Uitspraak
Parketnummer: 24-002017-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-490399-07
Arrest van 12 februari 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 31 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A. van der Lem,
advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het hoger beroep is beperkt tot de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 700,=, subsidiair 14 dagen hechtenis, en 7 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een
onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 675 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen
van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan
hem/haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren
waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002
heeft plaatsgevonden.
Bespreking verweer
Verdachte heeft gesteld dat hij tussen ongeveer 21.45 uur en het moment dat de politie hem aanhield om 23.56 uur (het tijdstip van het eerste directe contact) alcohol heeft gedronken en dat dat die 675 microgram alcohol heeft opgeleverd, omdat hij voordat hij met zijn auto is gaan rijden en tegen de auto van [slachtoffer] is gebotst niet had gedronken.
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een dergelijke "nadronk".
Ten eerste klopt die door verdachte genoemde periode van meer dan twee uren niet. Die vaststelling baseert het hof op de verklaringen van de aangever [slachtoffer], de getuige [getuige] en de gegevens van de politie. Daaruit is af te leiden dat de tijdspanne tussen de botsing met de auto van [slachtoffer] om 23.40 uur (melding bij de politie om 23.41 uur) en het contact tussen verdachte en de politie slechts 16 minuten is geweest.
Onaannemelijk is dat verdachte in zo'n korte tijd zoveel zou hebben gedronken als hij beweert. Bovendien wordt zijn bewering over de hoeveelheid gedronken alcohol tegengesproken door zijn vriend [naam], die sprak over een kleine slok die verdachte heeft genomen uit een champagneglas met daarin een donkere vloeistof, mogelijk cola gemixt met whiskey. Verdachtes bewering dat hij voor de botsing niets zou hebben gedronken wordt verder ontkracht door zijn eigen mededelingen aan [slachtoffer] en [getuige], toen zij hem aanspraken op de botsing. Tegenover hen heeft hij aangegeven dat ze de politie er niet bij moesten halen, omdat hij gedronken had/dronken was en dan zijn rijbewijs zou kwijtraken.
Het hof verwerpt het verweer en acht het te laste gelegde bewezen, met dien verstande dat het alcoholgehalte van zijn adem hoger was dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, omdat verdachte bij [naam] (mogelijk) een kleine slok whiskey-cola heeft gedronken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 11 mei 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een
onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994 hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder 1:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 .
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende.
Verdachte heeft op 11 mei 2007 als beginnend bestuurder een personenauto bestuurd, terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank. In die toestand is hij tegen een geparkeerde auto aangereden. Door het rijden onder invloed heeft verdachte het verkeer in gevaar gebracht.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 november 2009 blijkt, dat sprake is van aanvaarding van een transactievoorstel voor een soortgelijk feit binnen een periode van vijf jaren. Voormelde transactie merkt het hof aan als een strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in na te melden oriëntatiepunten.
Op grond van het vorenstaande en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten straftoemeting "rijden onder invloed motorrijtuigen beginnend bestuurder", acht het hof de oplegging van een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid (overeenkomstig schaal VI), welke straffen eveneens door de advocaat-generaal zijn gevorderd, niet alleen gerechtvaardigd, maar ook noodzakelijk.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard, dat hij, naast zijn studie, enkele uren per dag als pizzabezorger werkt, dat hij de pizza's bezorgt met een auto en dat hij zonder rijbewijs ernstig zou worden belemmerd in zijn werk als pizzabezorger.
In dit geval weegt het belang van de verkeersveiligheid zwaarder dan het belang dat verdachte heeft bij behoud van zijn rijbewijs. Verdachte was immers reeds een gewaarschuwd man en is wederom de fout in gegaan. Dat heeft hij overigens ook nog gedaan op 5 november 2006, waarvoor hij op 29 oktober 2007 (onherroepelijk) is veroordeeld. Daarom zal het hof de ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk aan verdachte opleggen.
Al het vorenstaande leidt ertoe dat aan verdachte een geldboete van € 750,= en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden wordt opgelegd.
Het hof heeft bij de vaststelling van de geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte in de mate waarin hij dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte zonder dat deze in zijn inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van zevenhonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Koolschijn, voorzitter, mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. Roes, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. Roes buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.