending van 4 april 2010 afgewezen, met name op grond van de overweging dat SBS c.s. bij monde van Peter R. de Vries heeft verklaard dat in die uitzending de zonder toestemming van [eiser] gemaakte beeld- en/of geluidsopnamen niet zullen worden vertoond en dat daarin ook niet zal worden geciteerd uit de op die beelden of geluidsopnamen voorkomende concrete uitlatingen van [eiser].

2.8. Bij (eind-)vonnis van 9 april 2010 in voormelde zaak is de vordering om geen informatie afkomstig uit de heimelijk gemaakte opnamen openbaar te maken – hetgeen zou neerkomen op een algeheel uitzendverbod – en die tot afgifte van de banden afgewezen. De vordering om het vertonen van beeld- en geluidsmateriaal van en over [eiser] te verbieden is toegewezen. Het vonnis bevat (onder meer) de volgende overwegingen:

“4.7. (…) Een zo vergaande voorziening (een verbod om de informatie te gebruiken, vzr.) kan niet worden getroffen. Daardoor zou de uitingsvrijheid te ver worden ingeperkt. Een dermate vergaand verbod kan de toets van artikel 10 lid 2 EVRM niet doorstaan. De uit de contacten verkregen informatie heeft betrekking op gebeurtenissen die de samenleving ernstig hebben geschokt (…).

Anders dan [eiser] heeft betoogd, is wel degelijk aannemelijk dat de uit de gesprekken met [eiser] verkregen informatie een bijdrage kan vormen aan het publieke debat (…). Daarnaast is aannemelijk dat de betrokken informatie niet op andere wijze dan via de heimelijke registratie van vertrouwelijke gesprekken boven water heeft kunnen komen. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen, wegen de belangen van [eiser] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en bij de verdere humane tenuitvoerlegging van zijn detentie, in dit geval niet op tegen de belangen bij openbaarmaking van deze informatie, ondanks de gehanteerde methode bij het vergaren daarvan. (…)

4.9. Dat het SBS c.s. in beginsel is toegestaan de door haar verkregen informatie naar buiten te brengen, betekent echter niet dat SBS c.s. geen grenzen in acht dient te nemen, met het oog op de bescherming van de rechten van [eiser]. De manier waarop de informatie is verkregen is een omstandigheid die bij de beoordeling daarvan zal worden meegewogen. [eiser] heeft terecht gesteld dat hij op geen enkele wijze beducht hoefde te zijn dat in de beslotenheid van de kliniek gesprekken die hij op vertrouwelijke wijze dacht te voeren met een jeugdvriend, zouden worden opgenomen.

4.10 (…)

Tegen de achtergrond van het hanteren van de verborgen camera in de besloten kliniek, die tevens de woon- en behandelomgeving is van [eiser], waarin hij mocht verwachten tot op zekere hoogte in zijn privacy beschermd te zijn, is onder de geschetste omstandigheden een dergelijke aantasting van zijn persoonlijke levenssfeer niet gerechtvaardigd. (…)

Voor zover hij herkenbaar in beeld komt vormt uitzending van de beelden tevens een schending van het portretrecht van [eiser]. Op grond van het voorgaande heeft [eiser] een redelijk belang (…) om zich daartegen te verzetten. (…)

Het belang dat SBS c.s. heeft aangevoerd om de opnamen met herkenbare beelden van [eiser] wel uit te zenden, zodat de kijkers zelf (de mimiek van) [eiser] kunnen zien om te kunnen oordelen over zijn geloofwaardigheid, weegt daar niet tegen op. SBS c.s. mag [eiser] letterlijk citeren; dat moet voldoende zijn. (…)

4.11. Met de gedeeltelijke toewijzing van de vordering (…) wordt geacht aan de belangen van [eiser] voldoende tegemoet te zijn gekomen. Voor het daarnaast nog toewijzen van de vordering (…) tot afgifte van al het beeld- en geluidsmateriaal en van alle informatie afkomstig van [eiser] en verkregen door middel van de opnamen en/of contacten met [persoon 4], zonder behoud van kopieën, bestaat voorshands onvoldoende grond. Een noodzaak daartoe wordt in het licht van de wederzijdse belangen thans niet aanwezig geacht.”

Het dictum luidt, voor zover hier van belang:

“5.1 Verbiedt gedaagden zonder voorafgaande toestemming van [eiser] (enig onderdeel van) de heimelijke beeld- en geluidsopnamen van of over [eiser], gemaakt in de kliniek, uit te zenden of anderszins openbaar te maken.

5.2 Verbiedt gedaagden enig andere beeld- en geluidsopnamen van of over [eiser], voor zover niet gemaakt in het kader van gewone nieuwsgaring, zonder volledig onherkenbaar maken van eiser, uit te zenden of anderszins openbaar te maken.”

De voorzieningenrechter heeft aan iedere overtreding van de opgelegde verboden een (hoofdelijk te verbeuren) dwangsom verbonden van € 15.000,-.

2.9. SBS c.s. heeft zich niet aan het vonnis van 9 april 2010 gehouden, de beelden van [eiser] in het programma van Peter R. de Vries van 11 april 2010 toch uitgezonden en aangekondigd (nieuwe) beelden van hem ook te zullen gaan gebruiken in de uitzending van 18 april 2010.

3. Het geschil

in conventie

3.1. [eiser] vordert :

- dat het (nu ook) Peter R. de Vries wordt verboden zonder voorafgaande toestemming van [eiser] de heimelijk in de kliniek van en over hem gemaakte (beeld- en geluids-) opnamen uit te zenden of anderszins openbaar te maken en dat het hem wordt verboden enig ander materiaal van of over eiser, voor zover niet gemaakt in het kader van gewone nieuwsgaring, uit te zenden of anderszins te openbaren, zonder hem volledig onherkenbaar te maken;

- te bepalen dat (voor SBS en Endemol in aanvulling op het vonnis van 9 april 2010) gedaagden hoofdelijk een dwangsom zullen verbeuren aan [eiser] van één miljoen euro per keer en per ieder vertoond individueel beeld en/of geluidsfragment, met een maximum van vijf miljoen euro;

- gedaagden te veroordelen tot afgifte van de banden, zonder behoud van kopieën, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

- gedaagden te veroordelen in de proceskosten, met toepassing van artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv).

3.2. [eiser] heeft zijn vordering, samengevat, als volgt toegelicht. In het eerste kort geding is het SBS en Endemol verboden om het gewraakte materiaal uit te zenden. Peter R. de Vries was in die zaak niet gedagvaard, maar heeft toen op de zitting wel het woord gevoerd en heeft vermoedelijk ook de kar getrokken bij het negeren van het rechterlijk verbod. Daarom is hij nu ook zelf bij het geding betrokken. SBS c.s. heeft het eerdere vonnis naast zich neergelegd en ervoor gekozen om de dwangsom te betalen. Het opgelegde bedrag is kennelijk onvoldoende prikkel geweest om het vonnis na te leven. SBS c.s. gaat zelf op de stoel van de rechter zitten, dat is een ondermijning van de basisbeginselen van onze rechtsstaat. Volgens SBS c.s. is met de vertoning van de beelden een groot maatschappelijk belang gediend, maar het lijkt erop dat er allerlei andere belangen een rol spelen, zoals entertainment en geldelijk gewin. Als het om de nabestaanden zou zijn gegaan, had SBS c.s. ook kunnen vragen of ingestemd kon worden met het tonen van de beelden in kleine kring. Inmiddels hebben de nabestaanden de ‘biecht van [eiser]’ al kunnen zien. Op dat vlak is op 18 april 2010 vermoedelijk niets nieuws te verwachten, nu die uitzending vooral zal zijn gewijd aan de rol van de Haagse rechter in de hele kwestie. [eiser] heeft nog steeds een groot belang bij toewijzing van de vorderingen. Er is een grove inbreuk gemaakt op zijn privacy, zijn portretrecht is geschonden en zijn behandeling in de kliniek wordt door openbaarmaking van de beelden gefrustreerd.

Het daartegenover staande belang van SBS c.s. is slechts marginaal. [eiser] is voor de misdrijven veroordeeld en zal niet meer vrijkomen. Bovendien geldt dat SBS c.s. haar boodschap volledig naar buiten kan brengen. Belastend materiaal kan op een normale manier onder de aandacht worden gebracht van het Openbaar Ministerie. Uitzending van het gewraakte materiaal is daarvoor niet nodig. Om er zeker van te kunnen zijn dat de verboden nu wel worden nageleefd is een hoge dwangsom noodzakelijk en dienen de banden te worden afgegeven.

3.3. SBS c.s. heeft verweer gevoerd waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

in reconventie

3.4. SBS c.s. vordert in reconventie, [eiser] te verbieden:

- om de in het vonnis van 9 april 2010 opgelegde verbod, dat kort gezegd inhoudt het verbod om de heimelijk gemaakte beeld- en geluidsopnamen van [eiser] uit te zenden, (verder) ten uitvoer te leggen voor het programma dat op 18 april zal worden uitgezonden (en herhalingen daarvan) en de aan het verbod verbonden dwangsom te incasseren;

- om het verbod onder 5.2 , dat kort gezegd een verbod inhoudt om ander beeld- en geluidsmateriaal te tonen, verder ten uitvoer te leggen voor wat betreft het gebruik van de twee portretten van [eiser] die voorafgaand aan het vonnis van 9 april 2010 en in de uitzending van 2 april 2010 zijn vertoond.

3.5. SBS c.s. heeft haar vordering, samengevat, als volgt toegelicht. Er zijn gegronde redenen om de verboden niet op te leggen voor de uitzending van 18 april 2010. Daarin worden schokkende, verbijsterende en in eerste instantie zodanig ongeloofwaardige onthullingen gedaan over een rechter, dat het noodzakelijk is dat het publiek de verklaringen daarover van [eiser] in beeld ziet. Er is sprake van nieuwe omstandigheden ten opzichte van het eerdere kort geding. De belangenafweging moet dan ook opnieuw worden gemaakt. Voor wat betreft de portretten waar het onder 5.2 in het vonnis van 9 april 2010 gegeven verbod op ziet, geldt dat dit foto’s betreft die [eiser] ongevraagd per brief aan [persoon 4] heeft toegestuurd. Deze foto’s zijn inmiddels door diverse media gebruikt, zonder dat [eiser] daartegen heeft opgetreden. De foto’s zijn niet afkomstig uit de actie met de verborgen camera en zijn inmiddels bij het publiek bekend. Het ligt niet in de rede om SBS c.s. nu te (blijven) verbieden om deze foto’s te gebruiken. De (verdere) tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 april 2010 door [eiser] levert misbruik van bevoegdheid op.

3.6. [eiser] heeft tegen de vordering in reconventie verweer gevoerd, onder meer met verwijzing naar de toelichting op zijn vordering in conventie.

4. De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1. De vorderingen in conventie en in reconventie zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.

4.2. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij de in conventie gevraagde voorzieningen, aangezien SBS c.s. voornemens is de heimelijk in de Tbs-kliniek gemaakte opnamen van en over [eiser] te gebruiken, in elk geval in de uitzending van Peter R. de Vries op 18 april 2010.

4.3. In het vonnis van 9 april 2010 heeft de voorzieningenrechter aan SBS c.s. alle ruimte gegeven om te berichten over hetgeen naar voren is gekomen in de gesprekken en contacten tussen eiser en [persoon 4]. Gedaagden mogen de door de jeugdvriend verkregen informatie gebruiken, zij mogen eiser zelfs letterlijk citeren en zijn brieven in beeld brengen.

4.4. In het vonnis van 9 april 2010 heeft de voorzieningenrechter het uitzenden van heimelijk gemaakte beeld- en geluidsopnamen van eiser echter niet gerechtvaardigd geacht en daarom verboden. Eiser vordert thans dat aan die verboden een hogere dwangsom wordt verbonden en dat de verboden nu ook aan Peter R. De Vries worden opgelegd, terwijl SBS c.s. in reconventie vordert om voor wat betreft de door haar geplande uitzending van 18 april 2010 een uitzondering op het vonnis van 9 april 2010 te maken. Volgens SBS c.s. zijn de onthullingen over de relatie tussen een rechter en eiser in de voorgenomen uitzending zo schokkend, en in eerste instantie zo ongeloofwaardig, dat het noodzakelijk is dat het publiek de bekentenissen van eiser hierover in beeld ziet en hoort.

4.5. In dit geding wordt niet langer een verbod gevorderd om alle informatie die uit de heimelijk gemaakte opnamen is verkregen te gebruiken, maar zijn de vorderingen beperkt tot de (beeld- en geluids-) opnamen zelf en de van [eiser] gemaakte foto’s. Nu deze vordering inmiddels ook tegen De Vries is ingesteld zal de gehele vordering en niet alleen de hoogte van de dwangsom opnieuw moeten worden beoordeeld.

4.6. Hetgeen is overwogen in het vonnis van 9 april 2010 met betrekking tot het in dat vonnis opgelegde verboden wordt in grote lijnen onderschreven en dient, voor zover hier van toepassing (gezien de beperktere vordering), ook ter motivering van het onderhavige vonnis. De aan het vonnis van 9 april 2010 ten grondslag liggende overwegingen 4.3 tot en met 4.6 en 4.9 tot en met 4.11 (deels weergegeven onder 2.8) kunnen dan ook hier als herhaald en ingelast worden beschouwd. Daaraan wordt nog het volgende toegevoegd.

4.7. SBS c.s. heeft aangevoerd dat in het eerdere kort geding ten onrechte zou zijn overwogen dat [eiser] zich in de Tbs-kliniek, die tevens zijn woon- en leefomgeving is, beschermd mocht achten; ten onrechte omdat in de jurisprudentie, aldus SBS c.s., is uitgemaakt dat een gevangeniscel niet kan worden gelijk gesteld met een woning in de zin van artikel 8 van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden) en artikel 12 van de Grondwet . In het vonnis is op dit punt overwogen dat de Tbs-kliniek “tevens de woon- en behandelomgeving is van [eiser], waarin hij mocht verwachten tot op zekere hoogte in zijn privacy beschermd te zijn” en dat ook een tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde recht heeft op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Van het gelijk stellen van een gevangeniscel met een woning in de zin van de Grondwet, het EVRM of het Wetboek van Strafrecht is geen sprake (geweest). Dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een gedetineerde in bepaalde opzichten beperkter zal zijn dan van niet gedetineerden, vloeit voort uit het strafrechtelijk ingrijpen zelf. Derden hebben daarmee echter geen vrijbrief voor het ongelimiteerd schenden van deze rechten als het een gedetineerde betreft.

4.8. Het hanteren van een verborgen camera is in het strafrecht een middel dat (de) politie/justitie alleen mag inzetten wanneer de rechter-commissaris daarvoor toestemming heeft gegeven. Indien dergelijke opnamen zonder toestemming van de rechter-commissaris zijn gemaakt, worden deze in het algemeen als onrechtmatig verkregen bewijs ter zijde geschoven en deze kunnen dan niet tot een veroordeling bijdragen.

4.9. In het civiele recht mag in beginsel geen gebruik worden gemaakt van heimelijke opnamen van privégesprekken, tenzij daarbij bijvoorbeeld misstanden aan de orde worden gesteld die op geen andere wijze openbaar kunnen worden gemaakt. Dan kan een uitzondering worden gemaakt op dit verbod.

In het besloten gedeelte van de zitting in dit kort geding zijn onthullingen over de relatie van eiser met een rechter gedaan. Als deze juist zijn kunnen deze als een ernstige misstand worden gekwalificeerd. Ingevolge het vonnis van 9 april jl. is het aan gedaagden toegestaan de door hen gestelde onthullingen te openbaren door gebruik te maken van de informatie die eiser aan zijn jeugdvriend heeft gegeven.

4.10. Om de door gedaagden gestelde misstanden aan de kaak te stellen is het tonen van het beeldmateriaal en het laten horen van geluidsopnamen echter in beginsel niet nodig. De raadslieden van eiser hebben zich niet over de onthullingen willen uitlaten, maar vooralsnog worden deze niet ontkend. Zolang eiser de onthullingen niet ontkent, is het voor het aan de orde stellen van de misstand niet noodzakelijk dat hij zelf in beeld komt met de onthullingen. Als bewijsmateriaal behoeven de opnamen dan ook vooralsnog niet te dienen. De stelling dat de onthullingen zo verbijsterend zijn “dat je het verteld moet zien worden om te kunnen geloven” zoals SBS c.s. naar voren heeft gebracht, betekent niet dat De Vries wanneer hem niet wordt toegestaan het heimelijke materiaal te tonen, beperkt is in zijn mogelijkheid om de misstand aan de orde te stellen. Hij heeft immers de ruimte om te berichten over hetgeen naar voren is gekomen in de gesprekken en contacten tussen eiser en zijn jeugdvriend over die onthullingen. Hij mag de verkregen informatie gebruiken en eiser zelfs letterlijk citeren alsook zijn brieven in beeld brengen.

4.11. Dat het belangrijk is dat het kijkerspubliek ziet wat en hoe eiser de dingen zegt wordt niet gevolgd. Waar het om gaat is dat gedaagden niet beknot mogen worden in hun vrijheid om over door hen gesignaleerde misstanden te rapporteren. Nu zij de verkregen informatie mogen gebruiken is van een beperking van hun vrijheid van meningsuiting geen sprake. Het tonen van het gezicht van eiser en het laten horen van zijn stem heeft geen invloed op die vrijheid. Dat dat wellicht meer overtuigingskracht geeft, gaat pas een rol spelen als blijkt dat De Vries zonder het heimelijk materiaal te gebruiken, de misstand niet over het voetlicht krijgt. Vooralsnog is dat niet gebleken. De Vries heeft immers naar voren gebracht dat hij de onthullingen aan de orde heeft gesteld bij de voorzitter van het college van P.G.’s en nadien door de Minister van Justitie is ontvangen om over de zaak te praten.

4.12. Onder deze omstandigheden geldt de hoofdregel dat beelden of geluidsopnamen gemaakt met heimelijke apparatuur niet openbaar mogen worden gemaakt. Hetgeen SBS c.s. tijdens het kort geding naar voren heeft gebracht specifiek met betrekking tot de uitzending van 18 april 2010 is niet van dien aard dat aanleiding bestaat om thans tot een ander oordeel te komen dan in het eerste kort geding. De in het vonnis van 9 april 2010 reeds aan SBS en Endemol opgelegde verboden, zullen daarom ook jegens Peter R. de Vries worden uitgesproken.

4.13. Aan de verboden zal een dwangsom verbonden worden voor elke keer dat het opgenomen materiaal in zijn geheel of een gedeelte ervan wordt uitgezonden of anderszins openbaar gemaakt. Bij het bepalen van de dwangsom is de rechtbank er tot voor kort altijd vanuit gegaan dat de media veroordelende vonnissen nakomen. De dwangsom werd dan ook meer beschouwd als een onderstreping van de veroordeling dan als een prikkel tot nakoming. Inmiddels is gebleken dat er bij deze gedaagden niet zondermeer vanuit kan worden gegaan dat de veroordeling wordt nagekomen. Dat leidt ertoe dat een zware prikkel aan de veroordeling dient te worden verbonden. De dwangsom bedraagt € 500.000,- (vijfhonderd duizend euro) voor ieder keer dat al het opgenomen beeld- en geluidsmateriaal of een deel ervan wordt uitgezonden of openbaar gemaakt. De dwangsom op het uitzenden van het programma dat gedaagden voornemens zijn zondag 18 april 2010 te presenteren bedraagt derhalve voor een eenmalige uitzending één keer vijfhonderd duizend euro.

In voorkomende gevallen kan dat betekenen een bedrag van € 500.000,- aan verbeurde dwangsommen voor Peter R. de Vries en een bedrag van € 500.000,- voor SBS en Endemol samen. De thans opgelegde dwangsom geldt voor de toekomst en wordt geacht in plaats te komen van de bij het vonnis van 9 april 2010 reeds opgelegde dwangsom van € 15.000,- per overtreding.

4.14. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat het Peter R. de Vries, evenals SBS en Endemol, vrij staat de met de heimelijk gemaakte opnamen verkregen informatie te gebruiken en openbaar te maken en dat hij [eiser] ook letterlijk mag citeren. Dit gebruik valt dus niet onder de term ‘anderszins openbaar te maken’ zoals vermeld in het dictum van vonnis van 9 april 2010, hoewel dat bij een letterlijke interpretatie mogelijk wel aldus zou kunnen worden opgevat, zoals SBS c.s. terecht heeft opgemerkt. Om eventuele onduidelijkheid op dit punt te vermijden, zal de veroordeling van Peter R. de Vries in dit vonnis – hoewel inhoudelijk hetzelfde als die opgelegd aan SBS en Endemol in het vonnis van 9 april 2010 – iets anders worden geformuleerd dan de verboden in het eerdere vonnis en worden toegespitst op het uitzenden of anderszins tonen of ten gehore brengen van de gewraakte opnamen.

4.15. Het verzoek tot afgifte van de banden etcetera wordt afgewezen, nu is beslist dat gedaagden de informatie uit de banden wel mogen gebruiken en het afgeven van de banden en kopieën daarvan, die mogelijkheid zou beperken.

4.16. Uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat de vordering in reconventie voor wat betreft het tonen of ten gehore brengen van de heimelijk gemaakte opnamen van [eiser] zal worden afgewezen.

4.17. Voor wat betreft de in reconventie gevorderde uitzondering op het publicatieverbod met betrekking tot de twee portretfoto’s van eiser die op de website van Peter R. de Vries te zien waren, geldt het volgende.

Deze portretten zijn niet afkomstig uit de verborgen camera actie maar zijn in een beginstadium van de contacten tussen eiser en zijn jeugdvriend door eiser aan [persoon 4] gezonden. De portretten zijn te zien geweest in de eerste uitzending die in het tussenvonnis van 2 april 2010 door de voorzieningenrechter is toegestaan. Nadien zijn de portretten in andere media vrij gebruikt. Zo heeft een van de foto’s “ongebalkt” op de voorpagina van De Telegraaf gestaan en is de foto van eiser in verschillende actualiteitenrubrieken getoond. In aanmerking wordt genomen dat eiser er zelf voor heeft gekozen deze foto’s naar zijn jeugdvriend te sturen. Daarmee heeft hij het risico genomen dat de foto’s ook ter beschikking van derden – en gezien zijn achtergrond ook van de media – zouden komen. Nu de foto’s bovendien inmiddels bij het publiek bekend zijn en zich reeds in het publieke domein bevinden, geldt het verbod niet langer voor deze twee foto’s. In die zin wordt voor de toekomst een andere beslissing geven dan in het vonnis van 9 april 2010 en wordt de eis in reconventie op dit punt toegewezen.

4.18. Gedaagden zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in conventie in de kosten van het geding worden veroordeeld; in reconventie zullen de kosten worden gecompenseerd. Een algehele kostenveroordeling, zoals door eiser gevorderd, op grond van artikel 1019h Rv kan niet worden toegewezen, nu het portretrecht geen recht van intellectuele eigendom is.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

In conventie

5.1. Verbiedt gedaagde sub 3 zonder voorafgaande toestemming van [eiser] de heimelijke beeld- en geluidsopnamen van of over [eiser], gemaakt in de kliniek, uit te zenden of anderszins te vertonen en/of ten gehore te brengen.

5.2. Bepaalt dat gedaagde sub 3, na betekening van dit vonnis, een dwangsom verbeurt van € 500.000,- (zegge vijfhonderdduizend euro) voor iedere keer dat al het opgenomen beeld- en geluidmateriaal of een deel ervan wordt uitgezonden of anderszins in de openbaarheid wordt vertoond en/of ten gehore gebracht.

5.3. Bepaalt dat gedaagden 1 en 2 hoofdelijk, na betekening van dit vonnis, een dwangsom verbeuren van € 500.000,- (zegge vijfhonderdduizend euro) voor iedere overtreding van de in het vonnis van 9 april 2010 onder 5.1 en/of 5.2 genoemde verboden, met inachtneming van hetgeen in reconventie is bepaald.

5.4. Veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op en te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.491 ten name van MVJ Arrondissement Amsterdam onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en het zaak- en rolnummer:

– € 65,50 aan in rekening gebracht vastrecht,

– € 196,50 aan overig vastrecht en

– € 816,- aan salaris advocaat.

5.5. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.6. Wijst het meer of anders gevorderde af.

In reconventie

5.7. Verbiedt [eiser] het verbod onder 5.2 in het dictum van het vonnis van

9 april 2010 met nummer 455768 / KG ZA 10-694, na betekening van dit (het onderhavige) vonnis met nummer 456618 / KG ZA 10-747 van 16 april 2010, verder ten uitvoer te leggen jegens gedaagden sub 1 en 2 voor wat betreft het gebruik van de twee portretten van [eiser] die voorafgaande aan het vonnis van 9 april 2010 op de website van het programma Peter R. de Vries misdaadverslaggever en in de eerste uitzending zijn vertoond.

5.8. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.9. Wijst af het meer of anders gevorderde.

5.10. Compenseert de kosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2010.?

kop-staart vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: 456618 / KG ZA 10-747 SR/MB

Vonnis in kort geding van 16 april 2010

in de zaak van

[eiser],

woonplaats kiezende te [woonplaats],

eiser in conventie bij conceptdagvaarding,

verweerder in reconventie,

advocaten mr. T. de Bont te Alkmaar en mr. P.P.C.M. Waarts te Amsterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SBS BROADCASTING B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ENDEMOL NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Aalsmeer,

3. P.R. DE VRIES,

wonende te Amsterdam/Hilversum,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

vrijwillig verschenen,

advocaat mr. J.A. Schaap te Amsterdam.

1. De procedure

Ter terechtzitting van 16 april 2010 heeft eiser, verder ook: [eiser], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden, verder gezamenlijk ook SBS c.s. en afzonderlijk ook SBS, Endemol en Peter R. De Vries, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. SBS c.s. heeft in reconventie gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte akte. [eiser] heeft tegen de eis in reconventie verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is na afloop van de zitting mondeling uitspraak gedaan. De inhoud daarvan en de motivering (in verkorte vorm) zijn vastgelegd in het proces-verbaal dat eveneens in fotokopie aan dit vonnis is gehecht.

De uitwerking van het vonnis zal volgen op 22 april 2010.

Ter zitting waren aanwezig:

- aan de zijde van eiser: mrs. T. de Bont en P.C.C.M. Waarts;

- aan de zijde van SBS c.s.: [persoon 1] en [persoon 2], bedrijfsjuristen van SBS,

[persoon 3], bedrijfjurist van Endemol en Peter R. de Vries, alsmede mr. J.A. Schaap.

2. De feiten

volgen bij de uitwerking

3. Het geschil

volgt bij de uitwerking

4. De beoordeling

volgt bij de uitwerking

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

In het uitgewerkte vonnis zal in ieder geval worden overwogen dat de dwangsom op het uitzenden van beeld- of geluid van eiser, zoals gedaagden voornemens zijn dat op 18 april 2010 te doen, voor een eenmalige uitzending één keer € 500.000,- bedraagt, hetgeen kan betekenen een bedrag van € 500.000,- voor Peter R. de Vries en een bedrag van € 500.000,- voor SBS en Endemol samen.

In conventie

5.1. Verbiedt gedaagde sub 3 zonder voorafgaande toestemming van [eiser] de heimelijke beeld- en geluidsopnamen van of over [eiser], gemaakt in de kliniek, uit te zenden of anderszins te vertonen en/of ten gehore te brengen.

5.2. Bepaalt dat gedaagde sub 3, na betekening van dit vonnis, een dwangsom verbeurt van € 500.000,- (zegge vijfhonderdduizend euro) voor iedere keer dat al het opgenomen beeld- en geluidmateriaal of een deel ervan wordt uitgezonden of anderszins in de openbaarheid wordt vertoond en/of ten gehore gebracht.

5.3. Bepaalt dat gedaagden 1 en 2 hoofdelijk, na betekening van dit vonnis, een dwangsom verbeuren van € 500.000,- (zegge vijfhonderdduizend euro) voor iedere overtreding van de in het vonnis van 9 april 2010 onder 5.1 en/of 5.2 genoemde verboden, met inachtneming van hetgeen in reconventie is bepaald.

5.4. Veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op en te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.491 ten name van MVJ Arrondissement Amsterdam onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en het zaak- en rolnummer:

– € 65,50 aan in rekening gebracht vastrecht,

– € 196,50 aan overig vastrecht en

– € 816,- aan salaris advocaat.

5.5. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.6. Wijst het meer of anders gevorderde af.

In reconventie

5.7. Verbiedt [eiser] het verbod onder 5.2 in het dictum van het vonnis van 9 april 2010 met nummer 455768 / KG ZA 10-694, na betekening van dit (het onderhavige) vonnis met nummer 456618 / KG ZA 10-747 van 16 april 2010, verder ten uitvoer te leggen jegens gedaagden sub 1 en 2 voor wat betreft het gebruik van de twee portretten van [eiser] die voorafgaande aan het vonnis van 9 april 2010 op de website van het programma Peter R. de Vries misdaadverslaggever en in de eerste uitzending zijn vertoond.

5.8. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.9. Wijst af het meer of anders gevorderde.

5.10. Compenseert de kosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature