Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Naar het oordeel van de rechtbank staat het stellen van eiseres onder adequate behandeling op gespannen voet met het in het medisch protocol gestelde dat de medisch adviseur (verdere) medicalisering zoveel mogelijk zal vermijden. Daarenboven spreken artikel 2.4, tweede lid, aanhef en onder a, van de Regeling inburgering en het protocol van lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject. Met het voorstellen van de behandeling is de medisch adviseur getreden buiten de aanwijzingen, richtlijnen en feiten om door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek tot een goed oordeel en een onderbouwd advies te komen in het kader van een aanvraag voor ontheffing van het inburgeringsexamen. Volgens het medisch protocol had [A], arts en medisch adviseur dan ook niet mogen adviseren dat voor de psychische klachten van eiseres behandeling mogelijk is, al dan niet in gespecialiseerde behandelinstituten en dat bij het volgen en het volhouden van de behandeling niet uitgesloten kan worden dat het functioneren van eiseres zoveel verbetert dat ze zonder extra maatregelen in staat is het inburgeringsexamen binnen 5 jaar te behalen. Verweerder had zich daarvan dienen te vergewissen. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat het advies tot niet meer strekt dan dat met het oog op het zeer trage leertempo in de eerste jaren van 2000 aannemelijk is dat eiseres in de huidige psychische toestand niet snel genoeg kan leren om binnen 5 jaar het gewenste taalniveau te behalen.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Sector Bestuursrecht

Enkelvoudige kamer

Reg.nr.: AWB 08/5204 WIB R T3

Uitspraak in het geding tussen

[…], wonende te Capelle aan den IJssel, eiseres,

gemachtigde mr. S.R. Nohar,

en

Het college van burgemeester en wethouders der gemeente Capelle aan den IJssel, verweerder, gemachtigde mr. drs. […].

1 Ontstaan en loop van de procedure

Op 31 augustus 2007 heeft eiseres aan verweerder gevraagd om ontheffing van de inburgerings¬plicht.

Bij brief van 15 mei 2008 is eiseres meegedeeld dat zij volgens de Wet inburgering (Wi) inburgeringsplichtig is, hetgeen betekent dat zij binnen vijf jaar moet slagen voor het inburgeringsexamen. Eiseres dient uiterlijk 15 mei 2013 het inburgeringsexamen te behalen. Indien zij het inburgeringsexamen niet behaalt voor deze datum kan zij een boete krijgen.

Bij brief van 31 mei 2008 heeft eiseres bezwaar gemaakt.

Op 9 juli 2008 is eiseres gehoord door de Algemene Kamer van de commissie bezwaarschriften.

Op 26 september 2008 heeft de Algemene Kamer van de commissie bezwaarschriften advies uitgebracht aan verweerder.

Bij besluit van 4 november 2008 heeft verweerder onder overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie het door het hoofd van de afdeling Sociale Zaken onbevoegd genomen besluit van 15 mei 2008 bekrachtigd en het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 16 december 2008 beroep ingesteld.

Verweerder heeft bij brief van 17 februari 2009 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2009. Eiseres is verschenen vergezeld van mr. B. de Haan, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde, vergezeld van […]. Als tolk is verschenen M. el Amiri.

2 Overwegingen

1.1 Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wi is inburgeringsplichtig de vreemdeling met rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 die:

a. anders dan voor een tijdelijk doel in Nederland verblijft, of

b. geestelijk bedienaar is.

1.2 Ingevolge artikel 6, eerste lid van de Wi ontheft het college de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, indien die inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen.

Ingevolge het tweede lid kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorzien in:

a. verdere ontheffing van de inburgeringsplicht, en

b. nadere regels omtrent de toepassing van het eerste lid.

1.3 Artikel 2 van het Besluit inburgering bepaalt dat:

1. Bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, legt de inburgeringsplichtige een advies over van een door het college aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in het betreffende register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg .

2. Het college geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

3. Indien het college, op grond van het advies, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen slechts kan afleggen onder bijzondere examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, wordt in de beschikking vermeld welke bijzondere examenomstandigheden het betreft.

4. De ontheffing kan worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald.

5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing alsmede omtrent het advies, bedoeld in het eerste lid.

1.4 Artikel 2.4 van de Regeling inburgering bepaalt dat:

1. Het advies, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, bevat in ieder geval een oordeel met betrekking tot het verlenen dan wel het weigeren van de ontheffing van de inburgeringsplicht en, indien van toepassing, noodzakelijke bijzondere examenomstandigheden als bedoeld in artikel 3. 2.

2. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, adviseert tot ontheffing van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige:

a. aanpassingen in het voorbereidingstraject op het inburgeringsexamen nodig heeft en daarbij niet kan worden volstaan met lichte aanpassingen, of

b. bijzondere examenomstandigheden nodig heeft om het inburgeringsexamen te kunnen behalen en de bijzondere examenomstandigheden, bedoeld in artikel 3.2, hiertoe niet toereikend zijn.

3. De arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, stelt het advies op conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling.

1.5 Artikel 2.8 van de Regeling inburgering bepaalt dat:

1. Bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, legt de inburgeringsplichtige een advies over van een door het college aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in het betreffende register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg .

2. Het college geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.

3. Indien het college, op grond van het advies, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen slechts kan afleggen onder bijzondere examenomstandigheden die zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inburgeringsplichtige, wordt in de beschikking vermeld welke bijzondere examenomstandigheden het betreft.

4. De ontheffing kan worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald.

5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlening van de ontheffing alsmede omtrent het advies, bedoeld in het eerste lid.

1.6 Ingevolge artikel 2.4, derde lid, van de Regeling inburgering stelt de arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het besluit, het advies op conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling.

In het protocol medische advisering dat is opgenomen in bijlage 4 bij deze regeling is - voor zover thans van belang - bepaald dat:

“ De inburgeringsplichtige kan (conform artikel 6 Wet inburgering) door het college van burgemeester en wethouders worden ontheven van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap die zodanig is dat de inburgeringsplichtige het examen blijvend niet zal kunnen behalen. Het college zal over deze aanvraag een besluit nemen op basis van een medisch advies over betrokkene.

Dit medisch advies wordt opgesteld door de medisch adviseur die daartoe door de betreffende gemeente is aangewezen. De medisch adviseur dient een onafhankelijk arts te zijn - derhalve niet zijnde een behandelend arts van betrokkene - die is ingeschreven in het BIG-register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De medisch adviseur dient op de hoogte te zijn van relevante wet- en regelgeving ten aanzien van het inburgeringsexamen en van de mogelijke examenomstandigheden. Daarnaast staat het de gemeente vrij om extra eisen te stellen aan de medisch adviseur, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van scholing. De gemeente en medisch adviseur kunnen werkafspraken maken over onder andere de wijze van betaling van het medisch advies (voor rekening van betrokkene), informatieverschaffing aan betrokkene en de verdere gang van zaken.

Op het moment dat een inburgeringsplichtige zich meldt bij de gemeente met het verzoek om een ontheffing, zal de gemeente de betrokkene verwijzen naar deze medisch adviseur.

De medisch adviseur stelt vervolgens vast of er een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap is waardoor de betrokkene het examen binnen een termijn van vijf jaar al dan niet kan behalen. Tevens kan de medisch adviseur vaststellen dat het examen wel kan worden behaald, zij het met een aanpassing van de examenomstandigheden, de zogenaamde bijzondere examenomstandigheden of met lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject.

De inburgeringsplichtige zal vervolgens het medisch advies bij zijn aanvraag tot ontheffing moeten voegen, waarna het college conform artikel 2.8 lid 2 Besluit inburgering binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking geeft. De gemeente heeft een vergewisplicht (conform art. 3.10 Algemene wet bestuursrecht), maar treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van het (medisch) advies. De vergewisplicht houdt in dat de gemeente naast het controleren van de formulieren op het juist en volledig invullen hiervan, zich er van moet vergewissen dat het onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.”

[…]

“Verificatie medisch advies door gemeente of IND

Het medisch advies wordt door de medisch adviseur aan betrokkene gezonden. Betrokkene zal vervolgens het medisch advies overleggen aan de gemeente of aan de IND.”

[…]

“Binnen de gemeente kan conform artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht een adviescommissie ten behoeve van de beslissing op het bezwaar worden ingesteld. Deze commissie gaat na of het college op zorgvuldige wijze en in redelijkheid en billijkheid tot de beslissing is gekomen. De commissie oordeelt hierbij niet inhoudelijk over het medisch advies dat aan de beschikking ten grondslag ligt. De medisch adviseur kan wel gevraagd worden om een nadere toelichting bij het medisch advies te geven door bijvoorbeeld aan te geven hoe het protocol is toegepast. Een overweging hiertoe kan zijn dat vanuit de behandelende sector verklaringen worden overlegd waardoor twijfel ontstaat of de gemeente de juiste beslissing heeft kunnen nemen. Daarnaast kan sprake zijn van een inmiddels gewijzigde medische situatie waarop de medisch adviseur kan reageren.”

[…]

“2. Medisch protocol

2.1. Begrippen

- Stoornis: een vermindering of afwijking van een somatisch, psychische of anatomische structuur of functie.

- Beperking: een vermindering of afwezigheid van een vaardigheid om bepaalde activiteiten te verrichten op eenzelfde wijze vergeleken met gezonde mensen.

- Belemmering: een verlies, in kwalitatieve of kwantitatieve zin, van het vermogen van een persoon om activiteiten te verrichten of gedrag te vertonen, overeenkomstig zijn leeftijd, geslacht en de fysieke en sociaal-culturele omgeving.

2.2. Algemeen

Dit medisch protocol bevat ten behoeve van de medisch adviseur aanwijzingen, richtlijnen en feiten om door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek tot een goed oordeel en een onderbouwd advies te komen in het kader van een aanvraag voor ontheffing van het inburgeringsexamen.

De medisch adviseur kan al dan niet tot de overtuiging komen dat betrokkene op grond van medische stoornissen en daaruit voortvloeiende beperkingen niet in staat is het gehele inburgeringsexamen, binnen vijf jaar, ondanks de bijzondere examenomstandigheden (succesvol) te behalen.

Bij deze beoordeling wordt ook het voorbereidingstraject tot het afleggen van het inburgeringsexamen betrokken. Wanneer betrokkene niet zonder lichte aanpassingen in dit voorbereidingstraject het inburgeringsexamen kan behalen, zal hij moeten worden ontheven. Zijn de aanpassingen in het voorbereidingstraject gering, dan is dat geen reden voor een ontheffing.

Er wordt vanuit gegaan dat voor het kunnen afleggen van het voorbereidingstraject dezelfde vaardigheden van belang zijn als bij het kunnen behalen van het inburgeringsexamen. Mochten lichte aanpassingen nodig zijn voor het afleggen van het voorbereidingstraject dan zal de medisch adviseur dit in het advies aangeven.

Naast het protocol gelden uiteraard de gedragsregels van artsen zoals die door de KNMG zijn vastgesteld en tevens de in de medische adviespraktijk gangbare inzichten (indicerende en adviserende artsen, verzekeringsartsen, medisch adviseurs in het algemeen). Zo zal het onderzoek door de medisch adviseur op een voor betrokkene zo min mogelijk belastende wijze plaatsvinden. Lichamelijk onderzoek zal achterwege kunnen blijven indien de medisch adviseur op grond van de anamnese voldoende overtuiging voor zijn oordeel heeft verkregen. Bovendien zal reeds beschikbare informatie van de behandelsector in de overwegingen worden betrokken en kan indien nodig en met gerichte toestemming van betrokkene nadere informatie bij de behandelaar worden ingewonnen. De medisch adviseur zal (verdere) medicalisering zoveel mogelijk vermijden.”

[…]

“Prognose van de beperkingen

Het gaat bij de medische advisering niet primair om het stellen van een diagnose met de daarbij behorende prognose. Aan de hand van aandoeningen, stoornissen en beperkingen stelt de medisch adviseur een advies op ten aanzien van het wel of niet kunnen voorbereiden op het inburgeringsexamen (met lichte aanpassingen), het behalen van het examen, dan wel het examen afleggen met gebruikmaking van bijzondere examenomstandigheden. Het gaat hierbij, zoals eerder gesteld, om de overtuiging van de medisch adviseur.”

2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres gelet op de uitgebrachte medische adviezen niet heeft aangetoond dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald.

3 Eiseres kan zich niet verenigen met het standpunt van verweerder.

3.1 De rechtbank oordeelt als volgt.

3.2 Ambtshalve en ter informatie aan partijen oordeelt de rechtbank over de ontvankelijkheid van het beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft bij uitspraken van 16 september 2009 (LJN: BJ9229 en BJ9330) voorop gesteld dat een brief als die van 15 mei 2008 moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht . Deze brief markeert de aanvang van de termijn van vijf jaar waarbinnen eiseres het inburgeringsexamen dient te behalen op straffe van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 31 van de Wi en is daardoor op rechtsgevolg gericht. Hoewel de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep dateren van na de zitting van 4 september 2009 heeft de rechtbank het onderzoek niet heropend omdat een reactie van partijen niet kan afdoen aan het hiervoor gegeven ambtshalve oordeel.

