Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/9195, 06/10022 en 06/10023
Uitspraakdatum: 1 april 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Y, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft ten name van eiseres verklaringen afgegeven in de zin van artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet welke inhouden dat eiseres voor de jaren 2001, 2004 en 2005 niet voldoet aan de in het eerste lid van het genoemde artikel gestelde voorwaarden voor de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen (hierna ook: de positieve verklaring).
1.2. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de onderhavige beschikkingen gehandhaafd (2001 en 2005) respectievelijk niet-ontvankelijk verklaard (2004). Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
1.3. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2008 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen A, tot bijstand vergezeld van zijn gemachtigde Q en B. Namens verweerder is verschenen R, bijgestaan door S.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1 Eiseres is jonger dan 65 jaar en woont in Nederland.
2.2. Op 14 juli 2000 heeft eiseres zich in het handelsregister laten inschrijven met de eenmanszaak “C”. Blijkens een uitreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam luidt de bedrijfsomschrijving de im- en export van en de groothandel in levensmiddelen, zuidvruchten en bakkerij grondstoffen. Op 17 augustus 2004 heeft eiseres zich in hetzelfde handelsregister laten inschrijven met de eenmanszaak D met als bedrijfsomschrijving im- en export van en groothandel in partijgoederen (wisselende partijen). Daarnaast heeft eiseres een opleiding gevolgd aan de Rietveld Academie in Amsterdam en maakt zij schilderijen.
2.3 Eiseres heeft voor de jaren 2000, 2002 en 2003 positieve verklaringen voor de verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen ontvangen.
Jaar 2001
2.4 Bij beschikking met dagtekening 29 juli 2005 heeft verweerder geweigerd aan eiseres een positieve verklaring af te geven in de zin van artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet welke inhoudt dat eiseres voor het jaar 2001 niet voldoet aan de in het eerste lid van het genoemde artikel gestelde voorwaarden voor de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen (hierna: de positieve verklaring over 2001).
De verklaring vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“Hierbij deel ik u mede dat ik weiger voor het jaar 2001 een verklaring verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen aan u af te geven omdat u niet aan de voorwaarde voldoet dat u winst geniet uit een (Nederlandse) onderneming die u feitelijk voor eigen rekening drijft.
Om als zelfstandige in de zin van de Waz aangemerkt te kunnen worden dient u feitelijk voor eigen rekening een onderneming te drijven waarvan de inkomsten voor de Wet inkomstenbelasting als winst uit onderneming worden belast. Dat is bij u niet het geval.
Dit is een voor bezwaar vatbare beschikking. Als u het niet eens bent met de beschikking, moet u binnen zes weken na dagtekening ervan een bezwaarschrift sturen naar de Belastingdienst.”
2.5 Bij uitspraak op bezwaar van 4 juli 2006 heeft verweerder de weigering tot afgifte van de positieve verklaring over het jaar 2001 gehandhaafd omdat eiseres niet als ondernemer kan worden aangemerkt en daarbij voorts – voor zover hier van belang – het volgende vermeldt:
“Omdat de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2001 niet is ingeleverd is ambtshalve een aanslag opgelegd. Omdat het bezwaarschrift tegen deze aanslag niet binnen de wettelijke termijn is ingediend is belanghebbende niet ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en is ambtshalve de aanslag niet verminderd omdat er geen gegevens zijn aangeleverd over het inkomen in de bezwaarfase. Het gerechtshof Amsterdam heeft de uitspraak op bezwaar overgenomen en het beroep ongegrond verklaard. Het ambtshalve verzoek om een alsnog ingediende aangifte in behandeling te nemen heeft er niet toe geleid dat belanghebbende als ondernemer is aangemerkt ”.
Eiseres heeft tegen deze uitspraak bij brief van 30 juli 2006 beroep ingesteld.
Jaar 2004
2.6 Met dagtekening 30 maart 2004 heeft verweerder aan eiseres een verklaring afgegeven in de zin van artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet welke inhoudt dat eiseres voor het jaar 2004 niet voldoet aan de in het eerste lid van het genoemde artikel gestelde voorwaarden voor de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen (hierna: de positieve verklaring over 2004).
2.7 Bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2004 is het bezwaar van eiseres tegen de negatieve verklaring over 2004 door verweerder niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Ambtshalve heeft verweerder overwogen dat er tevens niet voldaan is aan de voorwaarden om aan het verzoek tegemoet te komen.
Eiseres heeft tegen deze uitspraak bij brief van 1 oktober 2006 beroep ingesteld.
Jaar 2005
2.8 Met dagtekening 18 juli 2006 heeft verweerder aan eiseres een verklaring afgegeven in de zin van artikel 3d, tweede lid, van de Ziekenfondswet welke inhoudt dat eiseres voor het jaar 2005 niet voldoet aan de in het eerste lid van het genoemde artikel gestelde voorwaarden voor de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen (hierna: de positieve verklaring over 2005).
2.9. Bij uitspraak op bezwaar van 25 september 2006 heeft verweerder de weigering tot afgifte van de positieve verklaring over het jaar 2005 gehandhaafd omdat eiseres niet als ondernemer kan worden aangemerkt.
Tegen deze uitspraak heeft eiseres bij brief van 25 september 2006 beroep ingesteld.
3. Geschil
3.1. In geschil is of eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar voor het jaar 2004. Voorts is in geschil of eiseres voor de jaren 2001, 2004 en 2005 als verzekerde in de zin van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet dient te worden aangemerkt.
3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij over de periode 2000 tot en met 2005 de in 2.2. genoemde in het handelsregister ingeschreven ondernemingen heeft uitgeoefend. Voorts stelt zij dat zij als gevolg van haar activiteiten als kunstschilder als ondernemer moet worden aangemerkt ondanks het feit dat er in deze periode geen omzet is behaald en dat zij tot op heden nog geen schilderijen heeft verkocht. Als gevolg van een strafrechtelijk onderzoek door de Douane/FIOD in de periode vanaf 1999 is het eiseres onmogelijk gemaakt om activiteiten te ontplooien.
3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de weigering tot afgifte van de verklaring verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen over 2004 niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding, als gevolg waarvan de beschikking onherroepelijk is komen vast te staan. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat eiseres niet als ondernemer kan worden aangemerkt, als gevolg waarvan is geweigerd een verklaring verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen af te geven voor de jaren 2001, 2004 en 2005.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2004 is het bezwaar van eiseres tegen de negatieve verklaring over 2004 door verweerder niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. Ambtshalve heeft verweerder overwogen dat er tevens niet voldaan is aan de voorwaarden om aan het verzoek tegemoet te komen. Het beroepschrift van eiseres is door de rechtbank ontvangen op 3 oktober 2006, derhalve na afloop van de termijn, waarmee de beschikking van 16 november 2004 onherroepelijk is komen vast te staan. Bijzondere omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat eiseres in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt van de termijnoverschrijding, zijn niet gesteld of gebleken.
4.2.Op grond van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet (tekst 2001) is verzekerd de zelfstandige die verzekerd is ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en wiens inkomen niet meer bedraagt dan € 19.650. Het tweede lid van voormeld artikel bepaalt dat de inspecteur aan de in het eerste lid genoemde zelfstandige bij een voor bezwaar vatbare beschikking een verklaring verstrekt waaruit blijkt dat deze zelfstandige voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
4.3 Op grond van de hiervoor weergegeven bepalingen dient voor de beoordeling van de verzekeringsplicht in de jaren 2001 en 2005 op de voet van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet , te worden bezien of eiseres in die jaren aangemerkt kan worden als zelfstandige. De rechtbank overweegt dienaangaande dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat eiseres in deze jaren één van de onder 2.2. vermelde ondernemingen (C en D) voor haar rekening heeft gedreven. Er zijn door eiseres geen stukken overgelegd op grond waarvan aannemelijk zou kunnen worden dat er in de jaren 2001 en 2005 activiteiten in deze onderneming(en) zijn ontplooid.
Ook de omstandigheid dat eiseres in 2005 schilderijen heeft vervaardigd betekent nog niet dat zij in dat jaar als ondernemer kan worden aangemerkt. Het is niet aannemelijk geworden dat eiseres bedrijfsmatige handelingen als kunstschilder heeft verricht of dat er redelijkerwijs kan worden verwacht dat op afzienbare termijn winst kan worden gemaakt.
Eiseres is derhalve terecht niet als verzekerde in de zin van artikel 3d, eerste lid, van de Ziekenfondswet aangemerkt.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart
- het beroep ter zake van de weigering tot afgifte van de positieve verklaring Ziekenfondswet zelfstandigen 2004 niet-ontvankelijk;
- de beroepen ter zake van de weigering tot afgifte van de positieve verklaringen Ziekenfondswet zelfstandigen over de jaren 2001 en 2005 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 april 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, rechter, in tegenwoordigheid van mr. O.C.H.C. Pilet, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.