Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Wet WIA; loonsanctie; onvoldoende re-integratie-inspanningen werkgever in tweede spoor; beroep gegrond.

Uitspraak



RECHTBANK GRONINGEN

Sector Bestuursrecht, enkelvoudige kamer

Zaaknummer: AWB 09/315

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de geschillen tussen

de besloten vennootschap ‘Bouwonderneming Benus Uithuizen bv’, gevestigd te Uithuizen,

eiseres,

gemachtigde: mr. D. Lacevic, advocaat te Groningen

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), kantoor Groningen,

verweerder,

gemachtigde: mr. P. Belapavlovic, werkzaam bij het Uwv.

1. Onderwerp van geschil

Bij brief van 17 februari 2009 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA) in verband met de door verweerder aan eiseres opgelegde verplichting tot het doorbetalen van het loon aan een van zijn werknemers, [naam] (hierna: werknemer).

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 30 maart 2009 beroep ingesteld.

2. Zitting

Het geschil is behandeld op de zitting van 8 december 2009. Eiseres en verweerder hebben zich daar laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

3. Beoordeling van het geschil

3.1 Feiten

Werknemer, geboren op 12 februari 1952, is op 2 oktober 2006 voor zijn werk als timmerman bij eiseres uitgevallen wegens klachten aan de pezen in zijn handen. In oktober 2006 en februari 2007 is hij aan zijn handen geopereerd.

Op 10 juni 2008 heeft werknemer bij verweerder een Wet WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 18 juni 2008 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, wegens het ontbreken van een compleet re-integratieverslag. Hiertegen heeft werknemer bij brief van 8 juli 2008 bezwaar gemaakt.

Bij brief van 10 juli 2008 heeft verweerder werknemer laten weten de ontbrekende stukken alsnog van eiseres te hebben ontvangen en de uitkeringsaanvraag in behandeling te nemen.

Bij besluit van 11 augustus 2008 heeft verweerder het bezwaar van 8 juli 2008 gegrond verklaard en werknemer in de gelegenheid gesteld de uitkeringsaanvraag nader te onderbouwen.

In het kader van deze Wet WIA-aanvraag heeft de arts J.H. Roosenstein op 12 augustus 2008 gerapporteerd. Hij is tot de conclusie gekomen dat werknemer duurzaam benutbare mogelijkheden heeft en dat de belastbaarheid van werknemer tijdens zijn ziekteperiode niet kennelijk zo gering was, dat er geen re-integratieactiviteiten konden worden gestart.

Bij brief van 22 augustus 2008 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld zijn re-integratieverslag nader toe te lichten. Bij brief van 28 augustus 2008 heeft eiseres uiteen gezet dat en waarom werknemer niet in staat is zijn eigen of aangepast werk te verrichten.

Op 3 september 2008 heeft de arbeidsdeskundige G. van Lieshout gerapporteerd. Zij concludeert dat de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende zijn geweest.

Bij besluit van 11 september 2008 heeft verweerder de verplichting van eiseres tot het doorbetalen van het loon aan werknemer verlengd tot 28 september 2009. Deze verlenging - ook wel loonsanctie genoemd - is opgelegd per 3 oktober 2008, in aansluiting op de afloop van de normale wachttijd van 104 weken, en op de grond dat de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende zijn geweest. Daarbij heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 25, negende lid, van de Wet WIA , in verbinding met artikel 65 van de Wet WIA.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 20 oktober 2008 bezwaar gemaakt.

Bij brief van 11 september 2008 heeft verweerder werknemer bericht dat zijn aanvraag om een WIA-uitkering is opgeschort tot 28 september 2009.

In bezwaar heeft op 15 december 2008 bezwaarverzekeringsarts N. Visser gerapporteerd. Volgens haar heeft Roosenstein terecht geconcludeerd dat ten aanzien van werknemer geen reden was om aan te nemen dat sprake was van geen benutbare mogelijkheden.

Bij rapportage van 5 februari 2009 heeft bezwaararbeidsdeskundige H.N.M. van Rhee geconcludeerd dat er geen aanleiding bestaat om van het primaire arbeidskundig oordeel af te wijken.

Bij het bestreden besluit van 17 februari 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 20 oktober 2008 ongegrond verklaard.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet door hen ingediend, aan partijen verzonden.