3.3 De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar stelling dat nu het besluit van 15 mei 2008 onbevoegd door het hoofd van de afdeling Sociale Zaken namens het college is genomen, reeds om die reden het besluit ingetrokken had behoren te worden. Immers bij de beslissing op bezwaar, als in het bestreden besluit door verweerder ook gedaan, kan het ontbreken van een mandaat door het bestuursorgaan zelf worden gerepareerd door zelf de beslissing op bezwaar te nemen (Centrale Raad van Beroep, 17 januari 2002, LJN AE0459). Verweerder is beslissingsbevoegd ingevolge de Wi.

3.4 De grief van eiseres dat verweerder bij zijn oordeel ten onrechte voorbij is gegaan aan de conclusie in de rapportage van medisch onderzoek door Argonaut BV van 14 september 2006 kan niet slagen. De conclusie van dat rapport is dat eiseres niet in staat is arbeid te verrichten. Dat advies is gegeven in het kader van de Wet werk en bijstand ter beoordeling of eiseres ontheven kan worden van de op haar rustende arbeidsverplichting volgens deze wet en niet gegeven in het kader van de Wi ter beoordeling dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald. Ook is wel degelijk door de arts [A] op 12 augustus 2008 in zijn rapportage medisch advies ontheffing inburgeringsexamen de rapportage van medisch onderzoek door Argonaut BV van 14 september 2006 betrokken, zodat de stelling dat verweerder bij zijn besluitvorming het onderzoek door Argonaut BV niet heeft betrokken feitelijke grondslag ontbeert. De arts [A] heeft ten aanzien van het onderzoek door Argonaut BV uitdrukkelijk geconcludeerd dat op praktische gronden niet tot arbeidsongeschiktheid is besloten omdat een hoog verzuim een arbeidsrelatie in de weg staat. Hieruit mag niet worden geconcludeerd dat er ook geen leerinspanning geleverd kan worden omdat een scholingsrelatie iets anders is als een arbeidsrelatie, aldus de arts.

3.5 De rechtbank kan eiseres eveneens niet volgen in haar grief dat verweerder onzorgvuldig is omgegaan met eiseres door haar eerst bij het besluit van 15 mei 2008 ter hand te stellen de rapportage van medisch onderzoek door Argonaut BV van 21 november 2007 ter beoordeling dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald. Bij brief van 6 december 2007 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat de uitkomst van de rapportage is ontvangen en haar uitgenodigd de uitkomst op 13 december 2007 te bespreken. Dat eiseres eerst met het bestreden besluit kennis heeft kunnen nemen van de rapportage mist dan ook feitelijke grondslag. Ook is eiseres als uit de rapportage blijkt tijdens het consult op de hoogte gesteld van de strekking van het advies.

De conclusie van Argonaut BV strekt tot dat:

Eiseres heeft nooit behandeling van haar psychische klachten gehad. Daarom dient aangegeven te worden dat eiseres voor haar psychische klachten (waar de hoofdpijn mee samenhangt) onder behandeling kan gaan. De verwachting is dat zij dermate zal kunnen verbeteren dat zij normaal kan voldoen aan de eisen die gesteld worden ten aanzien van het inburgeren. Er kan dus niet worden gesteld dat zij door medische redenen blijvend niet in staat is om het inburgeringsexamen te behalen. Betrokkene wordt dus op medische gronden in staat geacht binnen een termijn van 5 jaar het inburgeringsexamen te behalen. Aanpassingen van de examenomstandigheden zijn niet noodzakelijk.

Vervolgens heeft eiseres zich blijkens het bezwaarschrift op aanraden van haar huisarts onder behandeling gesteld van de psycholoog drs. […]. Naar aanleiding van de verklaring van de psycholoog van april 2008 heeft verweerder besloten een second opinion te vragen. Vervolgens is door de arts [A] op 12 augustus 2008 een rapportage medisch advies ontheffing inburgeringsexamen in bezwaar uitgebracht. Ten aanzien van de brief uit april 2008 wordt in het rapport opgemerkt dat de brief van de psycholoog geen argumenten geeft waarom een behandeling van de klachten die de leermogelijkheden van eiseres negatief beïnvloeden onmogelijk of contra-geïndiceerd is.

De rapportage van [A] concludeert het volgende:

“Betrokkene is bekend met lichamelijke en psychische klachten. Tenminste een deel van de klachten staat in relatie tot de trauma’s in Irak.

De lichamelijke klachten brengen beperkingen met zich mee in belastbaarheid voor zware lichamelijke activiteiten. Aangezien scholing geen zware lichamelijke activiteit is, kan betrokkene in staat worden geacht deze fysieke inspanning te volbrengen.

De lichamelijke klachten brengen beperkingen met zich mee door een beperking in beschikbaarheid door veelvuldig verzuim. De klachten maken de leerinspanning zélf niet onmogelijk. Mogelijk is er een relatie tussen de lichamelijke klachten en de psychische problematiek.

De lichamelijke klachten brengen beperkingen met zich mee, die negatieve invloed hebben op het leerproces zélf. Dit betekent dat betrokkene in de huidige psychische toestand nu slechts beperkt in staat is om scholing te volgen om taal te leren. Met het oog op het zeer trage leertempo in de eerste jaren van 2000 is aannemelijk dat betrokkene in de huidige psychische toestand niet snel genoeg kan leren om binnen 5 jaar het gewenste taalniveau te behalen.

Echter, voor de psychische klachten is behandeling mogelijk, al dan niet in gespecialiseerde behandelinstituten. Niet uitgesloten kan worden dat behandeling het functioneren van betrokkene zoveel verbetert, dat ze zonder extra maatregelen in staat is het inburgeringsexamen binnen 5 jaar te behalen.

Betrokkene is in de huidige lichamelijke en psychische toestand naar alle waarschijnlijkheid niet in staat om het inburgeringsexamen binnen 5 jaar met goed gevolg af te leggen. Wanneer ze zich onder adequate behandeling stelt én volhoudt, bestaat nog steeds de mogelijkheid van een zodanige verbetering van functioneren, dat ze zonder extra maatregelen het inburgeringsexamen binnen 5 jaar kan behalen.”

Deze conclusies sluiten aan bij de rapportage van medisch onderzoek door Argonaut BV van 21 november 2007 voor wat betreft het zich onder behandeling stellen. Echter wijken deze conclusies af wat de onderbouwing betreft. De onderbouwing bij Argonaut BV is summier migraine, gevoelde somberheid en dat de huisarts eiseres heeft aangeraden zich onder behandeling te stellen. De rapportage van [A] is uitgebreid onderbouwd. De rapportage [A] concludeert dat eiseres naar alle waarschijnlijkheid niet in staat is om het inburgeringsexamen binnen 5 jaar met goed gevolg af te leggen. Wanneer ze zich onder adequate behandeling stelt én volhoudt, bestaat nog steeds de mogelijkheid van een zodanige verbetering van functioneren, dat ze zonder extra maatregelen het inburgeringsexamen binnen 5 jaar kan behalen, aldus de rapportage [A]. Naar het oordeel van de rechtbank staat het stellen van eiseres onder adequate behandeling op gespannen voet met het in het medisch protocol gestelde dat de medisch adviseur (verdere) medicalisering zoveel mogelijk zal vermijden. Daarenboven spreken artikel 2.4, tweede lid, aanhef en onder a, van de Regeling inburgering en het protocol van lichte aanpassingen in het voorbereidingstraject. Met het voorstellen van de behandeling is de medisch adviseur getreden buiten de aanwijzingen, richtlijnen en feiten om door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek tot een goed oordeel en een onderbouwd advies te komen in het kader van een aanvraag voor ontheffing van het inburgeringsexamen. Volgens het medisch protocol had [A], arts en medisch adviseur dan ook niet mogen adviseren dat voor de psychische klachten van eiseres behandeling mogelijk is, al dan niet in gespecialiseerde behandelinstituten en dat bij het volgen en het volhouden van de behandeling niet uitgesloten kan worden dat het functioneren van eiseres zoveel verbetert dat ze zonder extra maatregelen in staat is het inburgeringsexamen binnen 5 jaar te behalen. Verweerder had zich daarvan dienen te vergewissen. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat het advies tot niet meer strekt dan dat met het oog op het zeer trage leertempo in de eerste jaren van 2000 aannemelijk is dat eiseres in de huidige psychische toestand niet snel genoeg kan leren om binnen 5 jaar het gewenste taalniveau te behalen.

4 Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering, hetgeen in strijd is met artikel 7:12, eerste lid van de Awb .

5 De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, zoals dit luidde ten tijde van het instellen van het beroep, vastgesteld op € (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 644.- en wegingsfactor 1).

III Beslissing

De rechtbank,

recht doende:

1 verklaart het beroep gegrond;

2 vernietigt het bestreden besluit;

3 bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;

4 veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,- ;

5 bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 145.- vergoedt.

Aldus gedaan door mr. F.H.J. Brekelmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 16 februari 2010.

Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA te Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.

Afschrift verzonden op [v]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature