Uitspraak
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Zittinghoudende te Roermond
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Vreemdelingenkamer
Procedurenummer: AWB 10 / 3894
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 94 juncto artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000)
inzake
[eiseres], volgens haar verklaring geboren op [geboortedatum 1] dan wel op [geboortedatum 2] en van Chinese nationaliteit, verblijvende in het [adres],
hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen, advocaat te Roermond,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Op 29 januari 2010 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
1.2. Bij beroepschrift van 29 januari 2010 is namens eiseres beroep ingesteld. Ingevolge het bepaalde in artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt dit beroep tevens een verzoek tot toekenning van schadevergoeding in.
1.3. Bij faxbericht van 8 februari 2010 heeft verweerder nadere informatie verstrekt en een nader stuk ingezonden.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2010, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.H.F. Pols. Als tolk in de Chinese taal was aanwezig ir. H.Y. Liu.
1.5. Met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verschaffen.
1.6. Bij faxbericht van 11 februari 2010 heeft verweerder de gevraagde informatie toegezonden. De gemachtigde van eiseres heeft hierop bij faxbericht van 12 februari 2010 gereageerd.
1.7. Het onderzoek ter zitting is op 17 februari 2010 hervat. Eiseres heeft zich daarbij laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.B. Deckers.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank beoordeelt thans of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring in overeenstemming is met deze wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is.
2.2. Namens eiseres is – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verweerder had dienen te volstaan met een lichter middel dan inbewaringstelling en zicht op uitzetting ontbreekt.
2.3. De rechtbank overweegt als volgt.
2.4. Verweerder heeft eiseres krachtens artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres:
- niet in het bezit is van een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000 ;
- niet beschikt over voldoende middelen van bestaan ;
- eerder niet rechtmatig in Nederland heeft verbleven;
- zich niet heeft gehouden aan haar vertrektermijn;
- zich niet heeft gemeld bij de Korpschef;
- niet meewerkt aan haar vertrek uit Nederland.
2.5. Bovenstaande gronden zijn onbestreden gebleven en vormen bovendien voldoende grond ernstig te vermoeden dat eiseres zich aan haar uitzetting zal onttrekken.
2.6. De rechtbank overweegt verder als volgt.
2.7. Uit de gedingstukken alsmede het verhandelde ter zitting is gebleken dat op 6 januari 2010 voor eiseres een aanvraag tot afgifte van een laissez-passer voor China is ingevuld. Deze aanvraag is op 14 januari 2010 ingediend bij de Chinese autoriteiten. Voorts is op 3 februari 2010 contact gelegd met de afdeling Bijzonder Vertrek en Boekingen om te onderzoeken of een uitzetting van eiseres met de beschikbare documenten, waaronder een originele identiteitskaart en een kopie van een paspoort, tot de mogelijkheden behoort. Op 10 februari 2010 heeft de afdeling Bijzonder Vertrek en Boekingen medegedeeld dat eiseres met gebruikmaking van een EU-Staat en de door haar overgelegde documenten, waaronder een geldige originele identiteitskaart en een kopie van een tot 2017 geldig paspoort, met KLM kan worden uitgezet naar China. Vervolgens is op 11 februari 2010 ten behoeve van eiseres een vlucht naar China aangevraagd. Ten tijde van het sluiten van het onderzoek was nog geen vluchtdatum bekend.
2.8. De rechtbank is, gelet op verweerders mededeling dat in 2009 geen gedwongen vertrek op grond van in 2009 verkregen laissez-passers heeft plaatsgevonden en gelet op onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 december 2008 (LJN: BG9500, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl), van oordeel dat de voor eiseres bij de Chinese autoriteiten ingediende laissez passer aanvraag als kansloos moet worden aangemerkt. Dit betekent echter niet dat gezegd kan worden dat zicht op uitzetting ontbreekt. Eiseres kan immers met gebruikmaking van een EU-Staat en de door haar overgelegde documenten met KLM naar China worden uitgezet en hiertoe heeft verweerder inmiddels een vlucht aangevraagd.
2.9. Voor zover eiseres een beroep heeft gedaan op het toepassen van een lichter middel dan inbewaringstelling, overweegt de rechtbank dat toepassing van een lichter middel dan vrijheidsbeneming een discretionaire bevoegdheid van verweerder is, die de rechtbank slechts terughoudend dient te beoordelen. Dat brengt met zich, dat de rechtbank het besluit van verweerder heeft te respecteren, tenzij gezegd moet worden dat verweerder bij de uitoefening van zijn bevoegdheid in strijd heeft gehandeld met een geschreven of ongeschreven rechtsregel dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. In het bijzonder dient te worden bezien of verweerder een zorgvuldige afweging heeft gemaakt van de persoonlijke belangen van verzoekster tegen het algemeen belang dat verweerder dient te behartigen. Gezien de gronden waarop de maatregel berust en dan met name de gronden dat eiseres zich niet heeft gehouden aan haar vertrektermijn en zij geen medewerking verleent aan haar terugkeer heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in beginsel het risico niet hoeven aanvaarden dat eiseres zich op het moment dat haar uitzetting aanstaande is aan die uitzetting zal ontrekken.
2.10. Ook overigens is de rechtbank van oordeel, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
2.11. Het vorenstaande maakt dat de vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59 van de Vw 2000 in rechte stand kan houden en het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
2.12. Vorenstaand oordeel brengt met zich dat een grondslag voor toekenning van schadevergoeding ontbreekt.
2.13. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
2.14. Mitsdien wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier-Dassen in tegenwoordigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2010.
w.g. mr. D.D.R.H. Lechanteur,
griffier
w.g. mr. L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier-Dassen,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Afschrift verzonden: 18 februari 2010.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij:
Raad van State
Afdeling bestuursrechtspraak
Hoger beroep vreemdelingenzaken
Postbus 16113
2500 BC ’s-Gravenhage
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.