3.2 Standpunten van partijen

Verweerder heeft aan zijn besluit van 17 februari 2009 ten grondslag gelegd dat eiseres niet voldoende heeft gedaan om werknemer te re-integreren. Verweerder heeft zich daarbij onder meer gebaseerd op de rapportages van bezwaarverzekeringsarts Visser van 15 december 2008 en van bezwaararbeidsdeskundige Van Rhee van 5 februari 2009. Verweerder heeft overwogen dat eiseres te laat en niet adequaat werk heeft gemaakt van de re-integratie van werknemer. Het door eiseres op 31 maart 2008 opgestelde trajectplan is als inadequaat beoordeeld en voorts stelt verweerder dat eiseres vóór die tijd zinvolle interventies had kunnen plegen. De bedrijfsarts heeft volgens verweerder ten onrechte geoordeeld dat werknemer geen benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid had. Ook na het opstellen van een zogenoemd trajectplan tweede spoor op 20 mei 2008 zijn onvoldoende concrete stappen genomen. Het inzetten van het tweede spoor wordt door verweerder daarom als te laat en inadequaat beschouwd.

Eiseres heeft aangevoerd - samengevat en voor zover van belang - dat zij binnen de grenzen van het redelijke al het mogelijke heeft gedaan om de werknemer te re-integreren. Meer concreet heeft eiseres betoogd dat zij vóór 17 januari 2008 is afgegaan op het oordeel van de bedrijfsarts. Ten aanzien van de periode ná 17 januari 2008 kostte het enige tijd om een re-integratiebedrijf in de arm te nemen De keuze viel uiteindelijk op het bedrijf Pro Actief. De situatie van werknemer was moeilijk in kaart te brengen. Ook dat kostte enige tijd. Volgens eiseres heeft verweerder de loondoorbetalingsverplichting daarom ten onrechte verlengd.

Verweerder heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat het besluit op goede gronden is genomen. In aanvulling daarop heeft verweerder - samengevat en voor zover hier van belang - naar voren gebracht dat eiseres vóór en na 17 januari 2008 veel meer had moeten doen dan het enkel (laten) voeren van gesprekken. Re-integratie houdt volgens verweerder ook in het laten volgen van een training, een cursus of een opleiding.

3.3 Wettelijk kader

Artikel 25, negende lid, van de Wet WIA luidt als volgt:

“Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in artikel 65 blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel de krachtens het zevende lid gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het Uwv het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet , opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen of re-integratie-inspanningen kan herstellen. Het tijdvak bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken.”

Ingevolge artikel 25, zestiende lid, van de Wet WIA kunnen bij ministeri ële regeling voor de toepassing van het negende tot en met het vijftiende lid nadere regels worden gesteld.

Ingevolge artikel 65 van de Wet WIA beoordeelt het Uwv bij de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA, of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen, die zijn verricht.

Artikel 7:658a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) luidt als volgt:

“De werkgever bevordert ten aanzien van de werknemer die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, de inschakeling in de arbeid in zijn bedrijf. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert de werkgever, gedurende het tijdvak waarin de werknemer jegens hem recht op loon heeft op grond van artikel 629, artikel 71a, negende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen , de inschakeling van de werknemer in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever.”

In de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar (Regeling van 25 maart 2002, Stcrt. 2002, 60, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 16 december 2005, Stcrt. 2005, 249; hierna: de Regeling procesgang), zijn nadere regels gesteld voor de toepassing van artikel 25, negende lid, van de Wet WIA . Het gaat daarbij met name om verplichtingen van procedureel-administratieve aard.

In artikel 4, eerste en tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling procesgang is bepaald dat de werkgever een plan van aanpak opstelt, indien blijkt dat er nog mogelijkheden zijn om terugkeer naar arbeid van de werknemer te bevorderen. Het plan van aanpak omvat in ieder geval afspraken over de momenten waarop de in dit plan overeengekomen activiteiten door de werkgever en de werknemer worden geëvalueerd. Evaluatie vindt in ieder geval plaats aan het einde van het eerste ziektejaar. Dit moment wordt het “opschudmoment” genoemd.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder h, van de Regeling procesgang bevat het re-integratieverslag, als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de Wet WIA , in ieder geval de evaluatie als bedoeld in artikel 4 van de Regeling.

In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224, hierna: de Beleidsregels) heeft het Uwv een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.

3.4 Beoordeling

Gezien de standpunten van partijen is in beroep in geschil of verweerder terecht het tijdvak waarin de werknemer recht heeft op loon tijdens ziekte (in eerste instantie) heeft verlengd met 52 weken. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht gericht op re-integratie bij een andere werkgever - het zogenaamde tweede spoor -, als bedoeld in artikel 25, negende lid, van de Wet WIA . Verweerder heeft aan het bestreden besluit ook uitsluitend ten grondslag gelegd dat de re-integratie-inspanningen van eiseres ten aanzien van het tweede spoor zonder deugdelijke grond onvoldoende zijn geweest.

Werknemer is op 2 oktober 2006 arbeidsongeschikt geraakt. Tussen partijen is niet in geschil dat re-integratie van werknemer bij eiseres in ieder geval niet meer mogelijk was na 21 december 2007 (de datum waarop de bedrijfsarts, anders dan voorheen, heeft geoordeeld dat re-integratie bij een andere werkgever - het zogenaamde tweede spoor - tot de mogelijkheden behoorde). Niet is geschil is verder dat eiseres wist, dan wel behoorde te weten, dat zij zich na 21 december 2007 moest inspannen voor het bevorderen van de re-integratie van de werknemer in het tweede spoor en dat zij bekend kan worden geacht te zijn geweest met de middelen en activiteiten die daarbij ingezet en verricht kunnen worden.

Gezien de voorliggende geschilpunten zal de rechtbank allereerst beoordelen of verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat de re-integratie-inspanningen van eiseres na 21 december 2007 zonder deugdelijke grond onvoldoende zijn geweest. Immers indien dit het geval is geweest, kan het bestreden besluit reeds om die reden in beginsel de toetsing in rechte doorstaan.

Dienaangaande wijst de rechtbank op de uitspraak van de CRvB van 28 oktober 2009, LJN BK1570, waarin de CRvB heeft overwogen dat volgens de Beleidsregels bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop staat. Als een bevredigend resultaat is bereikt, is volgens het beoordelingskader voldaan aan de wettelijke eis dat werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien het Uwv het resultaat niet bevredigend acht, zal volgens de Beleidsregels bij de beoordeling worden ingezoomd op datgene wat door de werkgever en werknemer daadwerkelijk ondernomen is. Indien er geen bevredigend re-integratieresultaat bereikt is, maar het Uwv de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader wel voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Dat is evenmin het geval als het Uwv de re-integratie-inspanningen weliswaar onvoldoende acht, maar tot het oordeel komt dat de werkgever daarvoor een deugdelijke grond heeft. Van werkgever en werknemer worden geen re-integratie-inspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever. De CRvB merkt de Beleidsregels aan als beleidsregels in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb, over de uitleg van de artikelen 65 en 25, negende lid, van de Wet WIA .

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht aangenomen dat in dit geval geen sprake is van een bevredigend resultaat als bedoeld in de Beleidsregels. Vaststaat immers dat het in de periode die hier ter beoordeling staat niet is gekomen tot werkhervatting van werknemer. Dat brengt mee dat verweerder gelet op de Beleidsregels kon toekomen aan een beoordeling van de re-integratie-inspanningen.

De CRvB heeft in voornoemde uitspraak van 28 oktober 2009 verder overwogen dat het besluit tot oplegging van de loonsanctie een door het Uwv ambtshalve genomen besluit met een voor de werkgever belastend karakter is. Gelet daarop - en mede in aanmerking genomen de Beleidsregels - is het naar het oordeel van de CRvB aan het Uwv om aannemelijk te maken dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, en daarbij te beoordelen of dit zonder deugdelijke grond is geschied. Uit artikel 65 van de Wet WIA volgt dat het bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen gaat om de vraag of de werkgever daartoe in redelijkheid heeft kunnen komen. Het Uwv dient zijn besluit in dit verband deugdelijk te motiveren en zal zich daarbij moeten houden aan de uitgangspunten van de Regeling procesgang en het beoordelingskader van de Beleidsregels. Bovenstaande eisen gaan niet zover dat het Uwv de concreet door eiseres te nemen stappen ten aanzien van de re-integratie van de werknemer moet formuleren. De concrete invulling van de re-integratie is een taak van eiseres als werkgever. Dat laat echter onverlet dat artikel 25, negende lid, van de Wet WIA meebrengt dat de door het Uwv bij het besluit tot oplegging van de loonsanctie gegeven motivering zodanig concreet dient te zijn, dat het de werkgever op basis daarvan voldoende duidelijk kan zijn waaruit zijn tekortkoming ten aanzien van de re-integratie-inspanningen bestaat. Immers, alleen dan zal de werkgever overeenkomstig artikel 25, negende lid, van de Wet WIA in de gelegenheid zijn om die tekortkoming te herstellen, aldus de CRvB.

Blijkens het bestreden besluit is de conclusie van verweerder met betrekking tot de re-integratie-inspanningen van eiseres neergelegd in de rapportages van de arbeidsdeskundige van 3 september 2008 en van de bezwaararbeidsdeskundige van 5 februari 2009. In eerstgenoemde rapportage is met name overwogen dat eiseres zeer laat iets aan de re-integratie van de werknemer heeft gedaan. Ook inhoudelijk acht verweerder het traject niet adequaat. De werknemer behoefde meer ondersteuning dan een enkel begeleidingsgesprek, om met zijn leeftijd en beperkingen ander passend werk te vinden. In de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige is die conclusie onderschreven.

De rechtbank leidt uit de gedingstukken af dat na 21 december 2007 de volgende re-integratie-inspanningen zijn verricht. Nadat de FML van 17 januari 2008 ter kennis van eiseres is gekomen, heeft eiseres in februari 2008 contact opgenomen met re-integratiebedrijf Pro Actief. Op 27 maart 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en een medeweker van Pro Actief, op 16 mei 2008 heeft een medewerker van Pro Actief het bedrijf van eiseres bezocht en heeft aldaar een gesprek plaatsgevonden. Op 20 mei 2008 heeft deze medewerker een traject-voorstel gedaan. Daarin heeft hij opgenomen:

“CV beoordelen en eventueel voorzien van tips of advies; bemiddelingsberoepen verder uitdiepen; bemiddeling naar ander werk bij een andere werkgever.”

Vervolgens heeft de medewerker van Pro Actief op 9 juni 2008 opnieuw met werknemer gesproken en op 27 juni 2008 heeft hij een voortgangsrapportage uitgebracht. In deze rapportage heeft hij onder meer melding gemaakt van een opgesteld trajectplan 2e spoor van 31 maart 2008. Voorts heeft hij daarin opgenomen dat de werknemer slechts korte afstanden kan autorijden en voorts dat geen passende vacatures zijn gevonden.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in de periode na 21 december 2007 onvoldoende en onvoldoende voortvarend re-integratie- inspanningen heeft verricht alsook dat deze tevens inhoudelijk te beperkt zijn geweest. Het had op de weg van eiseres gelegen meer concrete activiteiten in te zetten, zoals de door verweerder aangevoerde mogelijkheden van loopbaanonderzoek, re-integratiebegeleiding en het volgen van cursussen, een training of een opleiding. Daarnaast heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat tussen de verschillende momenten waarop enige actie is ondernomen teveel tijd heeft gezeten. Tussen februari 2008 en 27 juni 2008 zijn eiseres en het door haar ingeschakelde re-integratiebureau onvoldoende voortvarend te werk gegaan. De rechtbank vermag niet in te zien dat Pro Actief tussen februari 2008 en 20 mei 2008 zoveel tijd nodig heeft gehad om tot een eerste rapportage te komen. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat in de rapportage van 27 juni 2008 weliswaar melding wordt gemaakt van de opstelling van een trajectplan 2e spoor van 31 maart 2008, maar dit plan bevindt zich niet onder de stukken, zodat daaraan geen betekenis kan worden toegekend. Ook na 20 mei 2008 heeft Pro Actief onnodig veel tijd laten verstrijken om concrete re-integratieactiviteiten voor te stellen. Onder meer valt niet in te zien dat eerst op 6 oktober 2008 door Pro Actief de conclusie is getrokken dat er niet anders restte dan werknemer voor werk in WSW verband voor te dragen.

Van een deugdelijke grond voor de hiervoor geschetste tekortkomingen van eiseres is de rechtbank niet gebleken.

Tenslotte overweegt de rechtbank dat niet in geding is dat eiseres voor de geleverde diensten van het door haar ingeschakelde re-integratiebureau verantwoordelijk is, zodat het te trage handelen van Pro Actief aan haar is toe te rekenen.

De rechtbank komt alles overziend dan ook tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.

Beslist wordt daarom als volgt.

4. Beslissing

De rechtbank Groningen,

RECHT DOENDE,

- verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S. Stenfert Kroese en in het openbaar uitgesproken

op 18 februari 2010, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Pot als griffier.

De griffier,

De rechter,

De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Rechtbank van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA in Utrecht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature