Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

voor recht verklaart dat [gedaagde] de schenking van € 693.371,63 vermeerderd met de rente vanaf het moment van openvallen van de nalatenschap tot aan de dag van inbreng, althans vanaf 5 juli 2008 tot aan de dag van inbreng, althans vanaf de dagvaarding tot aan de dag van inbreng, dient in te brengen in de nalatenschap van Moeder;

[gedaagde] te gebieden met [eiseres] en de overige kinderen van Moeder over te gaan tot de verdeling van de nalatenschap van Moeder ten overstaan en onder leiding van mr. E. Hitzeman, notaris te Spijkenisse, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, nadat na betekening van dit vonnis 30 dagen zijn verstreken;

[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK MIDDELBURG

64517 / HA ZA 08-4339 september 2009

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 64517 / HA ZA 08-433

Vonnis van 9 september 2009

in de zaak van

[eiseres],

wonende te Hellevoetsluis,

eiseres,

advocaat mr. C.J. IJdema te Middelburg

tegen

[gedaagde],

wonende te Stavenisse, gemeente Tholen,

gedaagde,

advocaat mr. J. Boogaard te Middelburg.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het vonnis van 19 november 2008

proces-verbaal van comparitie van partijen van 15 januari 2009

de conclusie van repliek

de conclusie van dupliek

de akte uitlating producties

de akte houdende correctie.

De feiten

Partijen zijn kinderen van [moeder], hierna “Moeder”. Moeder is overleden op 15 november 2006. Zij had zeven kinderen. Moeder was eigenaar van drie percelen bouwland, groot 9 ha en 61 are, gelegen aan de [adres] en [adres] in Hekelingen. Op 24 november 2004 heeft zij met betrekking tot deze percelen een “pachtovereenkomst inzake los land” gesloten met [gedaagde]. De pachtovereenkomst is goedgekeurd door de grondkamer van Zuid-Holland op 13 januari 1995. Op 19 december 1996 heeft Moeder deze percelen verkocht aan [gedaagde] voor een bedrag van fl. 720.750,00. ( fl. 75.000,00 per ha). Artikel 1 van de koopovereenkomst luidt als volgt:

De voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden ten overstaan van notaris Mr. J.A.A. Moerel ter standplaats Spijkenisse, of een plaatsvervanger, hierna te noemen: de notaris, op 1 maart 1997 of zoveel eerder of later als de doorverkoop door koper aan de Gemeente Spijkenisse zal plaatsvinden.

Verkoper zal meewerken aan een rechtstreekse eigendomsoverdracht naar de Gemeente Spijkenisse wanneer koper dit wenst.

Artikel 20 van de koopovereenkomst luidt als volgt:

(…)

Koper, tevens pachter van het registergoed, koopt het registergoed teneinde het registergoed door te verkopen aan de Gemeente Spijkenisse. Over de door koper bij de Gemeente Spijkenisse hoger bedongen of te bedingen koopprijs zal verkoper geen winstdeling vragen op grond van artikel 56i van de pachtwet .

Verkoper doet bij deze afstand van zijn aanspraken op grond van artikel 56i van de Pachtwet .

Bij akte d.d. 28 februari 1997 heeft Moeder de percelen aan [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft daarnaast twee andere door hem van andere pachters gepachte percelen gekocht voor respectievelijk fl. 50.000,00 per ha en fl. 80.000,00 per ha. [gedaagde] heeft vervolgens alle percelen doorverkocht en geleverd aan de gemeente Spijkenisse. De gemeente heeft voor die percelen in totaal fl. 3.941.730,00 betaald. De onverdeelde nalatenschap van Moeder dient nog te worden verdeeld.

Het geschil

[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

voor recht verklaart dat [gedaagde] de schenking van € 693.371,63 vermeerderd met de rente vanaf het moment van openvallen van de nalatenschap tot aan de dag van inbreng, althans vanaf 5 juli 2008 tot aan de dag van inbreng, althans vanaf de dagvaarding tot aan de dag van inbreng, dient in te brengen in de nalatenschap van Moeder;

[gedaagde] te gebieden met [eiseres] en de overige kinderen van Moeder over te gaan tot de verdeling van de nalatenschap van Moeder ten overstaan en onder leiding van mr. E. Hitzeman, notaris te Spijkenisse, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, nadat na betekening van dit vonnis 30 dagen zijn verstreken;

[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.

[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft met betrekking tot de van Moeder gekochte percelen een winst heeft gemaakt van fl. 159.000,00 per ha, derhalve fl. 1.527.900,00 oftewel € 693.371,63 in totaal. Op grond van artikel 56i Pachtwet dient de pachter het verschil tussen de waarde in pachtvrije staat, fl. 234.000,00 per ha, en de waarde die de pachter heeft betaald, fl. 75.000,00, aan de voormalige verpachter te vergoeden. Moeder en [gedaagde] hebben de werking van artikel 56i Pachtwet echter terzijde gesteld. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een verkapte schenking omdat Moeder bewust heeft afgezien van haar aanspraken op de haar op grond van artikel 56i van de pachtwet toekomende vergoeding. De schenking heeft plaatsgevonden op 19 december 1996. Op 1 januari 2003 is het nieuwe erfrecht ingevoerd. Vóór 1 januari 2003 gold dat een gift moest worden ingebracht tenzij de erflater uitdrukkelijk had bepaald dat de inbreng niet behoefde plaats te vinden. Moeder is overleden in november 2006. Artikel 139 Overgangswet bepaalt dat voor oude giften, gedaan voor 1 januari 2003, het oude systeem van inbreng is blijven gelden. Dit brengt met zich dat giften die Moeder vóór 1 januari 2003 heeft gedaan dienen te worden ingebracht tenzij de erflater anders heeft bepaald. Moeder heeft in haar testament niet laten opnemen dat schenkingen niet behoefden te worden ingebracht. Ondanks aanmaning heeft [gedaagde] geweigerd de schenking in te brengen.

[gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat Moeder de percelen op 28 februari 1997 aan hem heeft geleverd. Hij is nooit eigenaar geweest van de percelen. Hij heeft het recht op levering aan de gemeente Spijkenisse overgedragen. Er is geen sprake geweest van een schenking. Wanneer de pachter binnen 10 jaar doorverkoopt is hij aan de verpachter een vergoeding schuldig (artikel 56i Pachtwet). Bij de uitleg van de term “werkelijke waarde” is niet bepalend de waarde die het gepachte voor de pachter heeft. Indien het goed eigenschappen bezit die voor de pachter niet, maar voor derden wél van belang zijn, zullen deze bij de prijsbepaling in aanmerking worden genomen. In dit geval geldt dat het perceel voor [gedaagde] een speciale betekenis had. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat met deze speciale betekenis geen rekening mag worden gehouden bij de bepaling van de werkelijke waarde. Hoewel het bestemmingsplan dateert van 25 maart 1976 hebben de percelen nog steeds een agrarische bestemming. Bij de beoordeling van de waarde van de percelen dient derhalve uitsluitend rekening te worden gehouden met de agrarische waarde ter plaatse. Van een verkapte schenking is geen sprake. De pachterschadevergoeding kwam uitsluitend toe aan [gedaagde]. Moeder is niet verarmd en [gedaagde] is niet verrijkt. De stelling dat de schenking daarin bestaat dat Moeder bewust heeft afgezien op haar aanspraken op vergoeding op grond van artikel 56i Pachtwet snijdt geen hout. De notaris heeft verzuimd om in het testament van Moeder de gebruikelijke bepaling op te nemen betreffende het niet behoeven in te brengen van schenkingen in de nalatenschap. [gedaagde] betwist voorts dat hij gehouden is tot inbreng. De notaris heeft het vermogen van moeder berekend op € 576.668,20, oftewel € 82.381,20 voor iedere erfgenaam. Ingevolge artikel 4:233 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is inbreng niet verplicht, voor zover de waarde van de gift groter is dan het aandeel van de erfgenaam. Dit leidt ertoe dat de vordering van [eiseres] beperkt blijft tot € 82.381,20. Uit de verklaring van erfrecht blijkt dat er zeven erfgenamen zijn. Aan mevrouw [erfgename] hebben de erfgenamen een volmacht gegeven ter zake van het beheer van de nalatenschap. Tussen de erfgenamen bestaat nog verschil van mening over de verdeling van een onroerende zaak die deel uitmaakt van de nalatenschap. Nu niet alle erfgenamen in het geding zijn geroepen kan de vordering reeds om die reden niet worden toegewezen.

De beoordeling

De rechtbank passeert het beroep op niet ontvankelijkheid. Het enkele feit dat [eiseres] de overige erfgenamen niet in het geding heeft geroepen leidt niet tot niet ontvankelijkheid. De rechtbank zal vervolgens eerst stilstaan bij de vraag of er sprake is geweest van een (verkapte) schenking. Tussen partijen staat als onweersproken vast dat Moeder eigenaar was van drie percelen bouwland, groot 9 ha en 61 are, gelegen aan de [adres] en [adres] in Hekelingen, dat zij deze percelen op 24 november 1994 heeft verpacht aan [gedaagde] en dat [gedaagde] deze percelen op 19 december 1996 heeft gekocht van Moeder voor een bedrag van fl. 720.750,00 (fl. 75.000,00 per ha) om deze percelen door te verkopen aan de gemeente Spijkenisse. Verder staat vast dat [gedaagde] deze percelen (met enige andere percelen) vervolgens aan de gemeente Spijkenisse heeft verkocht voor een bedrag van fl. 234.000,00 per ha en op 28 februari 1997 aan de gemeente heeft geleverd. Tenslotte staat als onweersproken vast dat [gedaagde] met de verkoop van de van Moeder gekochte percelen een winst (door [gedaagde] aangeduid als “pachtschadeloosstelling”) heeft gerealiseerd van € 693.371,63. De rechtbank zal bij de verdere beoordeling van dit bedrag uitgaan. Op de verdeling van de nalatenschap is het op 1 januari 2003 ingevoerde nieuwe erfrecht van toepassing behalve wanneer het gaat om giften en schenkingen die vóór 1 januari 2003 hebben plaatsgevonden. In dat geval blijft op grond van artikel 139 van de Overgangswet het oude recht van toepassing. Ingevolge artikel 1132 BW (oud) moet onder schenking zowel de formele schenking als de materiële schenking verstaan worden. Daaronder valt ook de afstand van een vordering. Uit artikel 20 van de tussen Moeder en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst volgt dat partijen zich bewust zijn geweest van het feit dat Moeder jegens [gedaagde] aanspraak had op de op de in artikel 56i pachtwet bedoelde vergoeding en dat Moeder ten gunste van [gedaagde] bewust afstand gedaan van die vergoeding. Door afstand te doen van haar aanspraken op die vergoeding ten gunste van [gedaagde] heeft ten koste van het vermogen van Moeder een materiële bevoordeling van [gedaagde] plaatsgevonden. Die materiële bevoordeling dient als een schenking te worden aangemerkt. Indien vóór 1 januari 2003 een door de wet geroepen erfgenaam in de nederdalende lijn een schenking heeft ontvangen en niet is ontheven van zijn verplichting tot inbreng, blijft deze erfgenaam ook na dat tijdstip tot inbreng verplicht. Nu de schenking aan [gedaagde] heeft plaatsgevonden vóór het op 1 januari 2003 ingevoerde nieuwe erfrecht en gesteld, noch gebleken is dat hij van de verplichting tot inbreng is ontheven, dient [gedaagde] op grond van artikel 1132 (oud) BW de van Moeder ontvan gen schenking in de nalatenschap in te brengen. Vervolgens zal in het kader van de verdeling een berekening moeten worden gemaakt van ieders aandeel, rekening houdende met het bepaalde in artikel 4:233 lid 2 BW . De rechtbank zal de onder 1. verzochte verklaring voor recht derhalve geven. Op grond van artikel 4:233 lid 1 BW is [gedaagde] over zijn inbreng een rente verschuldigd van 6 procent per jaar vanaf de dag dat de nalatenschap is opengevallen.

Nu de overige erfgenamen geen partij zijn in deze procedure en [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat de overige erfgenamen nog van mening verschillen over de verdeling van een onroerende zaak die deel uitmaakt van de nalatenschap is de rechtbank van oordeel dat het gevraagde gebod om met de overige erfgenamen tot verdeling over te gaan niet toewijsbaar. De rechtbank zal die vordering derhalve afwijzen.

Nu ieder van partijen voor een deel in het ongelijk wordt gesteld zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren, zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

De beslissing

De rechtbank

verklaart voor recht dat [gedaagde] de schenking van € 693.371,63 vermeerderd met een rente van 6% vanaf het moment van openvallen van de nalatenschap tot aan de dag van inbreng dient in te brengen in de nalatenschap van Moeder;

wijst het meer of anders gevorderde af;

compenseert tussen partijen de proceskosten, zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature